RBROT 200722 hypertrofische littekens na borstvergroting; geen tekortkoming; voldoende schriftelijk geïnformeerd over kans 1%
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 200722 hypertrofische littekens na borstvergroting; geen tekortkoming; voldoende schriftelijk geïnformeerd over kans 1%
3.
De beoordeling
3.1.
[naam eiseres] heeft op 17 januari 2020 een borstvergrotingsoperatie ondergaan bij [naam gedaagde], welke operatie is uitgevoerd door [naam 3] . Enkele maanden na de borstvergroting verschenen hypertrofische littekens.
3.2.
[naam eiseres] heeft [naam gedaagde] aansprakelijk gesteld vanwege tekortkoming in de nakoming van de gesloten geneeskundige behandelingsovereenkomst. Kort weergegeven is volgens [naam eiseres] vooraf niet of onvoldoende informatie gegeven, met name over de aard en het doel van de behandeling en over de te verwachten gevolgen en risico’s. [naam eiseres] zegt dat er slechts gesproken is over “een littekentje” en dat zij nauwelijks is gewezen door [naam 3] op andere complicaties. [naam eiseres] stelt verder dat de [naam gedaagde] tekort is geschoten in de nazorg. Zij is niet op tijd geholpen en kreeg wisselende adviezen, bijvoorbeeld met betrekking tot het gebruik van een littekencrème. Al met al vindt [naam eiseres] dat van een redelijk handelend plastisch chirurg mag worden verwacht dat deze de klachten van de patiënt serieus neemt en de patiënt tijdig langs laat komen, waardoor eerder kon worden ingegrepen.
3.3.
[naam gedaagde] voert allereerst het verweer dat [naam eiseres] vóór de operatie schriftelijke informatie verschaft heeft waarin [naam eiseres] onder meer gewezen is op de littekens, de onvoorspelbaarheid daarvan en hoe deze zich kunnen ontwikkelen. [naam gedaagde] wijst erop dat het risico op het ontstaan van de littekens, zoals bij [naam eiseres] het geval is, zo klein is, te weten 1%, dat daar niet eens specifiek op hoeft te worden gewezen. Niet is gebleken dat de hypertrofische littekens zijn ontstaan door de wijze van hechten én het verstrekken van informatie over de wijze van hechten behoort niet tot de informatieverplichting van artikel 7: 448 BW. Zelfs al zou [naam eiseres] hierover wèl zijn ingelicht dan is niet aannemelijk dat zij van de ingreep had afgezien. Het causale verband ontbreekt, volgens [naam gedaagde]. En ook van een tekort schieten in de nazorg is geen sprake.
3.4.
Het bovenstaande is wat partijen kort samengevat naar voren hebben gebracht. Dan ga ik vertellen wat ik van de vorderingen vind. Dat komt erop neer dat ik [naam eiseres] geen gelijk ga geven.
Ik sta bij mijn uitleg eerst stil bij het juridisch kader voor de informatieverplichting, ofwel ‘informed consent’.
3.5.
Artikel 7:448 BW legt - kort weergegeven - op de ‘hulpverlener’ de plicht om de patiënt op duidelijke wijze in te lichten over de voorgestelde behandeling. Artikel 7:450 BW bepaalt - kort weergegeven - dat voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst de toestemming van de patiënt is vereist. Een patiënt kan in beginsel slechts toestemming voor een behandeling geven indien hij daarover adequaat is geïnformeerd (het zogenaamde ‘informed consent’). Bij het verstrekken van informatie dient de hulpverlener zich te laten leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijs dient te weten ten aanzien van de aard en het doel van de behandeling, de te verwachten gevolgen en de risico’s daarvan, over eventuele alternatieven en over de vooruitzichten. En ook de grootte van het risico kan daarbij een rol spelen.
Gebreken in die voorlichting door de hulpverlener brengen echter niet zonder meer mee dat de arts of de praktijk naar de patiënt aansprakelijk is voor eventuele schade die voortvloeit uit de behandeling. De informatieplicht van de hulpverlener strekt er - voor zover in dit verband van belang - toe de patiënt in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken voor het al dan niet ondergaan van de behandeling, in dit geval de borstvergroting. Dat een patiënt niet voor een operatie zou hebben gekozen indien de hulpverlener niet zou zijn tekortgeschoten bij het informeren van de patiënt, kan niet zonder meer worden aangenomen. Het is aan de patiënt om te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat zij, indien zij op een juiste en volledige wijze was geïnformeerd, als redelijk handelende patiënt in de gegeven omstandigheden niet zou hebben gekozen voor deze behandeling, of dat zij om redenen van persoonlijke aard niet voor deze behandeling zou hebben gekozen.
3.6.
Ik stel voorop dat beide partijen ter zitting een andere weergave geven van de mondelinge toelichting die door [naam gedaagde] aan [naam eiseres] is gegeven op eventuele complicaties. In dit kader heeft [naam eiseres] gesteld maar weinig informatie hierover te hebben gekregen en weinig tijd te hebben gehad om de informatie tot haar door te laten dringen. [naam gedaagde] voert aan dat [naam 3] bij de intake op 9 november 2019 stil heeft gestaan bij de complicaties die zijn genoemd in het informed consent formulier van de NVPC. Wat voor mij in ieder geval duidelijk is, is dat [naam eiseres] voorafgaand aan de borstvergroting schriftelijk is geïnformeerd over de operatie en over de diverse mogelijke gevolgen en risico’s daarvan. [naam eiseres] heeft twee informed consent-formulieren ontvangen en ondertekend. Daarin staat onder meer het volgende:
“Chirurgie is geen exacte wetenschap, het is daarom nooit mogelijk om het resultaat te garanderen. Littekens na een dergelijke operatie zijn onvermijdelijk”
en verder:
“Ik accepteer het ondergaan van de operatie en ik ben op de hoogte gesteld van de risico’s die daarmee gepaard gaan zoals: infectie, ontsteking, wondgenezing stoornissen, het krijgen van littekens en niet-esthetische genezing van littekens, ( ... )”.
3.7.
In het door [naam eiseres] ondertekende toestemmingsformulier van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie staat verder het volgende:
“Ik begrijp dat er geen garantie of waarborg is over het resultaat of de genezing van de wonden en littekens. Hoewel goede resultaten verwacht worden, is het mogelijk dat het resultaat niet kan voldoen aan mijn verwachtingen of de doelen die zijn vastgesteld.”
3.8.
Wat ik van belang vind, is dat [naam eiseres] niet heeft betwist dat zij deze formulieren toegestuurd heeft gekregen na ondertekening en er dus ook na de intake kennis van heeft kunnen nemen. De operatie was pas een aantal weken later en daar had zij dus voldoende tijd daarvoor. Dus niet alleen ben ik van oordeel dat [naam gedaagde] voldoende informatie heeft verstrekt over eventuele risico’s op littekenvorming maar ik ben ook van oordeel dat [naam eiseres] daarvan op de hoogte had kunnen zijn.
3.9.
Maar zelfs, als dat niet zo zou zijn, is het de vraag of dat [naam eiseres] verder brengt. Want dan is het de vraag of [naam eiseres] , met die informatie dat er een 1% kans was op hypertrofische littekens, zou hebben gezegd dat zij die operatie niet had gewild.
Ik kan mij voorstellen dat [naam eiseres] met de kennis van nu zou hebben afgezien van de operatie maar ik betwijfel zeer of zij dat voorafgaand aan de operatie zou hebben gedaan. En daar gaat het om.
[naam eiseres] is namelijk gewezen op het mogelijk kunnen scheuren van de siliconenimplantaten en dat is een ernstigere complicatie dan littekenvorming, waarmee zij wel is akkoord gegaan. En dat [naam eiseres] de operatie graag wilde is ook wel duidelijk. In productie 3 staat: “( ... ) dit is een droom van mij waar ik keihard voor gespaard heb en mijn droom is zwaar verpest !”.
Dus ik vind het niet aannemelijk dat [naam eiseres] met méér informatie over littekens tot een andere beslissing was gekomen.
3.10.
Dan ga ik in op de standpunten die zien op de nazorg van [naam 3] en [naam gedaagde].
Daarbij gaat het om de vraag of [naam 3] , dan wel [naam gedaagde] heeft gehandeld conform de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam plastisch chirurg in gelijke omstandigheden mocht worden verwacht. Uitdrukkelijk is niet doorslaggevend wat achteraf beter of anders had gekund. Bepalend dient te zijn of de keuzes die zijn gemaakt op basis van de bevindingen op dat moment verdedigbaar waren en, zo nee, of die schade tot gevolg hebben gehad.
3.11.
[naam gedaagde] voert voor wat betreft de niet-juiste nazorg het verweer dat het niet in strijd was met de vereiste zorgvuldigheid om niet direct een afspraak te maken nadat [naam eiseres] haar klachten uitte. Dit omdat een medisch afwachtend beleid geldt bij littekens. En toen [naam gedaagde] in oktober 2020 [naam eiseres] juist wel verschillende behandelmogelijkheden bood, heeft [naam eiseres] hier geen gebruik van gemaakt, aldus [naam gedaagde].
3.12.
Ik ben van oordeel dat [naam eiseres] niet dan wel niet voldoende gemotiveerd heeft betwist dat haar littekens door de hechtingen nog te vers waren en dat - medisch gezien - afgewacht diende te worden hoe deze zich zouden ontwikkelen. Het twee weken wachten ( [naam eiseres] gaf de klachten omstreeks 7 juni door aan [naam gedaagde] en op 19 juni 2020 was de afspraak bij [naam gedaagde]) had geen negatieve invloed op de littekenvorming. Ook heeft [naam eiseres] niet dan wel niet voldoende betwist dat, toen [naam gedaagde] in oktober 2020 verschillende behandelmogelijkheden bood, zij daar geen gebruik van heeft gemaakt. Mijn oordeel is dat dan ook niet gesteld kan worden dat er sprake is van een tekort schieten in de nazorg door [naam gedaagde] en dat het causaal verband ontbreekt tussen het gestelde tekort schieten en de littekens van [naam eiseres] .
3.13.
Mijn conclusie is dan ook dat ik niet kan vaststellen dat [naam gedaagde] is tekort geschoten in de geneeskundige behandelingsovereenkomst die [naam eiseres] met de [naam gedaagde] heeft gesloten. Ik wijs de vorderingen daarom af.
3.14.
[naam eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [naam gedaagde] worden veroordeeld. Deze proceskosten worden vastgesteld op totaal € 1.802,00 (2 punten x € 563,00 = € 1.126,00 voor het salaris van de advocaat van [naam gedaagde] - voor de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling - en € 676,00 voor het griffierecht van [naam gedaagde]). ECLI:NL:RBROT:2022:7241