Overslaan en naar de inhoud gaan

RvT 2006/066 trage behandeling letselschade na liposuctie

RvT 2006/066RvT 2006/066 trage behandeling letselschade na liposuctie
1. Voorzover de klacht zich richt tegen verzekeraar en de wijze waarop deze de schade heeft afgewikkeld, is de Raad tot oordelen bevoegd. Daaraan doet niet af dat verzekeraar in het onderhavige geval is opgetreden als de buitenlandcorrespondent van zijn Belgische zustermaatschappij en laatstgenoemde maatschappij niet aan het toezicht van de Raad is onderworpen.
2. Verzekeraar heeft aangevoerd dat klaagster niet heeft voldaan aan artikel 6 lid d van het Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen en heeft met name aangevoerd dat de rappelbrief van 25 oktober 2005 van de advocaat van klaagster niet is aan te merken als een klacht in de zin van genoemd artikel. Van het voorleggen van een klacht zou volgens verzekeraar sprake zijn geweest als de advocaat een kopie van zijn brief van 9 augustus 2005 aan de directie van verzekeraar zou hebben toegezonden met het noemen van een redelijke termijn waarbinnen het indienen van de klacht bij de Raad zou kunnen worden voorkomen.
Dienaangaande is de Raad van oordeel dat artikel 6 d van zijn Reglement slechts voorschrijft dat de klacht eerst aan de aangeslotene is voorgelegd. Niet schrijft het artikel voor dat de klacht eerst aan de directie van de aangeslotene moet zijn voorgelegd. Voorts is de Raad van oordeel dat de advocaat van klaagster met zijn brief van 25 oktober 2005, waarin hij de behandelend jurist bij verzekeraar wees op het uitblijven van enig bericht op zijn brief van 9 augustus 2005 en hem uit een oogpunt van actief schaderegelingsbeleid verzocht om bericht per omgaande, heeft voldaan aan het gestelde in genoemd artikel van het Reglement, zodat het hem vrijstond om, toen antwoord van verzekeraar uitbleef, zich namens klaagster tot de Raad te wenden.
3. Wat de klacht zelve betreft kan de Raad kort zijn. Met verzekeraar is de Raad van oordeel dat de schadeafwikkeling, in elk geval vanaf maart 2005, (veel) te traag is geweest. Zo had verzekeraar na zijn brief van 23 maart 2005, waarin hij verklaarde de primaire causaliteit niet meer te betwisten, niet moeten volstaan met geruime tijd de nadere berichten van de advocaat van klaagster af te wachten, maar zelf stappen moeten ondernemen, bijvoorbeeld door de inschakeling van een schaderegelaar, om te komen tot vaststelling van de omvang van de door klaagster geleden schade. Voorts gaf het geen pas dat hij na de herinneringsbrief van 25 oktober 2005 van de advocaat van klaagster eerst bij brief van 11 januari 2006 heeft geantwoord en in die brief ermee heeft volstaan te berichten dat hij nog niet aan een zorgvuldige behandeling van de claim was toegekomen. Verzekeraar heeft daardoor de goede naam van het verzekeringsbedrijf geschaad.
RvT 2006/066