Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 250316 KG; delay huisarts tzv netvliesloslating; vordering aanvullend voorschot; nader onderzoek vereist

Rb Gelderland 250316 KG; delay huisarts tzv netvliesloslating; vordering aanvullend voorschot; nader onderzoek vereist; € 15.000 toegewezen

2 De feiten

2.1.
Op donderdagochtend 12 juli 2012 merkte [eiser] dat zijn zicht aan de onderzijde van zijn linkeroog was verminderd als gevolg van een zwarte ‘streep’. In de avond was de streep groter geworden en zag [eiser] slechter. [eiser] heeft toen gebeld naar de huisartsenpost, waar [gedaagde] die avond als de dienstdoende huisarts werkzaam was. [eiser] heeft vervolgens zijn klachten geuit, waarna de telefoniste na het raadplegen van [gedaagde] aan [eiser] het advies gaf om de volgende ochtend contact op te nemen met zijn eigen huisarts en die nacht met een extra kussen onder zijn hoofd te slapen.

2.2.
De volgende ochtend bleek dat het zicht van [eiser] nog meer was afgenomen. Hij bezocht daarop zijn huisarts, die [eiser] doorverwees naar een oogarts in het Sint Antonius ziekenhuis te Nieuwegein. [eiser] kon om 13.00 uur in het Sint Antonius terecht, waarna hij is onderzocht. [eiser] is vervolgens doorgestuurd naar het Oogziekenhuis te Rotterdam, vanwege een geconstateerde netvliesloslating. [eiser] is op vrijdagmiddag 13 juli 2012 om 16.00 uur met eigen vervoer in het Oogziekenhuis in Rotterdam aangekomen.

2.3.
In het Oogziekenhuis is de diagnose netvliesloslating bevestigd. In het patiëntdossier van [eiser] staat vermeld ‘Ablatio, macula aan, met flink defect OS’. Omdat [eiser] op dat moment niet nuchter was, zou [eiser] pas na 19.00 uur die avond geopereerd kunnen worden. [eiser] is die avond niet geopereerd. In het verpleegkundig dossier werd bij de opname van [eiser] genoteerd ’16.15. Met spoed opgenomen wegens ablatio OS, macula net aan. Heeft daarom strikt platte bedrust. Gaat morgen voor OK bij dr. [naam 1] → is nog niet zeker. [naam 1] overlegt nog met dienstdoende’.

2.4.
In het dossier van [eiser] is op zaterdag 14 juli 2012 om 09.50 uur genoteerd ‘C/ Ablatio OS, Macula nèt aan’. De operatie heeft vervolgens plaatsgevonden op zaterdagmiddag 14 juli 2012 rond 13.00 uur. Op het Retina formulier wordt als diagnose voor de operatie vermeld ‘ablatio, macula aan’. In het operatieverslag heeft oogarts [naam 1] onder meer genoteerd ‘Macula aanliggend: J’. In de ontslagbrief van 14 juli 2012 aan de huisarts staat vermeld ‘Er was sprake van een netvliesloslating in twee kwadranten, de macula was aanliggend’.

2.5.
Op zaterdag 14 juli 2012 heeft oogarts [naam 1] in het patiëntdossier van [eiser] geschreven: ‘(…) waarschijnlijk macula vrijdag al afliggend. (…)’.

2.6.
[eiser] ervaart vanaf de operatie diverse klachten. Zo is het zicht van het linkeroog beduidend slechter geworden, is het linkeroog gevoeliger sinds de operatie, is het dieptezien slechter geworden, treedt bij vermoeidheid een trillend dubbelbeeld op en vertonen rechte lijnen met het linkeroog een kromming, zodat de horizonlijn verspringt.

2.7.
Bij brief van 11 december 2012 heeft [eiser] [gedaagde] (en ook de huisartsenpost) aansprakelijk gesteld op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de behandelingsovereenkomst met [gedaagde] /de huisartsenpost.

2.8.
Namens [gedaagde] heeft zijn verzekeraar, VvAA, bij brief van 21 juni 2013 het volgende bericht:
‘Onze medisch adviseur komt op basis van de stukken uit het medisch dossier tot de conclusie dat er door onze verzekerde, toen uw cliënt met hem via de assistente contact op de huisartsenpost opnam op donderdag 12 juli 2012, onzorgvuldig gehandeld is. Volgens onze medische adviseur had onze verzekerde bij dergelijke visusklachten, zoals uw cliënt telefonisch aan de assistente gemeld heeft, aan de diagnose netvliesloslating behoren te denken en uw cliënt moeten onderzoeken. Het ware beter geweest als onze verzekerde uw cliënt had uitgenodigd voor een consult op de huisartsenpost, om een lichamelijk onderzoek te kunnen verrichten, waarna eventueel verwijzing naar een oogarts had kunnen plaatsvinden.’

2.9.
Vervolgens hebben partijen gezamenlijk de heer prof. [naam 2] benaderd, als oogarts verbonden aan het Maastricht Universitair Medisch Centrum. De heer [naam 2] heeft op 19 februari 2014 een medisch deskundigenrapport uitgebracht. Dit rapport meldt voor zover in het kader van deze procedure van belang:

‘(…)
De vraag die nu resteert is in hoeverre het reizen van die vrijdag en het langer rechtop zitten instrumenteel is geweest in het verder loswoelen van de gele vlek. Oogarts [naam 1] uit mijns inziens terecht de mening in het dossier, zoals vastgelegd op 14 juli 2012, dat waarschijnlijk de gele vlek al op vrijdag in de loop van de dag vlak los is komen liggen. Die kans had er natuurlijk ook in gezeten wanneer het hiervoor door mij “ideale” scenario zou zijn gevolgd, maar die kans acht ik toch beduidend kleiner. In ieder geval kan worden gesteld dat door de delay betrokkene de gelegenheid is ontnomen om met een aanliggende macula nog diezelfde vrijdag te worden geopereerd. Ik kan hier alleen maar een schatting geven, maar ik zou dit een 50 % kans willen geven dat de macula in het “ideale” scenario aanliggend zou zijn gebleven. Daarmee geef ik ook helder aan wat het antwoord is op de door mr. Hartman aan mij gestelde vraag A. in haar brief van 30 januari 2014, nl. dat met geen mogelijkheid is vast te stellen op welk tijdstip precies die macula is komen los te liggen. Ik zeg hier ondubbelzinnig dat ik het door oogarts [naam 1] geuite vermoeden dat de macula in de loop van de vrijdag is komen los te liggen, onderschrijf.
(…)
Het feit is echter dat bij vroege diagnostiek op donderdagavond, de operatie ook op vrijdag al mogelijk had kunnen plaatsvinden. Er was dan mogelijk sprake geweest van een betere functie en dus van een geringere impairment (vraag H). de kans op een goed herstel bij een aanliggende macula is ongeveer 85 %, hetgeen impliceert dat er dan 85 % kans zou hebben bestaan op een impairment van 0 %.’

2.10.
[eiser] is landschapsarchitect van beroep en ten tijde van de operatie had [eiser] een eigen onderneming, genaamd [onderneming] te [woonplaats 1] . Dit bedrijf telde naast [eiser] nog één partner en zeven medewerkers. Inmiddels is het bedrijf een eenmanszaak. De omzet van het bedrijf van [eiser] vanaf 2007 bedraagt:
Omzet kosten huur managementvergoeding resultaat
2007 774.227 531.930 181.441
2008 796.351 652.830 88.108 120.000 113.911
2009 1.227.992 805.882 80.000 264.000 328.075
2010 777.857 583.386 80.320 200.000 161.484
2011 670.499 476.225 80.320 200.000 159.268
2012 438.920 469.604 80.320 200.000 -20.873
2013 203.942 338.466 74.122 144.000 -129.170

2.11.
[eiser] ontvangt met ingang van 1 oktober 2015 krachtens zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering een uitkering van € 6.239,47 bruto per jaar, op basis van 55% arbeidsongeschiktheid.

2.12.
De verzekeraar van [gedaagde] , VvAA, heeft aan [eiser] een aantal voorschotten op de door hem geleden schade betaald. Op 19 december 2014 en op 27 juli 2015 is aan [eiser] een bedrag van € 20.000,00 betaald en op 10 november 2015 een bedrag van € 10.000,00.

2.13.
[eiser] heeft op dit moment een netto inkomen van € 1.000,00 per maand uit zijn eigen onderneming.

2.14.
In het kader van de schadeafwikkeling zijn diverse (buitengerechtelijke) kosten gemaakt. Een deel van de daaruit voortvloeiende facturen heeft VvAA aan [eiser] vergoed. De facturen van de accountant van [eiser] , die bij het huisbezoek aan [eiser] namens hem aanwezig was, zijn onbetaald gebleven. Dit zijn de facturen van 22 december 2014 ten bedrage van € 4.356,00 en van 17 augustus 2015 ten bedrage van € 1.588,13. Daarnaast zijn nog andere facturen onbetaald gelaten, waaronder de facturen van de belangenbehartiger van [eiser] ten bedrage van in totaal € 2.578,51.

3 Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 100.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2012, dan wel vanaf de dag dat de schade wordt geleden tot de dag van algehele voldoening, zulks ten titel van aanvullend voorschot op de door [gedaagde] te dezer zake aan [eiser] verschuldigde schadevergoeding, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.

3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4 De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiser] vordert in deze procedure een bedrag van € 100.000,00. [eiser] legt aan deze vordering ten grondslag dat [gedaagde] op 12 juli 2012 een medische fout heeft begaan, waarvoor aansprakelijkheid is erkend. [eiser] stelt dat hij als gevolg van deze fout blijvende schade aan zijn linkeroog heeft opgelopen, waardoor hij zijn landschapsarchitectenbureau niet meer goed kan exploiteren en een blijvend verlies aan verdienvermogen is ontstaan. [eiser] voert aan dat hij voor dit verlies, uitgaande van een kans van 42,5% op herstel zonder blijvende schade indien de fout niet was gemaakt, berekend tot en met 2014 ten minste een schadevergoeding van € 163.000,00 behoort te ontvangen. Daarnaast stelt [eiser] dat diverse buitengerechtelijke kosten inzake de afwikkeling van de schade niet zijn vergoed, hoewel deze kosten uitsluitend door toedoen van de medische fout zijn gemaakt. [eiser] stelt zich derhalve op het standpunt dat aan hem een voorschot op de uiteindelijke totale schadevergoeding van € 100.000,00 dient te worden uitgekeerd. [gedaagde] heeft deze stellingen weersproken en in dat kader aangevoerd dat op basis van de notities van oogarts [naam 1] en het deskundigenrapport van de heer [naam 2] niet duidelijk is op welk moment de macula los is gaan liggen. [gedaagde] stelt dat hierdoor op dit moment onvoldoende duidelijk is of tussen het door de medische fout ontstane delay en de ontstane schade enig causaal verband bestaat, zodat er thans geen grond bestaat om tot verdere bevoorschotting van de gestelde schade over te gaan.

4.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. [eiser] heeft in het kader van deze procedure diverse (medische) stukken in het geding gebracht ter onderbouwing van zijn vordering. Uit deze stukken volgt tegenstrijdige informatie. Zo concludeert de heer [naam 2] in zijn deskundigenrapport (onder verwijzing naar een notitie van de heer [naam 1] van 14 juli 2012 waarin hij opmerkt dat de macula waarschijnlijk vrijdag al los lag) dat hij vermoed dat de macula reeds voor de operatie en al op vrijdag is losgelaten. Anderzijds zijn er in de stukken de nodige aanwijzingen te vinden, waaruit volgt dat de macula zaterdagochtend nog (net) aan lag en dit ook tijdens de operatie die middag nog het geval was. Gelet op deze tegenstrijdige informatie, kan op dit moment niet worden vastgesteld of en zo ja, op welk moment de macula heeft losgelaten.

4.3.
Als het zo zou zijn dat de macula op het moment van de operatie op zaterdagmiddag 13.00 uur nog aanlag, dan zou die omstandigheid het causaal verband tussen het delay als gevolg van de medische fout en de uiteindelijke toestand van [eiser] kunnen doorbreken. Aangenomen kan dan immers worden dat het delay er niet toe heeft geleid dat [eiser] pas werd geopereerd op een moment dat de macula los lag. Omdat de heer [naam 2] in zijn rapportage uitsluitend aandacht heeft, althans lijkt te hebben besteed aan de notitie van de heer [naam 1] van zaterdag 14 juli 2012 waarin hij aangeeft dat de macula waarschijnlijk vrijdag al is losgelaten, en de overige notities niet in zijn rapport heeft betrokken, kan ook uit het medisch deskundigenrapport niets met zekerheid worden afgeleid over het moment waarop de macula heeft losgelaten. Op basis van de huidige informatie blijft deze vraag aldus onbeantwoord. Gelet hierop kan op dit moment niet worden vastgesteld dat tussen de medische fout die heeft geleid tot het delay en de schade van [eiser] een causaal verband bestaat. De aanwezigheid van een causaal verband is echter ook zeker niet uit te sluiten.

4.4.
Daar komt bij dat op dit moment onduidelijk is of voor de vraag welke kans op volledig herstel aan [eiser] is ontnomen door het delay, alles bepalend is of de macula ten tijde van de operatie nog aanlag of al was losgelaten. Bij het inschatten van deze kans kan immers ook een rol spelen dat indien langer wordt gewacht met de uiteindelijke behandeling van de netvliesloslating de ontstane scheur groter wordt, waardoor het moeilijker wordt om met een ingreep een goed resultaat te bereiken. Hoewel partijen zich niet over deze kans hebben uitgelaten, acht de voorzieningenrechter het desondanks denkbaar dat ook als de macula op het moment van de operatie nog aanlag, het delay niettemin toch voor kansverlies heeft gezorgd. Ook dit is een omstandigheid waarnaar nader onderzoek dient te worden verricht. Bij deze stand van zaken, waarbij gerede kans bestaat dat wel een causaal verband bestaat tussen het delay en de schade die [eiser] lijdt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een beperkt voorschot aan [eiser] toe te kennen in afwachting van nader onderzoek.

4.5.
Op dit moment bestaat echter evenmin duidelijkheid over de financiële gevolgen die de medische fout heeft voor het verlies aan verdienvermogen van [eiser] . Aannemelijk is dat niet alleen de schade aan het oog van [eiser] , maar tevens de economische crisis invloed heeft gehad op de dalende omzetcijfers van het bedrijf van [eiser] . Ondanks deze bijkomende omstandigheid, acht de voorzieningenrechter het echter aannemelijk dat de medische toestand van [eiser] een aanmerkelijke invloed heeft gehad op deze dalende omzet en dat [eiser] door deze toestand daadwerkelijk schade lijdt. Gelet op de overgelegde financiële stukken, is aannemelijk dat deze schade aanmerkelijk meer bedraagt dan het bedrag van € 50.000,00 dat tot op heden aan [eiser] in dat kader is uitgekeerd.

4.6.
De voorzieningenrechter acht het gelet op de huidige financiële situatie van [eiser] , waarbij als onweersproken vaststaat dat [eiser] slechts een arbeidsongeschiktheidsuitkering geniet van ruim € 500,00 netto per maand en daarnaast maandelijks een netto bedrag van € 1.000,00 uit zijn eigen onderneming krijgt uitgekeerd, een voldoende spoedeisend belang bestaat bij toewijzing van een nader voorschot aan [eiser] . Gelet daarop, zal aan [eiser] een bedrag van € 10.000,00 worden toegekend als voorschot op de schade die [eiser] lijdt op basis van het verlies aan verdienvermogen. Daarnaast zal een voorschotbedrag van € 5.000,00 worden toegekend aan buitengerechtelijke kosten, ter vergoeding van de twee declaraties van de belangenbehartiger van [eiser] ter waarde van € 2.578,51 en € 2.421,49 als voorschot op de twee facturen van de accountant van [eiser] van 22 december 2014 en 17 september 2015. Aannemelijk is immers dat deze kosten bij het uitblijven van de medische fout niet zouden zijn gemaakt en dat de accountant van [eiser] , zowel voorafgaand aan als tijdens het huisbezoek van VvAA aan [eiser] , ten minste enige werkzaamheden heeft verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. In totaal zal aldus een bedrag van € 15.000,00 als voorschot worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering zal worden afgewezen.

4.7. In de uitkomst van de procedure ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden. ECLI:NL:RBGEL:2016:1941