Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 101115 verzekerde heeft geen rechtstreeks vorderingsrecht verkregen op de schadebemiddelaar van de Belgische WAM-verzekeraar

Hof Amsterdam 101115 verzekerde heeft geen rechtstreeks vorderingsrecht verkregen op de schadebemiddelaar van de Belgische WAM-verzekeraar

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis van 2 februari 2015 onder 2 de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn - met uitzondering van de vermelding dat [geïntimeerde] als gevolg van het ongeval letselschade heeft opgelopen en hij daardoor enige tijd geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten - in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende:
( i) Op 26 juni 2013 heeft in Leeuwarden een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij [geïntimeerde], rijdend in zijn auto, vanaf de linkerzijde op een kruising werd aangereden door een auto bestuurd door V (hierna: het ongeval).
- ii) [geïntimeerde] heeft hierbij schade opgelopen.
- iii) Dekra heeft namens Belfius, de Belgische verzekeraar van (de auto van) V, aansprakelijkheid erkend en in de zomer van 2014, rechtstreeks aan [geïntimeerde]. een voorschot op de hem toekomende schadevergoeding voldaan van € 5.000,-.

3 Beoordeling

3.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, zakelijk weergegeven, gevorderd Dekra te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 17.500,- bij wege van een aanvullend voorschot op de in de bodemprocedure tussen partijen vast te stellen totale schadevergoeding. Dekra heeft tegen deze vordering verweer gevoerd en onder meer aangevoerd dat de verkeerde partij is gedagvaard, namelijk Dekra als schadebemiddelaar en niet de betrokken verzekeraar, Belfius. De kantonrechter heeft alle weren van Dekra verworpen en haar veroordeeld aan [geïntimeerde] het gevorderde bedrag te betalen waarbij Dekra tevens is veroordeeld in de proceskosten.

3.2
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Dekra met acht grieven op.

3.3
In haar meest verstrekkende grief (grief 2) stelt Dekra haar verweer aan de orde dat [geïntimeerde] de verkeerde partij in rechte heeft betrokken nu niet zij, doch Belfius op de voet van artikel 6 lid 1 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen de (rechtstreeks) aan te spreken partij is voor de schade die [geïntimeerde] als gevolg van het ongeval heeft geleden.

3.4
Tussen partijen is niet in geschil dat Dekra schadebemiddelaar is van de Belgische verzekeraar, Belfius, en dat Dekra namens Belfius aansprakelijkheid heeft erkend voor de schade van [geïntimeerde] die is ontstaan door het ongeval.

3.5
[geïntimeerde] heeft echter gesteld dat in het onderhavige geval een rechtstreeks vorderingsrecht op Dekra is ontstaan omdat Dekra door haar uitlatingen aansprakelijkheid jegens hem heeft aanvaard. [geïntimeerde] heeft in dit verband verwezen naar de e-mails van Dekra van 17 juni 2014 en 30 juli 2014, waarin het volgende is verwoord: “… U zult begrijpen dat wij zonder aanvullende adequate (medische) informatie niet bereid zijn tot een aanvullend voorschot.” en “Wij kunnen derhalve niet voldoen aan uw verzoek tot een aanvullend voorschot ten behoeve van uw cliënt.” alsmede het feit dat Dekra (eenmaal) een voorschot heeft verstrekt. Dit is echter naar het voorlopig oordeel van het hof niet voldoende om aan te nemen dat Dekra de aansprakelijkheid van Dekra jegens [geïntimeerde] op zich heeft genomen door de schuld van Belfius aan [geïntimeerde] over te nemen dan wel zich (naast Belfius) als (mede)schuldenaar jegens [geïntimeerde] te verbinden of anderszins en/of dat [geïntimeerde] daarvan in de gegeven omstandigheden in redelijkheid uit mocht gaan. Nu [geïntimeerde] ter zake geen verdere feiten en/of omstandigheden heeft gesteld wordt het hier besproken standpunt van [geïntimeerde] verworpen.

3.6
[geïntimeerde] heeft zich voorts beroepen op het bepaalde in de artikelen 3:61 en 3:70 BW en betoogt dat Dekra onduidelijkheid heeft laten bestaan over de aard en omvang van haar volmacht en dat zij voor de toereikendheid van haar volmacht moet instaan. Nu niet gesteld of gebleken is dat Dekra namens Belfius toezeggingen heeft gedaan tot verdere uitkering(en), mist hetgeen in deze artikelen is bepaald toepassing.

3.7
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door [geïntimeerde] jegens Dekra ingestelde vordering niet toewijsbaar is. Grief 2 slaagt derhalve en de overige grieven behoeven geen behandeling.

3.8
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] zal alsnog worden afgewezen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties, het hof ziet geen grond voor een kostenveroordeling te zijnen gunste. ECLI:NL:GHAMS:2015:4666