Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 010622 38 consulten met plastisch chirurg; geen aansprakelijkheid voor missen mogelijke Body Dysmorphic Disorder (BDD)

RBAMS 010622 38 consulten met plastisch chirurg; geen aansprakelijkheid voor missen mogelijke Body Dysmorphic Disorder (BDD)

2
De feiten

2.1.
[gedaagde] is werkzaam geweest als plastisch chirurg, in diverse behandelcentra/klinieken.

2.2.
Tussen 30 september 1986 en 25 november 2011 heeft [eiseres] 38 consulten met [gedaagde] gehad en heeft [gedaagde] [eiseres] zesmaal geopereerd: (i) een operatie aan de neus en liposuctie aan de buik op 19 januari 1987, (ii) liposuctie boven- en onderbuik en love handles op 5 april 1988, (iii) liposuctie aan de rug en flanken op 30 augustus 2005, (iv) een operatie aan de neus, buik, love handles en oksels op 10 juni 2010, (v) correcties aan de boven- en onderbuik op 28 oktober 2011 en (vi) een liposuctie van de rug en oksels op 25 november 2011.

2.3.
[eiseres] heeft in een brief van 28 februari 2012 aan [gedaagde] geschreven dat de neusoperatie van 25 jaar geleden, de liposuctie op 30 augustus 2005, de behandelingen van 10 juni 2010 en de correctie van 25 november 2011 niet naar behoren zijn uitgevoerd. Zij heeft [gedaagde] verzocht een bedrag van € 10.000,- terug te storten.

2.4.
Bij brieven van 23 juli 2012 en 26 november 2013 is [gedaagde] (nogmaals) door [eiseres] aansprakelijk gesteld.

2.5.
[eiseres] heeft deze rechtbank verzocht een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Dat verzoek is toegewezen in een beschikking van 18 april 2019. Prof. dr. B. van der Lei (hierna: Van der Lei) is als deskundige benoemd.

2.6.
In het deskundigenrapport van Van der Lei van 5 januari 2020 staat onder meer:

( ... )

Vragen m.bt. casus

3.
( ... ) De hele geschiedenis suggereert dat er toch mogelijk een bepaalde vorm van andere lichaamsbeleving is bij patiënte; het zogenaamde bepaalde mate van “body dysmorphic disorder”. Om dit goed te kunnen vaststellen is een analyse door een psycholoog, die hierin gespecialiseerd is aangewezen ( ... ).

4.
Zoals uit de documentatie blijkt (dossiers, verslag, beschreven resultaat in consultverslaglegging en bijgeleverd foto’s) was het technische resultaat van de operaties uitgevoerd op 30 augustus 2005, 10 juni 2010 en 25 november 2011 ruim voldoende tot goed te noemen. Qua patiënt beleving was het resultaat niet voldoende goed, zoals blijkt uit deze casus.

5.
Heeft naar uw mening de plastisch chirurg voldaan aan de eisen van informed consent die men ten tijde van de behandelingen kon stellen aan een redelijk handelend en redelijk bekwame collega? ( ... )

( ... ) Echter, er zijn totaal geen echte complicaties opgetreden, wel blijkt steeds dat cliënte niet voldoende tevreden was over de behaalde resultaten. ( ... )

6
Medische behandeling en nazorg.

Heeft naar uw mening de plastisch chirurg naar uw oordeel bij het vooronderzoek, de behandeling en de nazorg zorgvuldig gehandeld, in die zin dat hij heeft gehandeld conform de professionele standaard dan wel zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend plastisch chirurg?

Het hele medisch dossier van drs. [gedaagde] laat zien dat alles met de nodige zorgvuldigheid en consequenties is uitgevoerd en gedocumenteerd. Procedures zijn besproken en ook wordt genoemd dat complicaties besproken zijn (niet gespecificeerd overigens; ze zijn gelukkig ook niet opgetreden). Regelmatig werden er controles uitgevoerd, en er is gelukkig niet steeds gehoor gegeven aan de vaak direct na ingrepen bestaande wens voor verdere correcties.

7.
Indien niet conform de professionele standaard is gehandeld, kunt u aangeven wat naar uw mening de gevolgen voor betrokkene zijn op uw vakgebied?

Dit is niet van toepassing.

9.
Indien er sprake is van niet conform de standaard handelen, acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen (…) mogelijk is (…)

Ook deze vraag is niet van toepassing. Maar wanneer er bij mevr. [eiseres] inderdaad een in meer of mindere mate van “andere” lichaamsbeleving bestaat, een zogenaamd in meer of mindere mate van “Body Dismorphic Disorder”, zal ze blijvende onvrede houden met uiterlijke aspecten van haar lichaam, wel of niet geopereerd en/of wel of niet gecorrigeerd.

( ... )

13.
Indien er over het onderwerp van expertise medisch-wetenschappelijke opvattingen bestaan, kunt u dan in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht meningen uiteen lopen?

In grote lijnen wordt er redelijk hetzelfde gedacht over het onderwerp: bij consultatie ( ... ) tracht men uit te vinden of er sprake is van een normale lichaamsbeleving en of men met een eventuele behandeling kan voldoen aan de verwachtingen ( ... ). Indien daar twijfels over zijn kan men beter is psychologische hulp inschakelen of ( ... ) mededelen dat men waarschijnlijk niet kan voldoen aan de verwachtingen ( ... ). Toch kan men zich vergissen in de inschatting ( ... )

Het is duidelijk in onderhavige casus dat drs. [gedaagde] in aanvang de diagnose body dismorphic disorder niet heeft overwogen, hetgeen iedere beroepsbeoefenaar op het gebied van cosmetische behandelingen en operaties kan overkomen. Maar ook in de loop van het traject van meerdere behandelingen en nog steeds ontevredenheid van cliënte ( ... ) over het resultaat, heeft bij drs. [gedaagde] niet duidelijk geleid tot de overweging dat er sprake zou kunnen zijn van een op zijn minst niet geheel normale lichaamsbeleving dan wel body dysmorphic disorder; er is hierover geen aantekening ( ... ) te vinden. ( ... )”

Addendum op dit Rapport naar aanleiding van reacties van beide partijen ( ... )

( ... )

c.
( ... ) Achteraf gezien is het bij onderhavige casus als buitenstaander makkelijk te zien dat er waarschijnlijk sprake is geweest van een niet normale lichaamsbeleving / dan wel body dysmorphic disorder. Binnen de cosmetische chirurgie en behandelingen is het nog steeds niet gebruikelijk cliënten hier standaard op te screenen. ( ... )

3
Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen tot:
1. (terug) betaling van € 15.730,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van de betalingen tot aan de dag van algehele betaling;
2. betaling van € 5.000,00 aan smartengeld;
3. betaling van de herstelkosten en/of kosten ter beperking van schade van € 25.450,00 en € 975,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de betalingen verschuldigd waren en werden verricht, dan wel vanaf 29 juni 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
4. betaling van de proceskosten, daaronder begrepen de kosten van de verzoekschriftprocedure en van het voorlopig deskundigenbericht, en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.2.
Aan de vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot mocht worden verwacht. [gedaagde] heeft een fout gemaakt door de diagnose Body Dysmorphic Disorder (BDD) niet in overweging te nemen. [gedaagde] had acht moeten slaan op de specifieke verwachtingen die [eiseres] had. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. [gedaagde] heeft bij het sluiten van de behandelovereenkomsten met [eiseres] ten onrechte gehandeld als een plastisch chirurg die een reguliere patiënt behandelt. Als [gedaagde] de diagnose BDD in overweging zou hebben genomen, zouden de (herhaalde) liposucties niet zijn uitgevoerd en zou [eiseres] de nadelige gevolgen van die ingrepen niet hebben ondervonden, aldus [eiseres] .

3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] beroept zich op verjaring. In de behandelperiode schreef de professionele standaard voor plastisch chirurgen verder niet voor een BDD in overweging te nemen. [gedaagde] heeft dan ook niet onzorgvuldig gehandeld. Bovendien staat niet vast dat [eiseres] BDD heeft.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4
De beoordeling

4.1.
[gedaagde] woont in [land] en daarmee heeft de zaak een internationaal karakter. Tussen partijen staat vast dat de rechtbank rechtsmacht heeft. De rechtbank is bevoegd om over de zaak te oordelen en zal dit doen aan de hand van Nederlands recht.

4.2.
In de dagvaarding heeft [eiseres] meerdere verwijten aan de vorderingen ten grondslag gelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] haar vordering nader toegelicht. Het (enige) verwijt dat zij [gedaagde] maakt is dat [gedaagde] had moeten onderkennen dat [eiseres] een niet normale lichaamsbeleving heeft en dat hij daar naar had moeten handelen. Pas met het rapport van Van der Lei is [eiseres] ermee bekend geworden dat zij (mogelijk) BDD heeft én dat [gedaagde] die diagnose in overweging had moeten nemen. Voordat zij kennis nam van het rapport, wist zij dat niet.

4.3.
[eiseres] grondt haar vorderingen op het tekortschieten van [gedaagde] in de nakoming van de tussen [eiseres] en [gedaagde] tot stand gekomen geneeskundige behandelingsovereenkomst(en) gericht op de liposuctie behandelingen.

4.4.
Een medisch hulpverlener dient de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de ten tijde van het handelen voor hulpverleners geldende professionele standaard (zie artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Dat betekent volgens vaste rechtspraak dat de hulpverlener (minimaal) de zorg moet betrachten die een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

4.5.
Beide partijen gaan uit van het deskundigenbericht en van de bevindingen van Van der Lei. Ook de rechtbank zal daarbij aansluiten. Van zwaarwegende bezwaren tegen (de inhoud van) het rapport is niet gebleken. De lezing die partijen geven aan het rapport van Van der Lei, loopt uiteen. Volgens [eiseres] blijkt hieruit dat van [gedaagde] mocht worden verwacht dat hij anders zou hebben gehandeld. [gedaagde] had de diagnose BDD in overweging moeten nemen toen hij [eiseres] behandelde. Volgens [gedaagde] kan die conclusie niet worden getrokken uit het rapport. Verder schreef en schrijft de professionele standaard voor plastisch chirurgen niet voor een BDD te overwegen bij de advisering of de behandeling van een patiënt.

4.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het rapport van Van der Lei geeft geen steun aan de stellingen van [eiseres] . In het rapport staat niet dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de professionele standaard zoals die gold voor plastisch chirurgen in de periode waarin [eiseres] werd behandeld. De vraag of [gedaagde] zorgvuldig heeft gehandeld - en conform de professionele standaard - is bevestigend beantwoord (vraag 6). Van der Lei heeft op de daaropvolgende vraag 7 over de gevolgen indien niet conform de professionele standaard is gehandeld, geantwoord ‘niet van toepassing’. Evenmin uit de overige overwegingen uit het deskundigenrapport volgt de door [eiseres] aan het rapport verbonden conclusie. Van der Lei oppert dat [gedaagde] de diagnose BDD in overweging had kunnen nemen. De rechtbank kan zich voorstellen dat dat bij [eiseres] de indruk heeft gewekt dat [gedaagde] aan die diagnose had moeten denken. Het gaat er echter om of [gedaagde] in de periode dat hij [eiseres] behandelde - gezien de richtlijnen of aanverwante voor de beroepsgroep geldende regels - acht moest slaan op een mogelijke BDD/een niet normale lichaamsbeleving én dat hij daar naar had moeten handelen. Daarvan geeft het rapport van Van der Lei geen blijk. In reactie op de vragen die naar aanleiding van het rapport aan Van der Lei zijn gesteld, heeft Van der Lei (onder c) ook geantwoord dat het binnen de cosmetische chirurgie en behandelingen nog steeds niet gebruikelijk is te screenen op BDD.

4.7.
Bovendien heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat BDD niet bekend was toen hij begon aan zijn loopbaan. BDD is, wellicht vóór het jaar 2010, weleens beschreven in de psychologische literatuur, maar niet in die van plastisch chirurgen. [gedaagde] heeft de liposucties, na de eerste behandelingen, herhaald in 2005 en 2011. Toen was voor plastisch chirurgen geen literatuur bekend over BDD. Dat heeft [eiseres] niet bestreden.

4.8.
Daar komt nog bij dat de eerste liposucties plaatsvonden in 1987 en in 1988. Daarna zijn door [gedaagde] enkel nog liposucties uitgevoerd in 2005 en 2011. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hier, gelet op de tussenliggende periode en gezien gebruikelijke lichaamsveranderingen, geen sprake is van een zodanig hoge frequentie dat hij daaruit bij [eiseres] een (mogelijk) BDD syndroom oftewel een abnormale lichaamsbeleving die tot terughoudendheid had moeten nopen had behoren af te leiden. [eiseres] heeft gelet op dit verweer haar stelling dat dit wel het geval onvoldoende gestaafd. Haar enkele verwijzing naar een frequent patroon van cosmetische ingrepen (2.2) ziet ook op behandelingen aan andere lichaamsdelen in de loop der tijd en is ter onderbouwing van dit specifieke verwijt onvoldoende.

4.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verwijt van [eiseres] ten onrechte de diagnose BDD niet in ogenschouw heeft genomen, faalt.

4.10.
De stelling van [eiseres] dat [gedaagde] onvoldoende acht heeft geslagen op de specifieke verwachtingen die [eiseres] van de liposuctie behandelingen had, kan ook overigens niet slagen. [gedaagde] heeft concreet toegelicht op welke wijze, waarover en wanneer hij [eiseres] heeft ingelicht over de te verwachten gevolgen en risico’s van de liposucties en daaraan (onweersproken) toegevoegd dat bovendien de betrokken verpleegkundige dat heeft gedaan. Dat dit alles onvoldoende zorgvuldig zou zijn in de gegeven situatie, heeft [eiseres] niet nader en concreet toegelicht.

4.11.
Concluderend kan niet worden geoordeeld dat [gedaagde] bij de liposuctie behandelingen van [eiseres] niet de zorg heeft betracht die een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

4.12.
[eiseres] heeft ter zitting toegelicht dat haar overige stellingen (zie 3.2) slechts ter beoordeling worden voorgelegd indien en voor zover de rechtbank tot het oordeel komt dat de diagnose BDD ten onrechte niet in ogenschouw is genomen. Het voorgaande oordeel brengt mee dat aan die voorwaarde niet is voldaan, zodat de rechtbank aan die stellingen niet toekomt.

4.13.
De vorderingen worden afgewezen. Aan de beoordeling van de overige verweren, zoals het verjaringsverweer, komt de rechtbank niet toe. ECLI:NL:RBAMS:2022:2975