RBROT 091222 KG, verzoek voorschot € 60.000,00 afgewezen; uit neurologisch rapport blijkt onvoldoende van beperkingen en causaal verband
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 091222 KG, verzoek voorschot € 60.000,00 afgewezen; uit neurologisch rapport blijkt onvoldoende van beperkingen en causaal verband
2.
De feiten
2.1.
Op 17 januari 2020 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij [eiser01] in zijn auto is aangereden door een verzekerde van Allianz in een bestelbus.
2.2.
Allianz heeft namens haar verzekerde aansprakelijkheid erkend. Allianz heeft de kosten van [eiser01] tot een bedrag van circa € 112.000,00 vergoed.
2.3.
Ten tijde van het ongeval werkte [eiser01] vanuit zijn eenmanszaak [naam eenmanszaak01] als opperman in de bouw. Als opperman zorgde [eiser01] voor de aanvoer van stenen en specie en verrichtte hij ook regelwerkzaamheden en aansturende taken. Daarnaast wierf [eiser01] als vennoot van het uitzendbureau Alfa Uitzendservice vof oppermannen die te werk werden gesteld bij verschillende opdrachtgevers.
2.4.
Op 20 maart 2020 hebben Allianz, daarbij vertegenwoordigd door CED Nederland B.V. (hierna: CED), en de belangenbehartiger van [eiser01] , [naam01] (hierna: [naam01] ) van Latent Letselschade, aan [naam02] (hierna: [naam02] ), registerarbeidsdeskundige bij Artoos Van der Ham Raijmakers B.V., de opdracht gegeven tot het instellen van een arbeidsdeskundig onderzoek.
2.5.
Op 6 april 2020 heeft [naam02] een rapport uitgebracht. Daarin staat dat [eiser01] sinds het ongeval forse pijn in de nek en schouders, uitstralend naar de rug en de linkerarm en -hand, alsook een bewegingsbeperking van de nek heeft, slecht slaapt, minder energie heeft en concentratieproblemen, geheugenklachten, spanningen en stress ervaart. De werkzaamheden van [eiser01] als opperman liggen sinds het ongeval stil en dit geldt eveneens voor 50% van de regelwerkzaamheden en aansturende taken. Ook heeft [eiser01] geen bemoeienis meer met het uitzendbureau. [naam02] adviseert om de re-integratie van [eiser01] vanuit twee invalshoeken te benaderen, namelijk verbetering van de belastbaarheid en vermindering van de belasting in het werk. Voor de verbetering van de belastbaarheid stelt hij een multidisciplinaire begeleiding door Together in Motion Letselrevalidatie (hierna: TiM) voor. Daarnaast adviseert hij om met een specialist te bekijken welke hulpmiddelen kunnen leiden tot vermindering van de arbeidsbelasting.
2.6.
In de periode van 7 augustus 2020 tot 15 juni 2021 heeft [eiser01] een multidisciplinair re-integratietraject bij TiM doorlopen. In een eindverslag van 17 juni 2021 staat dat het traject naar tevredenheid is afgesloten, maar dat het doel van volledige re-integratie niet is behaald. Verder is aangegeven dat [eiser01] in het najaar 2021 start met een opleiding tot machinist verreiker. Ook wordt [eiser01] in het eindverslag geadviseerd om zijn belastbaarheid op peil te houden door voldoende beweging en momenten van ontspanning en balans te houden tussen werk, privé en sociale activiteiten.
2.7.
In het najaar van 2021 heeft [eiser01] de opleiding tot machinist verreiker gevolgd. [eiser01] heeft zowel het theorie- als praktijkexamen gehaald.
2.8.
Op 21 februari 2022 heeft [naam03] (hierna: [naam03] ), personenschade-expert bij CED, [eiser01] bezocht. Bij dit bezoek is [naam01] eveneens aanwezig geweest. Dezelfde dag heeft [naam01] per e-mail aan [naam02] laten weten dat [naam03] , [eiser01] en zij tot de conclusie waren gekomen dat het voor [eiser01] niet mogelijk is om als machinist verreiker te werken omdat hij veel klachten ervaart bij het omhoog kijken. [naam01] heeft [naam02] daarom verzocht om te kijken welke functies/beroepen bij [eiser01] passen zonder al te veel opleidingsvereisten.
2.9.
Bij e-mail van 22 februari 2022 heeft [naam02] aan [naam01] het voorstel gedaan om een verzekeringsgeneeskundige expertise te laten verrichten om inzicht te krijgen in de actuele belastbaarheid van [eiser01] . Dit voorstel is ook voorgelegd aan Allianz/CED.
2.10.
Partijen hebben aan [naam04] (hierna: [naam04] ), neuroloog, de opdracht gegeven tot een neurologisch expertise van [eiser01] .
2.11.
Bij brief van 2 mei 2022 heeft [naam05] (hierna: [naam05] ) van CED aan [naam01] bericht dat zij nog terugkomt op het verzoek voor een verzekeringsgeneeskundige expertise. Volgens [naam05] zal de uitkomst van de neurologische expertise eerst moeten worden afgewacht.
2.12.
Bij brief van 30 mei 2022 heeft [naam05] aan [naam01] laten weten dat er in afwachting van de neurologische expertise geen verdere bevoorschotting plaats zal vinden.
2.13.
Bij brief van 20 juli 2022 heeft [naam06] (hierna: [naam06] ) van Ongevallen Analyse Nederland de uitkomst van een in opdracht van Allianz uitgevoerd onderzoek naar de impact (delta v) van de aanrijding met Allianz gedeeld. Volgens [naam06] lag de delta v tussen de 6 en 11 km per uur en is sprake geweest van een gemiddelde voertuigversnelling tussen de 1,7g en 3,1g.
2.14.
Op 18 augustus 2022 heeft [naam04] een conceptrapport aan partijen gezonden en hen in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. In het conceptrapport is reeds antwoord gegeven op door de medisch adviseurs van partijen gestelde vragen.
2.15.
Op 25 augustus 2022 heeft [naam07] (hierna: [naam07] ), verzekeringsarts/medisch adviseur bij Triage, aan [naam01] laten weten dat het conceptrapport volgens hem medisch inhoudelijk van goede kwaliteit is en geen aanleiding geeft om [naam04] aanvullend te bevragen. Volgens [naam07] is de causaliteit tussen de klachten van [eiser01] en het ongeval middels de neurologische expertise vast komen te staan, zodat tot verzekeringsgeneeskundig onderzoek dient te worden overgegaan.
2.16.
Bij brief van 6 september 2022 heeft [naam08] (hierna: [naam08] ), verzekeringsarts bij Sedgwick, aan [naam05] bericht dat het conceptrapport van [naam04] in principe van goede kwaliteit is, maar dat hij aanvullende vragen zal stellen over de beschrijving van de situatie zonder ongeval. Verder heeft hij opgemerkt dat met de expertise vast is komen te staan dat er geen sprake is van objectiveerbare beperkingen op neurologisch gebied en dat een aanvullend verzekeringsgeneeskundig onderzoek daarom niet geïndiceerd is. Volgens [naam08] is een dergelijke expertise alleen nuttig wanneer het causaal verband vaststaat en moeten de aard en de ernst van de beperkingen in dit geval nog nader te worden omschreven, wat door een verzekeringsarts kan worden gedaan.
2.17.
Op 8 september 2022 heeft [naam04] een definitief rapport uitgebracht. Dit rapport bevat geen wijzigingen ten opzichte van het concept, omdat [naam04] in de aanvullende vragen van [naam08] geen aanleiding heeft gezien om het concept aan te passen. Het definitieve rapport vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“( ... )
Klinische diagnose:
Status na hoogenergetisch trauma zonder hoofdcontactletsel en zonder bewustzijnsverlies met nu pijnklachten en cognitieve en energetische klachten. Differentiaal diagnostisch kan gedacht worden aan posttraumatische met name tendomyogene nekklachten dan wel een whiplash associated disorder graad 2 volgens de classificatie van de Quebec Task Force (Spine 1995). De ontwikkeling van de klachten (uitbreiding van klachten in de loop van de tijd) wordt meer gezien bij WAD. De door betrokkene ervaren cognitieve en energetische problemen lijken mij secundair bij een chronisch geworden pijnsyndroom. Op basis van anamnese en neurologische onderzoeksbevindingen zijn er geen aanwijzingen voor primair cerebrale beschadiging als oorzaak van deze klachten.
( ... )
Beantwoording van uw vragen
1.De situatie met ongeval
( ... )
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Antwoord:
d. Op hoofdlijnen is er een onderlinge samenhang wanneer het gaat om informatie verkregen van betrokkene en de feiten zoals deze uit het dossier naar voren komen. Ten aanzien van de onderzoeksbevindingen is er sprake van overeenstemming. Bij neurologisch onderzoek in engere zin werden ook door [naam09] [vzr: de neuroloog die [eiser01] eerder onderzocht heeft] in augustus 2020 geen afwijkingen gevonden.
e. N.v.t.
( ... )
Invaliditeit
g. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, 6e druk) aangevuld met de meest recente richtlijnen/leidraad van uw eigen beroepsvereniging?
Antwoord:
g. Voor dit chronisch geworden pijnsyndroom wil ik conform de AMA-guides 6e editie 1% BIGP voorstellen. Volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie is er bij ontbreken van een neurologisch substraat voor de klachten sprake van 0% BIGP.
Beperkingen
h. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn/haar huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven?
Antwoord:
h. Bij ontbreken van een neurologisch substraat voor de klachten kunnen conform de NVN richtlijnen geen beperkingen worden aangegeven.
Medische eindsituatie
i. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
j. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
1. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de functionele invaliditeiten beperkingen (als bedoeld in vraag 1g en 1h)?
Antwoord:
i. Ik acht de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is. Ik verwacht in de toekomst geen verandering.
j. N.v.t.
k. N.v.t.
1. N.v.t.
2.Situatie zonder ongeval
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen en welk percentage functionele invaliditeit voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Antwoord:
Op basis van anamnese en dossier had hij geen neurologische klachten voorafgaand aan het ongeval.
N.v.t.
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
Kunt u aangeven welke beperkingen en welk percentage functionele invaliditeit uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen?
Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen en de functionele invaliditeit (als bedoeld in vraag 2e)?
Antwoord:
Betrokkene heeft kortdurend eerder samenhangend met zijn werkzaamheden in de bouw nek- en schouderklachten gehad die goed zijn hersteld. Het is daarmee niet uitgesloten dat deze zich opnieuw zouden hebben kunnen voordoen, doch de ontwikkeling van het klachtenpatroon en de bijkomende klachten zijn nu volstrekt anders. Er was een uitlokkend moment ten tijde van het ongeval. Een en ander wil niet zeggen dat daarmee ook een neurologisch substraat voor de klachten kan worden aangegeven. Er is een relatie in tijd.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
( ... )
Reactie op commentaar van partijen op het toegezonden conceptrapport
[naam08] dd 6-9-2022
Het rapport is door mij bestudeerd en naar aanleiding hiervan heb ik de volgende vragen:
De eerste vraag heeft betrekking op de vastgestelde cervicale hernia. Er zijn geen aanwijzingen dat deze door het ongeval veroorzaakt is. De hernia zou er dus ook geweest zijn in de situatie zonder ongeval. Bij de beantwoording van vraag 2 situatie zonder ongeval, wordt de cervicale hernia echter niet genoemd. Kunt u dit alsnog doen?
Antwoord
Beeldvormend onderzoek laat een discusprotrusie zien, een degeneratieve afwijking; dit behoeft geen klachten te geven. Ik zie geen reden dat elders te vermelden. Degeneratieve afwijkingen op andere plaatsen in het lichaam worden ook niet gemeld.
( ... )
Hoe interpreteert u de score op de MOCA [vzr: de Montreal Cognitive Assessment test] en waarom heeft dit geen consequenties?
Antwoord
De MOCA is afwijkend, maar een en ander is discrepant met de overige bevindingen bij mijn oriënterend neuropsychologisch onderzoek. Om die reden beschouw ik een en ander niet als afwijkend. Wanneer daar meer zekerheid over moet zijn, dient een neuropsychologisch onderzoek te worden verricht. Indien partijen dat van belang achten ben ik gaarne bereid dit aan te vragen bij bijvoorbeeld [naam10] , klinisch neuropsycholoog, en daarna aanvullend te rapporteren. Ik wacht in deze af.
( ... )”
2.18.
Bij brief van 20 september 2022 heeft [naam05] aan [naam01] bericht dat er geen ruimte is voor aanvullende bevoorschotting, omdat de medisch adviseurs te veel van mening verschillen over de causale toerekening van de klachten en beperkingen aan het ongeval.
2.19.
Bij brief van 26 september 2022 heeft [naam07] aan [naam01] laten weten dat wat hem betreft tot verzekeringsgeneeskundig onderzoek kan worden overgegaan.
2.20.
Bij brief van 19 oktober 2022 heeft [naam08] aan [naam05] bericht:
“( ... )
BESCHOUWING EN ADVIES
[naam04] ziet geen reden om de discusprotrusie in de situatie zonder ongeval te beschrijven. Ik ben het daar niet mee eens en verwijs naar mijn advies naar aanleiding van het conceptrapport. Wat betreft de MOCA zou het feit dat de uitslag inconsistent is met de overige bevindingen bij het onderzoek in het rapport thuishoren. Een dergelijke inconsistentie, hij spreekt bij de beantwoording van de vraag zelfs over een discrepantie, afwijkende MOCA, zonder verdere bijzonderheden bij onderzoek is wel betekenisvol en dient mijns inziens benoemd en ook besproken te worden. Dat [naam04] dit negeert leidt er toe dat nuancering op dit punt in de conclusie van het rapport ontbreekt.
Er is sprake van cognitieve klachten, echter geen objectief neurologisch substraat en er zijn geen beperkingen op neurologisch terrein, dat is duidelijk vastgesteld in het rapport. Ik zie dan ook geen reden om een verzekeringsgeneeskundige expertise te laten doen.”
3.
Het geschil
3.1.
[eiser01] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Allianz veroordeelt om aan [eiser01] een bedrag van € 60.000,00 te betalen, met veroordeling van Allianz in de kosten van de procedure.
3.2.
Allianz voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
4.
De beoordeling
4.1.
[eiser01] vordert betaling door Allianz van € 60.000,00. Van dit bedrag zie t€ 45.000,00 op een bevoorschotting van schade tot en met medio 2023. Het resterende bedrag van € 15.000,00 betreft een vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
4.2.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening is vereist – met andere woorden of er spoedeisend belang bestaat – en of er een restitutierisico is.
4.3.
[eiser01] stelt dat aannemelijk is dat zijn klachten door het ongeval zijn veroorzaakt. Volgens [eiser01] blijkt uit het rapport van [naam04] dat sprake is van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten en daarmee van een plausibel klachtenpatroon, dat voor het ongeval nog niet bestond. Een andere verklaring voor de aanwezigheid van de klachten ontbreekt, zo stelt [eiser01] . Verder is volgens [eiser01] aannemelijk dat hij als gevolg van zijn klachten beperkingen ervaart en zijn werk niet kan doen. Het is niet gelukt om andere passende werkzaamheden te verrichten.
4.4.
Allianz betwist dat dat de klachten die [eiser01] stelt te hebben daadwerkelijk bij hem bestaan. Er zijn geen ongevalsgerelateerde afwijkingen vastgesteld die de door [eiser01] gestelde klachten kunnen verklaren. Daarnaast is volgens Allianz geen sprake van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten en zijn de klachten van [eiser01] niet plausibel. [naam04] heeft ook geen beperkingen kunnen duiden, nu geen sprake is van een medische afwijking op zijn vakgebied. Verder geeft Allianz aan dat [naam04] bij het stellen van zijn diagnose ten onrechte is uitgegaan van een hoogenergetisch trauma. Bij het aanvragen van de expertise was namelijk nog geen ongevallenanalyse beschikbaar, terwijl daar nu uit blijkt dat de impact van de aanrijding gering was.
4.5.
De voorzieningenrechter neemt, zoals gebruikelijk, tot uitgangspunt dat de stelplicht en – in voorkomend geval – de bewijslast met betrekking tot het causaal verband tussen het ongeval, de klachten en de schade in beginsel op [eiser01] rust. Voor het aanwezig zijn van het juridisch causaal verband gaat het erom of de klachten als zodanig daadwerkelijk bestaan en dat die klachten mede gelet op de toedracht van het ongeval daaraan redelijkerwijs kunnen worden toegeschreven. Als komt vast te staan dat [eiser01] deze klachten vóór het ongeval niet had, de klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband veelal geleverd zijn. Enige objectivering van de (subjectieve) klachten is echter wel vereist. Daarvoor is noodzakelijk en voldoende dat bij zorgvuldige beoordeling van alle (medische) informatie kan worden vastgesteld dat aannemelijk is dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en of overdreven zijn.
4.6.
[naam04] heeft in zijn rapport als diagnose gesteld dat [eiser01] na een, door Allianz betwist, hoogenergetisch trauma zonder hoofdcontactletsel en zonder bewustzijnsverlies pijnklachten en cognitieve en energetische klachten ervaart. Vanwege het ontbreken van een neurologisch substraat voor de klachten kunnen conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie geen beperkingen worden aangegeven. Ook dient de blijvende invaliditeit bij het ontbreken van een neurologisch substraat volgens de richtlijnen te worden vastgesteld op 0%. Hoewel de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de door [eiser01] ervaren klachten, heeft [naam04] geen objectiveerbare beperkingen kunnen vaststellen. Daarmee is onduidelijk welke gevolgen de door [eiser01] ervaren klachten hebben. Daarnaast is niet zonder meer aannemelijk dat alle klachten aan het ongeval kunnen worden toegeschreven. Hoewel vaststaat dat [eiser01] door het ongeval klachten heeft gehad, is het de vraag of de huidige klachten thans nog steeds aan het ongeval kunnen worden toegerekend. [naam04] is in zijn rapport immers uitgegaan van klachten na een hoogenergetisch trauma, terwijl Allianz aan de hand van het onderzoek van [naam06] heeft gesteld dat sprake is geweest van een aanrijding met een geringe impact. Daarmee rijst de vraag of [naam04] bij zijn onderzoek van de juiste veronderstelling is uitgegaan. Verder blijkt uit het rapport dat [eiser01] voor het ongeval ook nek- en schouderklachten heeft gehad en dat, hoewel de ontwikkeling van het klachtenpatroon en de bijkomende klachten nu volstrekt anders zijn, niet is uitgesloten dat deze zich opnieuw zouden hebben kunnen voordoen. Ook heeft [naam04] nog verwezen naar een onderzoek van een andere neuroloog, Van Dijk, die na de aanrijding een nekhernia bij [eiser01] heeft vastgesteld die niet door het ongeval is veroorzaakt.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft (de advocaat van) Allianz te kennen gegeven dat zij bereid is om een nieuwe verkeersongevallenanalyse uit te laten voeren en naar aanleiding daarvan aanvullende vragen aan [naam04] te stellen. [eiser01] heeft laten weten daarmee niet akkoord te kunnen gaan, nu er een expertiserapport ligt waarin de relatie tussen het ongeval en de door [eiser01] geleden schade is aangetoond. Ook had Allianz al eerder vragen aan [naam04] had kunnen stellen, aldus [eiser01] . De voorzieningenrechter overweegt dat nader onderzoek in dit geval in de rede ligt. Gelet op het hiervoor in 4.6. overwogene is onvoldoende aannemelijk dat [eiser01] als gevolg van de door hem ervaren klachten beperkingen ervaart en dat er een causaal verband bestaat tussen het ongeval en de klachten. Het rapport van [naam04] biedt daarover immers onvoldoende duidelijkheid. Dit wordt bevestigd door het feit dat de medisch adviseurs van partijen ieder een andere invulling aan het rapport geven. Bovendien verschillen zij van mening over de vraag of tot een verzekeringsgeneeskundig onderzoek dient te worden overgegaan. Dat de medisch adviseur van Allianz meent dat zo’n onderzoek niet geïndiceerd is en Allianz hem daarin volgt, rechtvaardigt niet de conclusie dat de vordering van [eiser01] aannemelijk is.
4.8.
Een afweging van de belangen van partijen leidt niet tot een ander oordeel. Hoewel [eiser01] stelt dat hij geen sociaal vangnet of arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft en financieel ondersteund wordt door familie, vrienden en kennissen, heeft hij onvoldoende onderbouwd waarom een onmiddellijke voorziening in dit geval vereist is. Zo heeft hij geen inzicht gegeven in zijn financiële situatie en is onder meer onduidelijk of [eiser01] een bijstandsuitkering ontvangt en wat de inkomsten van zijn echtgenote zijn.
4.9.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vordering wordt afgewezen. [eiser01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten van Allianz worden begroot op € 1.692,00 (€ 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat). ECLI:NL:RBROT:2022:11065