RBROT 150524 whiplash; niet plausibel; niet in causaal verband; mede vanwege ontbreken medische consumptie 1/2 jaar aansluitend op ongeval
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 150524 whiplash; niet plausibel; niet in causaal verband; mede vanwege ontbreken medische consumptie 1/2 jaar aansluitend op ongeval
2De feiten
2.1.
Op 22 mei 2017 heeft een kettingbotsing plaatsgevonden in Rotterdam waarbij drie voertuigen betrokken waren. [eiseres] bestuurde het voorste voertuig, een Volkswagen Jetta. Zij stond aanvankelijk te wachten voor een rood verkeerslicht. Toen dat op groen sprong, trok zij op. Na enkele meters te hebben gereden sloeg de motor af en kwam de auto tot stilstand. Vervolgens zijn een achter [eiseres] opgetrokken bestelauto (Volkswagen Caddy), WAM-verzekerd bij ASR, en een achter de bestelauto rijdende personenauto (Ford C-Max), bij de kettingbotsing betrokken geraakt.
2.2.
Na het ongeval is [eiseres] diezelfde dag naar de huisartsenpost (hierna: HAP) gegaan. Aldaar is de volgende notitie gemaakt:
WAARNEMING:
(S) Klacht/beloop: nekklachten na aanrijding Zuid, belt zelf TB is nu thuis, zoekt verzekeringspasje, goed alert. Half uur geleden aanrijding gehad, zat achter stuur in auto, 2 auto’s achterop gereden. Stond zelf stil bij stoplicht, snelheid auto erachter <25 km/uur (trok net op)
Heeft nu last van nek re kant (direct klachten) en tintelingen arm en nek richting gezicht, kan armen en benen nog goed bewegen. Niet buiten bewustzijn geweest, kan zich niet precies herinneren wat er gebeurd is. Is misselijk. Geen ambulance of politie bij geweest, thuisgebracht door vriend
(…)
(O) Niet ziek, helder / alert, tensie 117/93 mmhg, pols 80/min Sat. 99% pupillen isocoor, normaal licht reflexen, nek functies intact, geen drukpijn CWK, wel drukpijn m.trapezius bdz, wat hypertonie. Rug functies intact, rotatie naar rechts iets pijnlijke, drukpijn paravertebrale spier rechts
Geen krachtsverlies of sensibiliteitsstoornis, coordinaties niet gestoorde, geen aanwijz voor pathologische reflexen.
2.3.
Op 26 mei 2017 is [eiseres] naar haar huisarts gegaan. In het huisartsjournaal is destijds het volgende genoteerd:
(S) 4 dgn geleden aangereden, van achteren aangereden, was de eerste auto, vervolgens 2 auto’s erop geklapt. Ging met max 20 km per uur. Achterkant van auto had niets. Had veel pijn van de nek. Naar HAP geweest, pijnstilling en diazepam gekregen, heeft dit voor het slapen ingenomen. Heeft iets geholpen.
Nu klachten van de rug in het middenstuk en rechts bij de nek. Ademen gaat goed, geen dyspnoe.
(O) hypertonie re nek en rug musculatuur
(E) myogene klachten na aanrijding
(P) pijnstilling en oefeningen
2.4.
De auto waarin [eiseres] reed had zeer beperkte schade aan de achterzijde.
2.5.
Bij brief van 15 november 2017 heeft de toenmalige belangenbehartiger van [eiseres] , gelet op art. 6 lid 1 WAM, ASR aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. ASR heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van de aanrijding erkend.
2.6.
Op 22 november 2017 heeft [eiseres] voor het eerst weer contact gehad met haar huisarts en is het volgende in het huisartsjournaal vermeld:
(S) Half jaar geleden auto ongeluk gehad, nog steeds klachten, rug en nek zijn pijnlijk. Irriteert bij lang staan en zitten. Slapen gaat niet goed ivm de pijn.
(O) hypertonie re lange rugmusculatuur en forse drukpijn
(O) re in de nek drukpijn
(O) WK gb, functie goed
(E) myogene klachten na ongeval
(P) naar fysiotherapie
2.7.
Op 30 november 2017 is [eiseres] gestart met fysiotherapie en zij heeft daar onder behandeling gestaan tot 7 juni 2018. Een verklaring van 11 oktober 2018 van de fysiotherapeute luidt:
Hierbij een verslag van de fysiotherapeutische behandelingen van mevr. [eiseres] , (…).
Bovenstaande patiënte is onder behandeling geweest tussen 30-11-2017 en 7-6-2018.
Bij intake zag ik een patiënte met pijn en stijfheid in haar nek waardoor zij niet kon functioneren als kapster en moeilijkheden had met ADL. Behalve de nekklacht was er concentratieverlies, hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid en angst aanwezig.
Bij onderzoek bleek dat patiënte dusdanig vegetatief ontregeld was dat zij ging zweten, bleek werd, ging huilen en nauwelijks aanraking kon verdragen. Zij bevestigde dat “ze totaal niet meer zichzelf” was. Ondanks beperkt onderzoeksresultaat past bovenstaand beeld bij de diagnose posttraumatisch whiplashsyndroom.
De behandeling heeft bestaan uit zeer voorzichtig sederen van de nekmusculatuur ten einde de bewegingsbeperking op te heffen, later gevolgd door optimaliseren van de artrogene beweging in de cervicale wervelkolom. Verder is stabiliseren aan bod gekomen.
Gezien de ernst van de verschijnselen heeft mevrouw deel genomen aan een behandeltraject bij de rugschool, met een multidisciplinaire aanpak. Daar deze therapie meerdere malen per week plaats vond en dit voor patiënte al belastend genoeg was, zijn de behandelingen in mijn praktijk afgebouwd.
Recent, vandaag 11-10-2018, heeft mevrouw zich voor het eerst weer bij mij gemeld.
2.8.
Op 5 december 2017 is in het huisartsjournaal vermeld:
(S) ms: pijnstilling tegen pijn na auto ongeluk, sinds 1 week ziet pte ruisend beeld, slaapproblemen, pte vindt dat ze zelf niet goed kan functioneren en snel geirriteerd, huilbuien.
2.9.
Op 8 december 2017 is in het huisartsjournaal vermeld:
(S) heeft nog veel spanningen in rug nal ongeluk. Slaapt hierdoor slecht, daardoor prikkelbaar en slecht concentreren. Is kapster, eigen zaak, kan niet volledig werken. Wil graag medicatie om te slapen. Raakt erg van slag als ik haar vraag om uit te leggen waar ze spanningen van krijgt. “U hoort dat te begrijpen en mij te helpen”.
(O) Vermoeide indruk, snel prikkelbaar.
(E) Rugklachten na autoongeluk
(P) R/10 st temazepam tabl 10mg (N 1)
Eenmalig temazepam voor time out.
Revalidatietraject voorgesteld; gaat hierover nadenken. Volgende week evaluatie.
2.10.
In het huisartsjournaal is op 9 januari 2018 vermeld: “wil een verwijzing mri”.
Op 16 januari 2018 staat onder meer het volgende vermeld:
(S) nog steeds veel klachten van de rug. Bij fysio geweest, die heeft iets recht gezet, daarna veel klachten gekregen. Is naar het ruggenhuis gegaan, gaat daar met psycholoog praten, heeft volgende week een afspraak.
Voelt zich depressief, maakt zich zorgen hoe lang dit gaat duren. Neiging tot terug trekken. Fulltime aan het werk, gaat moeizaam. Vaak de zaak dicht gegooid omdat het niet ging.
(E) rugklachten
2.11.
Op 22 januari 2018 zijn röntgenfoto’s gemaakt van de wervelkolom van [eiseres] . Er waren geen afwijkingen zichtbaar.
2.12.
De medisch adviseur van ASR heeft op 20 februari 2018 een advies uitgebracht, waarin onder meer het volgende is vermeld:
Of er ook sprake was van een kneuzing van de lagere delen van de werkvelkolom staat ook niet zonder meer vast nu daarvoor verdachte klachten (de thoracale rugpijn) eerst na ommekomst van een paar dagen werden geuit/ gedocumenteerd terwijl een kneuzing/ distorsie acute klachten geeft net als een verzwikking van een enkel.
Hoe het ook zij, aanwijzingen voor herkenbare traumatische weefselschade zijn er niet gebleken. Daarmee liggen in beginsel tijdelijke klachten in de lijn der verwachting en een restloos herstel op een termijn van een paar dagen-weken. En daarvan lijkt hier ook concreet sprake. Ik heb althans geen aanwijzingen voor voortdurende klachten, hulpvraag, behandelbehoefte of concrete interventies tussen 26 mei en 5 november 2017 [opm. Rb: [eiseres] ging niet op 5 november 2017 weer naar de huisarts maar op 22 november 2017, wel ging zij ook op 5 december 2017], bijna een half jaar later. Dat is uiteraard niet verdacht voor permanent aangehouden ongevalsgevolg en laat (veel) te veel ruimte voor een recidief van gelijksoortige/gelijkwaardige klachten als eerder post/propter een al dan niet (h)erkende alternatieve oorzaak, na een voorgaand goed herstel van de klachten die direct posttraumatisch werden geuit/gedocumenteerd.
2.13.
Vanaf begin maart 2018 tot en met november 2018 is [eiseres] onder behandeling geweest bij Het Rughuis. In een brief van 30 maart 2018 aan de huisarts van [eiseres] vermeldt Het Rughuis:
Beschrijvende diagnose:
Chronische rug- en nekklachten bij een 38-jarige vrouw, ontstaan na een auto-ongeluk in mei 2017, zonder medisch aantoonbare aandoening die de klachten voldoende verklaart. De klachten zijn wisselend in aard en intensiteit. Cliënte voelt zich beperkt op verschillende levensgebieden waaronder het dagelijks functioneren, huishoudelijke taken, werk en sociale contacten. Zij rapporteert tevens bijkomende klachten van rusteloosheid en agitatie, vergeetachtigheid, concentratieproblemen, een verhoogde gevoeligheid voor prikkels, woordvindproblemen, slaapproblemen en emotionele en boze buien, welke na het ongeluk zijn ontstaan. (…)
DSM-5-classificatie
- Somatisch-symptoomstoornis, persisterend, met voornamelijk pijn: matig
- Depressieve stoornis: eenmalige episode – Matig
- Ander probleem verband houdend met werk of werkeloosheid (psychosociale en omgevingsproblemen)
- Persoonlijk anamnese met lichamelijke mishandeling als kind (in het verleden).
2.14.
Op 3 september 2018 is het volgende in het huisartsenjournaal vermeld:
(S) Houdt erg veel last van rugklachten. Kan hierdoor maar weinig werken. Heeft haar eigen kapsalon. Hierdoor ontstaan financiële problemen wat mevrouw veel extra zorgen geeft.
(P) Advies ergotherapeut laten meekijken op werk voor eventueel houdingsadviezen. Naar onze POH GGZ om stemming te laten beoordelen. Evt verwijzen. Wil graag dit consult uitprinten voor haar tussenpersoon. Probeer iedere dag wel enkele uren te blijven werken
2.15.
Op 27 september 2018 is in het huisartsenjournaal het volgende vermeld:
(S) Intake POH-GGZ:
Na auto-ongeluk vorig jaar veel rugklachten waardoor problemen met werk. Wordt bij het rughuis behandeld, zowel bij fysiotherapeut als psycholoog. Heeft EMDR gehad ivm herinnering ongeluk. Ongeveer 3 a 4 keer gehad. Heeft wel geholpen met scherpe randjes eraf te halen, maar nog steeds moeilijk. Heeft momenteel nog steeds behandeling bij psycholoog. Probeert zich met leuke dingen af te leiden. Heeft dochter van 19, zij probeert pt te steunen, maar dreigt ook overbelast te raken. Familie steunt haar wel, maar dit is beperkt aldus pt. Is op zoek naar huishoudelijke hulp en wil ook ondersteuning bij haar papierwerk. Aangeraden vraagwijzer te raadplegen ivm deze vragen. Pt vraagt om extra ontspanningsoefeningen. Module ontspanning toegestuurd. Momenteel volgt pt nog behandeling, daarom afgesproken dat zij weer contact opneemt als deze behandeling is afgerond
(P) module ontspanning, pt gaat zelf een afspraak maken bij vraagwijzer, pt neemt contact op voor vervolgafspraak wanneer zij in de afrondende fase van de behandeling bij de psycholoog van het rughuis zit
2.16.
Op 2 november 2018 is in het huisartsenjournaal het volgende vermeld:
Heeft ruim een jaar geleden een ongeluk gehad waarna veel rugklachten en psychische problemen. Hiervoor behandeling in het rughuis bij een fysiotherapeut en psycholoog tot eind november. Hiermee wel verbetering maar nog veel angstklachten; raakt vaak in paniek tijdens rijden. (…)
(E) Angstklachten na ongeluk
(P) Verwijzing IPZO
2.17.
De medisch adviseur van ASR heeft op 3 december 2018 een advies uitgebracht, waarin onder meer het volgende is vermeld:
Cumulatief overzicht beschikbare en nieuwe medische informatie
(…)
NIEUW
06-11-2018 huisartsjournaal 22-05-2017 t/m 02-11-2018
21-11-2018 brief/advies medisch adviseur [persoon A]
(…)
Interpretatie beschikbare informatie, overwegingen en advies
-
Geen belangrijke nieuwe gegevens, wel een bevestiging van het voortduren van het bekende beeld, met dien verstand dat betrokkene alleen nog klaagt over rugpijn en angst in de auto maar niet meer over nekpijn of andere whiplashachtige klachten.
-
Dat is uiteraard opvallend(…)
-
Gesteld wordt [Opm. Rb: door medisch adviseur [eiseres] , [persoon A] ] dat er geen valide argumenten zijn om een recidief van gelijke klachten aan te nemen na een goed herstel van de aanvankelijke posttraumatische klachten. Daargelaten dat ik dat standpunt niet onderschrijf (de ervaring leert immers dat, (…) klachten als in deze casus spelen ook kunnen ontstaan na een minimale geweldinwerking, een triviale verkeerde beweging of zelfs spontaan) is het zo dat er ook geen valide argumenten zijn waarom aangenomen zou moeten worden dat de initiële klachten permanent aanwezig zijn gebleven … zonder hulpvraag, zonder behandelbehoefte en zonder ziekteverzuim. Bovendien gaat hij [ [persoon A] ] voorbij aan de mogelijkheid van klachten op basis van somatisatie van andere of in ieder geval meer spanningsbronnen dan het ongeval. Niet voor niets werd de diagnose somatisch symptoomstoornis gesteld en geen postwhiplashsyndroom.
2.18.
Op 22 januari 2019 is in het huisartsenjournaal onder meer het volgende vermeld:
Sinds een jaar persisterende rugklachten, ontstaan na een auto ongeluk. Heeft een behandeling gehad bij het rughuis, maar niet geholpen. Werkt nu i.p.v. full time nog maar 2,5 dag als kapster. Start binnenkort bij Ipso ter behandeling van angstklachten. (…) Rugpijn in de onderrug, neemt toe bij langdurige een houding vasthouden en lang staan, sensibiliteit en kracht in benen ongestoord.
(E) Chronische rugklachten
(P) Via ZorgDomein verwezen naar Revalidatiegeneeskunde Maasstad Ziekenhuis.
2.19.
Op 14 juli 2020 heeft op gezamenlijk verzoek een neurologische expertise plaatsgevonden, uitgevoerd door neuroloog [persoon B] (hierna: [persoon B] ).
In zijn geneeskundig rapport staat onder meer vermeld:
Ongevalsanamnese:
Het ongeval vond plaats op 22-05-2017. Zij moest afremmen bij een stoplicht en stond op een bepaald moment stil. Ze reed in een Volkswagen Passat die van een vriend was die rechts voorin de auto zat. De hoofdsteun stond voor haar te hoog afgesteld. Ze had de gordel in gebruik. Het licht ging op groen. Ze wilde doorrijden, maar de Passat sloeg af. Ze trapte de koppeling in om weer opnieuw te starten en toen klapte er een auto achterop. Bij de eerste klap maakte haar hoofd een zweepslag. Het ging 4 keer op en neer. Toen volgde een tweede klap. Ook daarbij ging ze 4 keer met het hoofd op en neer. Op het moment van het ongeval zat ze wat naar rechts geneigd met de hand op de versnellingspook. Precies daar waar de rug toen knikte ervaart ze sedertdien pijn. Ze weet niet of de auto’s achter haar stil stonden of aan kwamen rijden. Ze weet ook niet waar de snelheid van 25 km/uur vandaan kwam die in het dossier gemeld staat. Na de tweede klap voelde ze tintelen vanuit de rechtervoet naar boven tot in het hoofd. (…) Er is direct een afspraak gemaakt bij de HAP bij het Maasstad Ziekenhuis. Daar kon ze een uur later terecht. Ze ontwikkelde hevige pijn in de onderrug, precies op de knik waarbij zij een plek hoog lumbaal aan de rechterzijde aanwijst. Ze had ook last van haar nek. (…) Op de HAP is ze nagekeken. (…)
Huidige klachten:
Ze ervaart een stekende pijn rechts meer dan links in de mediale ooghoek. Dit is de laatste 2 jaar aanwezig. Dit is constant aanwezig. Het zicht is achteruit gegaan en gaat nog steeds achteruit. Ze heeft hoofdpijn met name aan de voorzijde. Dit is er in de loop van de tijd bij gekomen. Het treedt gemiddeld 3 maal per week op, met name wanneer ze last heeft van de rug. Met name dan heeft ze ook last van overgevoeligheid voor licht. (..)
Ze kan door de pijn in de rug niet lang zitten. Na een half uur neemt de pijn toe en zou ze het liefst gaan bewegen. Ze ervaart continu pijn in de onderrug met name in de knik die hierboven genoemd is net onder de ribbenboog aan de rechter kant. Bij zitten wordt het erger, maar ook bij staan. (…) Ze kan dingen slecht verstaan. Ze kan wel horen wat er gezegd wordt, maar verstaat het dan niet. Het is alsof je jezelf afsluit. Ze wil de oren nog laten nakijken. Ze hoort slechter. Haar concentratie is slecht. Ze kan geen brieven meer opstellen. Haar boekhouding lukt niet meer. (…)
Er is sprake van vergeetachtigheid. Dit bemerkt ze op enig moment na het ongeval. Lezen lukt wel, maar ze kan niets onthouden. In de tijd is dit toegenomen. Ze moet alles wel 10 keer controleren. Soms kan ze niet op woorden komen. Ze is veel agressiever dan voorheen. (…)
Psychosociaal
Ten tijde van het ongeval werkte zij als zelfstandig kapster. Ze deed dat al 15 jaar. Ze werkte 6 dagen in de week en deed daarnaast in het weekeind nog schoonmaakwerk bij haar zus. Nu werkt ze maximaal 20 uur/week. (…)
Lichamelijk onderzoek:
(…) Hypertonie paravertebrale musculatuur en pars descendens trapezius. De musculatuur is pijnlijk bij palpatie met name ook de aanhechtingen bij het occiput. De bewegingen verlopen in alle richtingen ongeremd (…)
Lumbale wervelkolom: normale stand, geen druk- of kloppijn. Lateroflexie gb. De paravertebrale musculatuur is pijnlijk bij palpatie paravertebraal rechts thv L1. Bij vooroverbuigen is de vingervloerafstand 30 cm. (…)
Voeten: platvoeten bdz.
Betrokkene is helder. (…) Stemming is normofoor. Ze is goed georiënteerd in tijd, persoon, niet in plaats (Malden). Bij de MOCA scoort zij 18 uit 30; zij mist bij abstraheren 1 punt, aandacht 3, taal 2 en delayd recall 5. (…)Discrepantie tussen deze bevindingen. (…)
Hersenzenuwen:
Visus OS zc 3/6 en OD zc 3/10.
(…)
Fluisterspraak links en rechts verminderd.
(…)
Samenvatting
(…) Bij oriënterend neuropsychologisch onderzoek vertelt zij de anamnese adequaat, coherent en met voldoende details. De aandacht is goed te trekken en te houden. De MOCA is sterk afwijkend. Bij de algemene feiten zijn er geen verschillen. Dit is een inconsistente bevinding. Neurologisch onderzoek in engere zin laat beiderzijds een slechte visus zien. Ze geeft beiderzijds een verminderde fluisterspraak aan. Voor het overige is het neurologisch onderzoek in engere zin niet afwijkend. Er is sprake van hypertonie met lichte tendomyogeen bepaalde bewegingsbeperkingen cervicaal, alsmede paravertebrale drukpijn rechts ter hoogte van L1.
Klinische diagnose:
Er is sprake van een status na acceleratie deceleratie mechanisme, waarbij zij 2 maal is aangereden zonder bewustzijnsverlies en zonder uitwendig letsel met nu klachten en afwijkende bevindingen die passen bij een whiplash associated disorder graad II volgens de classificatie van de Quebec Task Force (Spine 1995). In de differentiaal diagnose kan gedacht worden aan posttraumatische, met name tendomyogene afwijkingen. Het beloop van de klachten met name ook de uitbreiding van klachten in tijd zonder nieuwe event past beter bij een whiplash associated disorder. De ervaren cognitieve problemen zijn secundair bij een chronisch geworden pijnsyndroom. Noch op basis van de anamnese, noch op basis van de onderzoeksbevindingen zijn er aanwijzingen voor primair cerebrale beschadiging als oorzaak van deze klachten. Daarnaast is er sprake van hoog lumbale paravertebrale klachten waarbij een tendomyogene component een rol lijkt te spelen. Een neurologische verklaring voor deze klachten heb ik niet. Wellicht betreft het een afwijking op orthopedisch gebied. Er is sprake van zeer ernstige visusstoornissen waarvoor ik geen neurologische verklaring heb; zij noemt deze overigens zelf niet bij de anamnese. Dat geldt ook voor het verminderde gehoor;
Tot slot is er sprake van angstklachten. Dit betreft het vakgebied van de Psychiatrie.
2.20.
In het zakelijk rapport van [persoon B] staat als antwoord op vraag 2c, Situatie zonder ongeval; Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval:
vraag: Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
Antwoord: Op basis van anamnese en dossier heb ik geen reden aan te nemen dat ze de klachten ook zou hebben ontwikkeld wanneer haar het ongeval niet was overkomen. Dat wil niet zeggen dat ik daarmee een neurologisch substraat voor de klachten kan aangeven. Er is een relatie in tijd. De lage rugpijn is later ontstaan en eerst veel later in het dossier genoemd; ik heb daar geen neurologische verklaring voor.
2.21.
Naar aanleiding van een vraag van de medisch adviseur in de conceptfase heeft [persoon B] over de lage rugpijn de laatste twee zinnen die hiervoor zijn aangehaald toegevoegd, en voorts nog opgemerkt:
Het is niet onmogelijk dat deze [opm Rb: de lage rugpijn] ook zonder ongeval zou zijn ontstaan. Zelf geeft ze aan dat deze snel na ongeval aanwezig was, maar op de HAP is daar geen melding van gemaakt. Ik heb dit aangevuld bij 2c voor alle duidelijkheid. Er is geen minimum snelheid waaronder geen WAD kan optreden.
2.22.
In opdracht van ASR heeft Ongevallen Analyse Nederland (hierna: OAN) twee technische rapporten opgesteld over het ongeval. In het eerste rapport wordt uitgegaan van de situatie dat er twee impactmomenten zijn. Uit dat eerste rapport volgt een delta v van maximaal 12,9 km/uur en volgt dat de gemiddelde voertuigsnelheid niet meer dan 4,1 G bedroeg. In het tweede rapport wordt uitgegaan van de situatie dat er één impactmoment is. Uit dat rapport volgt een delta v tussen de 4,3 en 11,2 km/uur, met een voertuigsnelheid tussen 1,1 en 3,5 G.
2.23.
Op 2 februari 2022 heeft de rechtbank een uitspraak gedaan in een door [eiseres] tegen ASR aanhangig gemaakte deelgeschilprocedure. [eiseres] verzocht in die procedure om voor recht te verklaren dat ASR gebonden is aan het rapport van [persoon B] , specifiek waar het gaat om de vaststelling van de causale relatie dat zij de klachten niet zou hebben ontwikkeld wanneer haar het ongeval niet was overkomen en ASR te veroordelen tot betaling aan haar van de kosten van het deelgeschil. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. (geen publicatie bekend, red. LSA LM) Voor zover van belang heeft de rechtbank in de beschikking onder meer het volgende overwogen:
4.7
Daar komt het probleem bij dat de stellingname van [eiseres] inconsistent is. In de beide verzoekschriften [Rb: verzoek deelgeschil en voorwaardelijk verzoek deskundigenonderzoek] stelt [eiseres] namelijk dat sprake is geweest van één aanrijding – [eiseres] noemt het in het verzoekschrift doordrukken – terwijl zij bij [persoon B] (en op de zitting) spreekt van twee aanrijdingen, klappen genoemd.
4.8
De rechtbank kan de toedracht van het ongeval en het aantal klappen of botsingen niet vaststellen op basis van de op dit moment beschikbare gegevens, gezien de hiervoor genoemde tegenstrijdige verklaringen. Voor het vaststellen van de toedracht van het ongeval is nadere bewijslevering nodig.
4.9
Bij nadere bewijslevering omtrent de toedracht zou gedacht kunnen worden aan het onder ede horen van de bij het ongeval betrokken personen. (…)
4.13. (…)
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [eiseres] op dit moment, gezien de geringe geweldsinwerking en de mogelijke alternatieve oorzaken, het bewijs van het causale verband tussen het ongeval en de door haar gestelde klachten en beperkingen, niet heeft geleverd. (…)
3Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
-
te verklaren voor recht dat er een causaal verband bestaat tussen het ongeval van 22 mei 2017 en de klachten en beperkingen die [eiseres] tot op heden ondervindt;
-
ASR te veroordelen tot betaling van de hiermee samenhangende schade, vast te stellen bij staat en te vereffenen volgens de wet;
-
ASR te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
ASR voert verweer en komt tot de conclusie dat [eiseres] primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat haar vorderingen dienen te worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
De deelgeschilprocedure / (niet-)ontvankelijkheid
4.1.
Op grond van artikel 1019cc Rv is de rechtbank aan een beschikking in een deelgeschilprocedure op dezelfde wijze gebonden als wanneer de beslissing zou zijn opgenomen in een tussenvonnis, voor zover in de beschikking uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist op een of meer geschilpunten tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding. Volgens ASR is hiervan sprake omdat ten aanzien van de vorderingen van [eiseres] in deze bodemprocedure al eerder een beslissing in deelgeschil is genomen; zij meent dat [eiseres] op basis hiervan in haar vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.2.
De rechtbank overweegt dat in de beschikking niet uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist over de toedracht van het ongeval en ook niet over het causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [eiseres] . Uit de bij 2.23 geciteerde overwegingen in die uitspraak blijkt dat op basis van dat dossier het bewijs van het causale verband niet is geleverd en dat voor het vaststellen van de toedracht nadere bewijslevering nodig zou zijn, waarmee het voorlopige karakter van de uitspraak wordt aangegeven. De beschikking betreft dan ook niet een uitdrukkelijke beslissing zonder voorbehoud, zoals bedoeld in artikel 1019cc lid 1 Rv. Zodoende komt de rechtbank tot het oordeel dat zij niet is gebonden aan voornoemde beschikking op dezelfde wijze als wanneer de beslissing in een tussenvonnis zou zijn opgenomen. De relevante feiten en omstandigheden die partijen in deze bodemzaak hebben aangevoerd worden dan ook in de beoordeling betrokken en gewogen.
Toedracht van het ongeval
4.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of er bij het ongeval sprake was van één of twee impactmomenten. Het antwoord op deze vraag kan naar het oordeel van de rechtbank echter in het midden blijven. Op basis van het dossier in deze bodemzaak komt de rechtbank namelijk, ook als zij uitgaat van niet één maar van twee impactmomenten, tot het oordeel dat de klachten en beperkingen van [eiseres] in juridische zin niet zijn toe te rekenen aan het ongeval en dat de vorderingen van [eiseres] om die reden niet kunnen worden toegewezen. Dit oordeel zal in het hiernavolgende worden toegelicht.
Toerekening van klachten en beperkingen aan het ongeval
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat door [persoon B] gerapporteerde klachten van [eiseres] gekwalificeerd kunnen worden als – kort gezegd – whiplashklachten. Inherent aan dergelijke klachten is dat deze niet of moeilijk objectiveerbaar zijn, omdat bij deze klachten een anatomisch substraat ontbreekt, hetgeen wil zeggen dat de klachten niet aantoonbaar zijn op medisch beeldmateriaal. De medische beoordeling van het bestaan van deze klachten berust daarom vooral op de anamnese van de patiënt.
4.5.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat het ontbreken van een anatomisch substraat voor ervaren gezondheidsklachten onverlet laat dat dergelijke klachten (en daaruit voortvloeiende beperkingen) kunnen bestaan, en in juridische zin aan de aansprakelijke gebeurtenis kunnen worden toegerekend. Bij de juridische beoordeling zijn drie gezichtspunten van belang: 1) het realiteitsgehalte van de geuite klachten, 2) het causaal verband tussen de klachten en het ongeval en 3) de uit de klachten voortvloeiende beperkingen.
1) Het realiteitsgehalte van de klachten
4.6.
De bewijslast ten aanzien van het bestaan van de klachten rust conform de hoofdregel op de benadeelde ( [eiseres] ). Voor het bewijs van gezondheidsklachten waarvoor een medisch anatomisch substraat ontbreekt, is voldoende dat objectief kan worden vastgesteld dat er sprake is van een plausibel klachtenpatroon. Van het noodzakelijke plausibele klachtenpatroon (waarbij de geuite klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn) zal doorgaans sprake zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. De rechtbank is van oordeel dat niet overtuigend aan die maatstaf wordt voldaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.7.
In de periode tussen 26 mei 2017 en 22 november 2017 heeft [eiseres] geen klachten geuit en heeft zij zich niet onder behandeling gesteld voor nek- of rugpijn of andere whiplashgerelateerde problematiek. Wel heeft zij op 15 november 2017 ASR aansprakelijk gesteld, maar daaromtrent (aanleiding? Fysieke problemen toen gemeld?) is geen informatie bekend. In het klachtenpatroon zit zodoende een ‘gat’ van bijna een half jaar. [eiseres] heeft hier geen logische verklaring voor gegeven, anders dan door aan te voeren dat de huisarts haar rust had voorgeschreven. Zo’n advies is echter niet terug te lezen in het huisartsjournaal en evenmin in de aantekeningen bij de HAP. Er bestaan geen objectieve aanwijzingen voor het voortduren van de klachten in voornoemde periode van bijna een half jaar. De schriftelijke verklaringen die door [eiseres] in het geding zijn gebracht, maken dat gebrek aan objectieve aanwijzingen niet anders. Dat gedurende deze relatief lange periode geen medisch objectiveerbare constateringen hebben plaatsgevonden leidt tot een inconsequent klachtenpatroon. Dit klemt temeer omdat de ernst van de klachten in de periode tussen 26 mei 2017 en 22 november 2017, zoals [eiseres] die beschrijft in de dagvaarding, er niet mee correspondeert dat zij in die langdurige periode niet opnieuw de huisarts bezoekt.
Als [eiseres] de huisarts bezoekt op 22 november 2017 blijken de vele ernstige klachten waarvan zij stelt dat toen al maanden sprake was (angst in het verkeer, lichamelijk tot veel dingen niet in staat, concentratie slecht, woordvindproblemen, kon werkzaamheden als kapster niet uitvoeren, beperkt in verzorging van dochter en zichzelf en huishouding, kon de boekhouding niet doen, veel hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid en grote vermoeidheid) niet uit het journaal. Gerapporteerd wordt als haar klacht: Half jaar geleden auto ongeluk gehad, nog steeds klachten, rug en nek zijn pijnlijk. Irriteert bij lang staan en zitten. Slapen gaat niet goed ivm de pijn. Het komt ook niet logisch over dat [eiseres] al die tijd haar huisarts ondanks al die ernstige klachten niet bezoekt tot ná de aansprakelijkstelling van medio november 2017, en dat zij vanaf het tweede huisartsbezoek op 22 november 2017 haar huisarts juist zeer frequent bezoekt.
4.8.
De klachten vormen naar het oordeel van de rechtbank ook niet in alle opzichten een consistent en samenhangend geheel.
De nekpijn die [eiseres] aanvankelijk noemt (bij het bezoek aan de HAP op de dag van het ongeval, en vier dagen later bij haar eerste huisartsbezoek ('en rechts bij de nek’) en ook op 22 november 2017 bij haar tweede huisartsbezoek nog noemt (‘rug en nek zijn pijnlijk’) is vanaf december 2018 niet meer in de rapportages van de huisarts te vinden. Pas (veel) later, in het onderzoek door [persoon B] medio 2020, wordt de nekpijn weer genoemd. Een deel van de klachten, waaronder de psychische klachten, wordt voor het eerst geuit eind november 2017 bij de fysiotherapeut en 5 december 2017 bij de huisarts, ruim een half jaar na het ongeval. Op basis van de medische gegevens stelt de rechtbank vast, dat vanaf een half jaar na het ongeval het zwaartepunt van de klachten ligt bij psychische klachten en de (lage) rugklachten, terwijl direct na het ongeval de nadruk op nekpijn lag. In de dagvaarding, en ook bij [persoon B] , vermeldt [eiseres] dat zij direct na het ongeval ‘pijn in de nek en (vooral) de rug’ voelde. Dat is niet in lijn met de notities die bij de HAP zijn gemaakt. Bij de HAP op de dag van het ongeval is de rugpijn (anders dan in de beschikking in de deelgeschilprocedure is overwogen) niet genoteerd als een klacht waarvoor [eiseres] de HAP bezocht. Verder constateert [persoon B] tijdens het expertiseonderzoek een inconsistentie ten aanzien van de MOCA, de test om de cognitieve vermogens te testen (vergelijk 2.19).
2) Causaal verband tussen de klachten en het ongeval
4.9.
Wanneer uit de medische informatie blijkt dat de gezondheidsklachten voor het ongeval niet bestonden, de gezondheidsklachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt, dan zal het bewijs van het causaal verband in de regel zijn geleverd. Ook aan deze maatstaf is naar het oordeel van de rechtbank echter niet voldaan, wat hierna wordt toegelicht.
4.10.
Ten eerste overweegt de rechtbank, evenals in de beschikking in de deelgeschilprocedure, dat de discrepantie tussen de beperkte impactsnelheid van het ongeval, óók als uitgegaan wordt van twee impactmomenten (zie 2.22), en de (forse) klachten en beperkingen die [eiseres] jaren later nog steeds stelt te hebben, niet zonder meer verklaarbaar is.
4.11.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de (klinische) diagnose van [persoon B] ruimte laat voor alternatieve oorzaken van de rugklachten van [eiseres] . [persoon B] rapporteert hierover: De lage rugpijn is later ontstaan en pas veel later in het dossier genoemd: ik heb daar geen neurologische verklaring voor. Het is niet onmogelijk dat deze ook zonder ongeval zou zijn ontstaan. Volgens [persoon B] betreft het wellicht een afwijking op orthopedisch gebied. De medisch adviseur van ASR stelt dat de ervaring leert dat de (lage) rugklachten die in deze casus spelen ook kunnen ontstaan na een minimale geweldsinwerking, een triviale verkeerde beweging of zelfs spontaan, en wijst erop dat (lage) rugklachten bij kappers frequent voorkomen. Ook in dit kader kan niet worden uitgevlakt dat er na het ongeval een (relatief lange) periode van bijna een half jaar is verstreken zonder dat klachten bij de huisarts worden gedocumenteerd, waardoor niet kan worden uitgesloten dat in die periode de rugklachten spontaan zijn ontstaan of naar aanleiding van een kleine verkeerde beweging, te meer omdat, zoals reeds overwogen, het zwaartepunt van het klachtenpatroon na dat halve jaar lijkt te zijn gewijzigd. Daarnaast is in het huisartsjournaal (16 januari 2018) opgenomen dat [eiseres] bij de fysiotherapeut is geweest, dat die iets heeft recht gezet, en dat daarna veel klachten zijn ontstaan.
Conclusie
4.12.
De conclusie op basis van het vorenstaande is dat er ook in deze bodemprocedure te veel vraagtekens bestaan bij het beeld van moeilijk te objectiveren klachten en het causale verband tussen die klachten en het ongeval. De vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. ECLI:NL:RBROT:2024:5011