Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb 's-Hertogenbosch 270612; geen letsel; schade door studievertraging; Richtlijn Letselschaderaad kan handvat bieden bij begroting schade door studievertraging

Rb 's-Hertogenbosch 270612; geen letselzaak schade door studievertraging; 
- Richtlijn Letselschaderaad kan een handvat bieden bij het begroten van schade door studievertraging maar i.c. niet 
- hogeschool aansprakelijk voor 12 mnd studievertraging.; EUR 1.700,- schoolgeld en EUR 500,- per maand extra studiekosten

Schadeposten 

4.19.  [x] vordert sub a een vergoeding van € 18.486,- per jaar wegens studievertraging conform de Richtlijn inzake studievertraging van de Letselschaderaad (hierna: de Richtlijn). In reactie op het verweer van Fontys dat de Richtlijn hier niet toepasselijk is omdat deze ziet op letselschadezaken, stelt [x] zich op het standpunt dat de Richtlijn kan worden toegepast ongeacht de oorzaak van de studievertraging. 

4.20.  De rechtbank is met [x] van oordeel dat de bedoelde Richtlijn in beginsel een handvat kan bieden bij het begroten van schade die iemand lijdt doordat hij studievertraging oploopt, ook als die vertraging niet het gevolg is van een ongeval maar van een andere oorzaak waarvoor een derde aansprakelijk is te houden. De Richtlijn geeft een normbedrag voor het begroten van de schade die optreedt doordat een benadeelde later op de arbeidsmarkt actief zal zijn tengevolge van een onderbroken opleiding. In dit geval staat echter helemaal niet vast dat [x] de arbeidsmarkt als gevolg van (het voor rekening van Fontys komende gedeelte van) de studievertraging later heeft/zal betreden. Door [x] is niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat hij, als hij eerder zou zijn afgestudeerd, ook eerder een passende baan zou hebben gevonden. Uit het verhandelde ter zitting begrijpt de rechtbank dat [x] ten tijde van de zitting (hij was toen inmiddels een half jaar afgestudeerd) nog geen passende werkkring als beginnend HBO-pedagoog had gevonden. [x] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid hoe het hem na zijn afstuderen qua inkomen (uit arbeid) is vergaan en in hoeverre de aan Fontys toe te rekenen studievertraging van invloed is geweest op de hoogte van dat inkomen. Fontys heeft ter zitting bovendien onweersproken verklaard dat de situatie op de arbeidsmarkt voor afgestudeerden in de studierichting van [x] uitermate ongunstig is en dat het daarom erg onzeker is of en wanneer [x] een bij zijn opleiding passende baan zal kunnen vinden. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank onvoldoende grond om de gestelde inkomensschade wegens studievertraging toe te wijzen. 

4.21.  [x] vordert sub b een vergoeding van € 1.700,- omdat hij een jaar langer schoolgeld heeft moeten betalen. Het door Fontys gevoerde verweer dat hier sprake is van een dubbeltelling met de schadevordering sub a gaat niet op, want de onder a gevorderde schade ziet uitsluitend op misgelopen inkomsten uit arbeid wegens het later toetreden tot de arbeidsmarkt. Andere verweren zijn niet gevoerd en de rechtbank acht dit bedrag toewijsbaar, uitgaande van een aan Fontys te wijten studievertraging van 12 maanden. 

4.22.  [x] vordert sub c onder het kopje “studiefinanciering” een bedrag van € 10.000,- en onderbouwt dit door te stellen dat hij extra kosten heeft moeten maken in verband met zijn studie, welke kosten naar redelijkheid en billijkheid bepaald zouden kunnen worden op € 10.000,-. Ter zitting is toegelicht dat hierbij is uitgegaan van € 500,- extra kosten per maand. Waar die extra kosten precies uit hebben bestaan heeft [x] niet toegelicht of onderbouwd, maar omdat Fontys ter zitting heeft aangegeven ook uit te gaan van een bedrag van € 500,- aan extra kosten per maand en omdat de rechtbank aannemelijk acht dat een jaar studievertraging voor [x] tot extra kosten heeft geleid, zal een bedrag worden toegewezen van € 6.000,- (12 x € 500,-). 

4.23.  [x] vordert sub d een vergoeding van € 5.000,- wegens de psychische en emotionele problemen die hij heeft gehad als gevolg van de handelwijze van Fontys en omdat het heel onplezierig was om niet samen met jaargenoten te kunnen afstuderen. [x] stelt dat hij de hulp van een psychiater heeft moeten inroepen om dit alles te verwerken. De rechtbank acht deze vordering niet toewijsbaar omdat [x] niet voldoende heeft onderbouwd dat en in welke mate hij immateriële schade heeft geleden en waarom deze schade (volledig) aan Fontys moeten worden toegerekend. 

4.24.  [x] vordert sub e een vergoeding van € 5.000,- omdat hij door de vertraging een ‘gat’ heeft in zijn curriculum vitae waardoor hij minder snel ([x] gaat zelf uit van een vertraging van zes maanden) een baan zal vinden. De rechtbank acht dit bedrag niet toewijsbaar wegens het ontbreken van enige nadere onderbouwing en gelet op hetgeen hiervoor onder 4.20 is overwogen over de vooruitzichten van een beginnend HBO-pedagoog op een bij zijn opleiding passende werkkring. 

4.25.  [x] vordert sub f een vergoeding van € 1.700,75 wegens gemaakte buitengerechtelijke kosten. Ter onderbouwing voert [x] aan dat in totaal 5,66 uur door zijn gemachtigde is besteed aan het trachten te komen tot een minnelijke regeling. Een overzicht van de verrichtingen tot september 2010 is overgelegd als productie 2. 
De rechtbank is met Fontys van oordeel dat deze vordering niet kan worden toegewezen. Uit productie 2 blijkt dat de verrichte werkzaamheden met name inhielden het bespreken van de zaak met de eigen cliënt en het voeren van correspondentie met de eigen cliënt. Met het sturen van de aansprakelijkstelling aan Fontys was blijkens dit overzicht een tijd gemoeid van 15 minuten. Daarna zijn volgens het overzicht nog twee eenvoudige brieven aan Fontys gestuurd. Deze werkzaamheden zijn niet aan te merken als buitengerechtelijke werkzaamheden maar hebben betrekking op de voorbereiding van de procedure en de instructie van de zaak. Deze werkzaamheden vallen onder de proceskostenvergoeding. 

(...) LJN BW9260