Hof A.dam 290610 geen vordering op WAM-verzekeraar voor kosten bergingsbedrijf na brand vrachtwagen met gevaarlijke stoffen
- Meer over dit onderwerp:
Hof A.dam 290610 geen vordering op WAM-verzekeraar voor kosten bergingsbedrijf na brand vrachtwagen met gevaarlijke stoffen
(i) Op 14 maart 2001 heeft er op de autoweg A10 ter hoogte van [T], [Land], een eenzijdig ongeval plaatsgevonden met een vrachtwagencombinatie van Road Service, bestaande uit een trekker en een oplegger. Hierdoor is er brand aan het voertuig ontstaan. De chauffeur heeft de vrachtwagencombinatie naar een parkeerplaats gereden, waar de brand door de brandweer is geblust. Aan boord van de vrachtwagencombinatie bevonden zich gevaarlijke stoffen.
(ii) [Appellant] heeft in opdracht van Road Service bergings- en stallingswerkzaamheden verricht. Zij heeft daarvoor een aantal facturen aan Road Service toegezonden voor een totaal bedrag van € 30.036,98 (FF 197.029,70). Road Service heeft de facturen niet voldaan; zij is op 19 september 2001 door de rechtbank ’s-Gravenhage in staat van faillissement verklaard.
(iii) De trekker van de vrachtwagencombinatie is voor aansprakelijkheid in de zin van de Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen (WAM) verzekerd bij Allianz. [Appellant] heeft Allianz op grond van artikel 6 WAM verzocht de facturen te voldoen. Allianz heeft dat geweigerd.
3.2 [Appellant] heeft gevorderd dat Allianz zal worden veroordeeld tot betaling van de hiervoor bedoelde facturen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen omdat – kort gezegd – er een contractuele relatie tussen [appellant] en Road Service bestaat op basis waarvan [appellant] haar werkzaamheden heeft verricht en er dus geen sprake is van burgerrechtelijke aansprakelijkheid in de zin van artikel 3 WAM. Op dezelfde grond heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van [appellant] niet onder artikel 3a WAM valt.
3.3 Met grief 1 stelt [appellant] aan de orde dat Allianz aansprakelijk is op grond van artikel 3 juncto artikel 6 WAM. [appellant] meent dat zij schade heeft geleden als gevolg van het ongeval en heeft te gelden als benadeelde in de zin van de WAM. Zij heeft immers, kort gezegd, ervoor gezorgd dat de oplegger inclusief de gevaarlijke stoffen die zich aan boord daarvan bevonden, werd afgevoerd.
3.4 Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 3 WAM diende Road Service een verzekering te sluiten om de burgerrechtelijke aansprakelijkheid te dekken waartoe haar vrachtwagencombinatie in het verkeer aanleiding kan geven. Op grond van artikel 6 WAM kan een benadeelde, dat wil zeggen degene die schade heeft geleden welke grond oplevert voor de toepassing van de WAM, de WAM-verzekeraar, Allianz, rechtstreeks aanspreken. [Appellant] heeft op grond van een contractuele verbintenis op Road Service een vordering, te weten een vordering tot nakoming van de overeenkomst. Het gaat derhalve niet om aansprakelijkheid van Road Service als gevolg van de deelname van de vrachtwagencombinatie aan het verkeer. [Appellant] heeft, met andere woorden, geen schade geleden als gevolg van het ongeval, maar als gevolg van de betalingsonmacht van Road Service. De omstandigheid dat Road Service de facturen niet betaalt maakt dat niet anders. Grief 1 is derhalve ongegrond.
3.5 Met grief 2 doet [appellant] een beroep op het bepaalde in artikel 3a juncto artikel 6 WAM. [Appellant] voert aan dat zij preventieve maatregelen heeft getroffen als bedoeld in artikel 8:1210 BW ter voorkoming van schade door gevaarlijke stoffen die zich in de vrachtwagencombinatie bevonden, dat uit artikel 8:1213 BW volgt dat Road Service aansprakelijk is voor de kosten van die maatregelen, dat zij op grond van artikel 3a WAM daarvoor verplicht verzekerd is en dat op grond van artikel 6 WAM Allianz rechtstreeks kan worden aangesproken voor de vergoeding van de kosten.
3.6 Allianz heeft dit een en ander weersproken. In het bijzonder is Allianz van mening dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij preventieve maatregelen heeft getroffen als bedoeld in artikel 8:1210 BW.
3.7 In artikel 8:1210 aanhef en sub b BW wordt het begrip schade in de zin van afdeling 8.14.1 BW gedefinieerd. De bepaling vormt een nadere precisering van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 BW. Blijkens artikel 8:1210 BW vallen onder het begrip schade ook de kosten van preventieve maatregelen en verlies of schade veroorzaakt door zulke maatregelen. Een preventieve maatregel is iedere redelijke maatregel ter voorkoming of beperking van schade door wie dan ook genomen. De door [appellant] gemaakte kosten vormen evenwel geen schade in de hiervoor bedoelde zin omdat – zoals hiervoor al overwogen – hij zijn vordering baseert op een overeenkomst. [Appellant] vordert nakoming van (de verzekeraar van) zijn contractspartij en geen schadevergoeding. [Appellant] heeft onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat hij Road Services aansprakelijk houdt op grond van artikel 8:1213 BW. Dit heeft tot gevolg dat [appellant] de bedoelde kosten ook niet op grond van artikel 3a juncto artikel 6 WAM van Allianz kan terugvorderen. De conclusie is dat de tweede grief geen succes heeft.
3.8 Grief 3 strekt ten betoge dat Allianz naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de door [appellant] maakte kosten dient te vergoeden, althans dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien zij dat niet zou doen.
3.9 Deze grief treft evenmin doel. De redelijkheid en billijkheid brengen niet mee dat Allianz, in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar van Road Service, dient in te staan voor het feit dat haar verzekerde niet in staat is haar contractuele verplichtingen na te komen. De omstandigheid dat de werkzaamheden waarvan [appellant] betaling vordert – naar hij stelt – ertoe hebben bijgedragen dat er geen gevaarlijke stoffen in het milieu zijn terechtgekomen, maakt dat niet anders.
3.10 De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [Appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, inclusief de nakosten. LJN BO0972