Rb Den Bosch 011204 zeer comlexe intra-articulaire en gedisloceerde calcaneusfractuur: rb volgt deskundige; delay heeft niet tot schade geleid
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Bosch 011204 zeer comlexe intra-articulaire en gedisloceerde calcaneusfractuur: rb volgt deskundige; delay heeft niet tot schade geleid
4.1 Voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat, naast een toerekenbare tekortkoming, ook sprake is van schade en een causaal verband tussen die schade en de toerekenbare tekortkoming. Als er veronderstellenderwijs van uit wordt gegaan dat zijdens het ziekenhuis een beroepsfout is gemaakt, hetgeen gemotiveerd is betwist, kan de vordering van [partij A] eerst dan worden toegewezen als het causaal verband tussen de (veronderstellenderwijs aangenomen) toerekenbare tekortkoming en de door [partij A] gestelde schade is komen vast te staan.
4.2. In het rapport van de – na onderlinge overeenstemming van partijen hiertoe – door partijen geraadpleegde deskundige, prof. dr. [D] [D] d.d. 27 februari 2003 is – voor zover relevant – het hiernavolgende vermeld:
“ Ik kan daarom niet anders dan vaststellen dat bij deze consulten op de polikliniek chirurgie nalatig c.q. onzorgvuldig gehandeld is. Hierdoor is de juiste diagnose te laat gesteld en verkeerde mw. [partij A] te lang in onzekerheid. Als de diagnose wel tijdig en juist gesteld was zou de behandeling echter vrijwel zeker dezelfde en de afloop eveneens vrijwel zeker niet anders zijn geweest. Mw. [partij A] liep op middelbare leeftijd een zeer comlexe intra-articulaire en gedisloceerde calcaneusfractuur op en zo’n fractuur heeft een slechte prognose, onafhankelijk van de ingestelde behandeling. Dat betekent dus dat de prognose niet anders was geweest indien enige specialist de kennis en ervaring en/of de (hoog-)moed had gehad om deze fractuur primair operatief te behandelen. (…). Betrokkene zou zeer geholpen zijn als iemand haar aan het verstand zou kunnen brengen dat haar huidige (subjectief) slechte toestand het gevolg is van de ernstige fractuur die zij in 1999 opliep en dat die niet veroorzaakt is door de gemiste diagnose en een daardoor niet uitgevoerde behandeling.”
4.3. [partij A] heeft een drietal bezwaren aangevoerd tegen het rapport van [D], te weten 1) het rapport is opgesteld zonder kennis te nemen van de röntgenmap en de daarbij behorende verslaglegging, 2) de rapportage is onzorgvuldig omdat deze uitgaat van de veronderstelling dat [partij A] haar voet gedurende 6 tot 8 weken niet heeft belast en [D] dit niet bij haar heeft geverifieerd en 3) [D] heeft ten onrechte, en niet door zijn rapport onderbouwd, geconcludeerd dat met een conservatieve behandeling de afloop hetzelfde zou zijn geweest als thans het geval is. Deze bezwaren zijn gemotiveerd weersproken.
4.4. Vooropgesteld dient te worden dat de stelplicht van [partij A] inhoudt dat zij haar stelling dat de medische expertise niet naar wens is verlopen en de stelling dat zij zich niet kan verenigen met de conclusie van de deskundige nader dient te documenteren tegenover de specifieke gegevens zoals die zijn vervat in het door haar en het ziekenhuis overgelegde deskundigenrapport.
4.5. De rechtbank stelt vast dat [partij A] haar bezwaren tegen het rapport van [D] niet nader heeft onderbouwd met een ander, door een deskundige opgesteld, rapport. Dit klemt in het bijzonder ten aanzien van het derde bezwaar, de stelling dat ten onrechte zou zijn geconcludeerd dat met een conservatieve behandeling de afloop hetzelfde zou zijn geweest. [partij A] kon naar het oordeel van de rechtbank niet volstaan met deze enkele, niet door een verklaring van een deskundige ondersteunde stelling. Dit is met name het geval nu het rapport door [D] is opgesteld op gemeenschappelijk verzoek van [partij A] en het ziekenhuis, de deskundigheid van [D] niet ter discussie stond en voorts [partij A] in de gelegenheid is gesteld, en daarvan ook gebruik heeft gemaakt, nadere vragen aan [D] te stellen, welke ook zijn beantwoord. Deze nadere vragen hadden geen betrekking op de thans naar voren gekomen bezwaren. Daar komt nog bij dat de raadsman van [partij A] ter comparitie heeft verklaard dat hij zijn derde bezwaar tegen het rapport moeilijk kan onderbouwen.
Voor wat betreft het eerste bezwaar overweegt de rechtbank dat [D] zich er blijkens zijn rapport rekenschap van heeft gegeven dat deze foto’s ontbraken doch dat zulks, gelet op de zich wel in het dossier bevindende verslagen van de radiologen en de analyse van [G], geen belemmering is geweest om tot zijn oordeel te komen.
Voor wat betreft het tweede bezwaar heeft [D] zijn aanname gemotiveerd op grond van het gegeven dat de betreffende fractuur een zodanig extreem pijnlijk letsel betreft dat reeds om die reden belasting van de voet gedurende de eerste zes tot acht weken praktisch onmogelijk was. Wat daar ook van zij, de deskundige is van oordeel dat ook eventuele belasting van de voet niet heeft bijgedragen aan de dislocatie van de fractuur.
Ten aanzien van het deskundigenrapport is het de rechtbank ook overigens niet gebleken dat het rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
4.6. Gelet op het voorafgaande concludeert de rechtbank dat de betwisting van het rapport onvoldoende is gemotiveerd en onderbouwd overeenkomstig de aan een dergelijke betwisting te stellen eisen. [partij A] zal dientengevolge dan ook niet worden toegelaten tot het bewijs van haar stellingen.
4.7. [D] heeft in zijn rapport geconcludeerd dat als de diagnose wel tijdig en juist was gesteld de behandeling echter vrijwel zeker dezelfde zou zijn en de afloop eveneens vrijwel zeker niet anders zou zijn geweest. Nu dit rapport onvoldoende gemotiveerd is betwist, neemt de rechtbank deze conclusies over en maakt deze tot de hare. Gelet hierop moeten derhalve de vorderingen van [partij A] worden afgewezen, nu het causaal verband tussen de – veronderstelde – toerekenbare tekortkoming en de door haar gestelde schade niet is komen vast te staan. De vraag of al dan niet sprake is van een toerekenbare tekortkoming en schade kan in dit geval dan ook buiten bespreking blijven.
4.8. De rechtbank wijst gelet op het hiervorenoverwogene de vorderingen af. Gelet op de aard van de zaak en in het bijzonder de onzekerheid waarin [partij A] door het handelen van het ziekenhuis heeft verkeerd, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren op de wijze als in het dictum is vermeld. LJN BQ3280