Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 130820 aansprakelijkheid huisarts voor delay bij achillespeesruptuur kan niet worden vastgesteld

RBAMS 130820 aansprakelijkheid huisarts voor delay bij achillespeesruptuur kan niet worden vastgesteld
- geen begroting kosten; verzoek had zonder onderbouwing van medisch adviseur of deskundige geen kans van slagen

2De feiten
2.1.
[verzoekster] heeft op 6 maart 2019 bij een boksles in de sportschool een blessure aan het linkeronderbeen opgelopen. De ambulance is erbij gehaald en [verzoekster] is op de sportschool gezien door de ambulancebroeder die haar adviseerde langs te gaan bij de huisarts. [verzoekster] is op dezelfde dag voor een consult naar de praktijk van haar huisarts [verweerder sub 1] gegaan. Daar is zij gezien door huisarts in opleiding mevrouw [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ). In het huisartsjournaal heeft [betrokkene] onder meer genoteerd (waarbij verschrijvingen door de rechtbank zijn gecorrigeerd):

“(…)

LD: ambulancebroeder belt dat pte vermoedelijk een zweepslag heeft. Veel pijn kuit. Achillespees in tact. Pte nu bij sportschool om de hoek. Willen haar hier langsbrengen.

(…)

Linker kuit: geen evidente zwelling. Hevige drukpijn tpv kuit en aanhechting achillespees. Thompsontest niet uit te voeren ivm hevige pijn.

(…)

Plantair en dorsaalflexie wel mogelijk. Geen delle palpabel

(…) Coup de fouet/zweepslag

(…)

elevatie, koelen. Pcm en naproxen. heeft al krukken gehaald.

retour indien voet niet goed kunnen bewegen bij pijn onder controle. dan herbeoordeling thompson, nu lage verdenking ruptuur achillespees (…)”

2.2.
Ongeveer twee weken na het ontstaan van de blessure is bij [verzoekster] een verergering van pijnklachten ontstaan met een vermindering van bewegingsmogelijkheden.

2.3.
Op 19 april 2019 is [verzoekster] begonnen met fysiotherapie. Bij aanvang van de behandeling was de kracht in de kuit normaal en was [verzoekster] in staat om op hakken en tenen te lopen. Nadat een afwijkend beloop van herstel optrad, heeft [verzoekster] op advies van de fysiotherapeut op 29 mei 2019 een echo laten maken van het linkeronderbeen. Daaruit bleek dat sprake was van een achillespeesruptuur. [verzoekster] is verwezen naar een orthopedisch chirurg.

2.4.
Orthopedisch chirurg [naam arts] heeft op 25 juni 2019 de diagnose achillespeesruptuur links gesteld.

2.5.
Op 25 juli 2019 is [verzoekster] geopereerd. In het operatieverslag van [naam arts] staat onder meer dat de reden van opname een ‘verwaarloosde achillesruptuur links’ is. [verzoekster] is na de operatie een revalidatietraject gestart. In het kader van dat traject volgt [verzoekster] tweemaal per week (intensieve) fysiotherapie.

2.6.
[verzoekster] heeft [verweerder sub 1] op 6 november 2019 bij brief aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden wegens een onzorgvuldige geneeskundige behandeling. VVAA is de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerder sub 1] . Bij brief van 26 april 2020 heeft VVAA aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3Het geschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:

voor recht te verklaren dat [verweerder sub 1] aansprakelijk is voor de schade van [verzoekster] als gevolg van de onzorgvuldige geneeskundige behandeling van haar letsel op 6 maart 2019, met zowel voor [verweerder sub 1] als voor VVAA de verplichting de schade te vergoeden;

[verweerder sub 1] en VVAA hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding (onder algemene titel) van € 12.500 en

[verweerder sub 1] en VVAA hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het deelgeschil begroot op € 3.353,20.

3.2.
Aan het verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat de huisarts in opleiding [betrokkene] op 6 maart 2019 onzorgvuldig heeft gehandeld. [betrokkene] had [verzoekster] , toen de Thompsontest niet kon worden, uitgevoerd moeten doorsturen voor het laten maken van een echo. Verder is het door haar gevoerde beleid ontoereikend geweest. Het handelen en nalaten van de huisarts in opleiding komt voor rekening van [verweerder sub 1] .

Door de onzorgvuldige behandeling is een doctor’s delay ontstaan. [verzoekster] heeft daardoor materiële en immateriële schade geleden die [verweerder sub 1] of haar verzekeraar dient te vergoeden.

3.3.
[verweerders] c.s. concluderen tot afwijzing van het verzoek. Zij betwisten dat [betrokkene] onzorgvuldig heeft gehandeld. Ook wordt betwist dat tijdens het consult van 6 maart 2019 al sprake was van een achillespeesruptuur. Verder ontbreekt causaal verband. Een eventueel delay in de periode vanaf 20 maart 2019 is in ieder geval niet toerekenbaar omdat [verzoekster] zich – tegen het advies van de huisarts in – niet opnieuw tot de huisarts heeft gewend, terwijl haar klachten verergerden. Als al sprake is van een verloren gegane kans op een beter behandelingsresultaat, is dat kansverschil zeer beperkt. Ook de schade wordt betwist.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling
4.1.
In geschil is of [verweerder sub 1] aansprakelijk is voor een onzorgvuldig uitgevoerde geneeskundige behandeling op 6 maart 2019. [betrokkene] stond, toen [verzoekster] haar op 6 maart 2019 met een sportblessure bezocht, als huisarts in opleiding onder de supervisie van [verweerder sub 1] . Volgens [verweerder sub 1] heeft [betrokkene] de casus na het consult van [verzoekster] met hem besproken en was hij akkoord met het handelen van [betrokkene] (hierna ook: de huisarts). Tussen partijen is niet in geschil dat de gedragingen van [betrokkene] die in dit deelgeschil centraal staan, toerekenbaar zijn aan [verweerder sub 1] . Tussen partijen staat verder vast dat de huisarts bij het consult van [verzoekster] op 6 maart 2019, gezien het ontstaan en de aard van de klachten van [verzoekster] , de diagnose ‘achillespeesruptuur’ in overweging had moeten nemen. Gelet op de aantekeningen in het huisartsjournaal (2.1), waarin onder meer staat ‘nu lage verdenking achillespeesruptuur’, heeft de huisarts dat ook gedaan.

4.2.
Tussen partijen is een geneeskundige behandelingsovereenkomst gesloten. Artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de hulpverlener bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en daarbij moet handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Het gaat dus om de vraag of de huisarts de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend huisarts mag worden verwacht.

4.3.
De rechtbank stelt voorop dat er geen voor deze zaak relevante standaard van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) is. [verzoekster] verwijt de huisarts met name dat zij [verzoekster] niet heeft doorverwezen voor het laten maken van een echo. Volgens [verzoekster] schreef de professionele standaard ten tijde van het consult in maart 2019 voor dat in het geval de Thompsontest niet kan worden uitgevoerd, zoals in het geval van [verzoekster] , een echo moet volgen. [verzoekster] verwijst hiervoor (enkel) naar een artikel uit 2009 in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) getiteld ‘Stand van Zaken. De acute achillespeesruptuur. Nieuwe inzichten in de behandeling’. Nog afgezien van de vraag naar de status van het artikel en of de inhoud daarvan in maart 2019 onverkort geldt, hetgeen tussen partijen in discussie is, staat in het artikel niet zo strikt hetgeen [verzoekster] stelt. Zo staat in het artikel “De diagnose ‘acute achillespeesruptuur’ kan over het algemeen eenvoudig gesteld worden aan de hand van de anamnese en fysisch-diagnostisch onderzoek. De meest gebruikte klinische test voor het aantonen van een achillespeesruptuur is de zogenaamde ‘simmonds-‘ of ‘thompsontest’ (…) Deze ‘kuitknijptest’ heeft een sensitiviteit van 96% en een specificiteit van 93%. (…) Bij twijfel kan de diagnose worden bevestigd met echografie of MRI, maar in de praktijk is dit zelden noodzakelijk.” Er staat niet dat de Thompsontest de enige geschikte test is en dat, als die test niet kan worden uitgevoerd, een echo of MRI moet worden gemaakt. [verweerders] c.s. hebben erop gewezen dat ook andere klinische tests indicatief zijn, zoals het palperen van een ‘delle’ (deuk) en het plantair en dorsaal (laten) flexen van de voet, dat die tests zijn uitgevoerd en dat de resultaten daarvan niet wezen op een ruptuur van de achillespees. [verzoekster] heeft niet bestreden dat de huisarts heeft gepalpeerd en heeft gekeken naar de mogelijkheid om de voet plantair en dorsaal te flexen. Dat de huisarts, zoals [verzoekster] betoogt, ‘klakkeloos’ de diagnose van de ambulancebroeder heeft gevolgd zonder een eigen onderzoek uit te voeren (en daardoor verwijtbaar heeft gehandeld) is dan ook niet gebleken.

[verzoekster] heeft geen andere stukken in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat de huisarts niet overeenkomstig de in maart 2019 geldende professionele standaard heeft gehandeld door een verwijzing voor een echo achterwege te laten.

4.4.
De huisarts heeft [verzoekster] op 6 maart 2019 het advies gegeven het linkerbeen te ontlasten, omhoog te houden en te koelen en kennelijk ook om op krukken te lopen. Volgens [verzoekster] is dat beleid ontoereikend geweest. In het huisartsjournaal staat dat de huisarts tegen [verzoekster] heeft gezegd dat zij moest terugkomen indien zij de voet niet kan bewegen en de pijn onder controle is voor ‘herbeoordeling thom[p]som’. In ieder geval staat vast dat [verzoekster] niet is teruggegaan naar haar huisarts, ook niet nadat twee weken na het consult de pijnklachten naar eigen zeggen van [verzoekster] toenamen.

[verzoekster] bestrijdt dat de huisarts dit advies heeft gegeven Zij kan dit zich niet herinneren, net zomin als haar vriend die bij haar was tijdens het consult. [verweerders] c.s. stellen dat de mededeling wel is gedaan. In het kader van dit deelgeschil kan in ieder geval niet ervan worden uitgegaan dat het advies niet is gegeven (en dat in het geheel niet voor follow up is gezorgd). De aard van de deelgeschilprocedure verzet zich ertegen dat op dit punt bewijs wordt bijgebracht.

4.5.
De rechtbank heeft er oog voor dat bij [verzoekster] het gevoel is ontstaan dat de diagnose ‘achillespeesruptuur’ eerder had kunnen worden gesteld en dan een voorspoediger herstel had kunnen plaatsvinden. Van een evidente fout van de huisarts, zoals door haar advocaat bepleit, kan op basis van het voorhanden dossier, gezien het voorgaande, echter niet worden gesproken. Zonder nader deskundigenonderzoek waarin wordt onderzocht wat van een redelijk handelend huisarts onder de gegeven omstandigheden kan worden verwacht aan onderzoek bij de klachten van [verzoekster] en ten aanzien van het gekozen beleid (met of zonder de mededeling over het teruggaan naar de huisarts), kan de rechtbank op dit moment geen oordeel geven over de vraag of de huisarts in overeenstemming met de medisch professionele standaard heeft gehandeld. Voor het gelasten van een deskundigenonderzoek is gezien de daarmee gepaard gaande investering in tijd, geld en moeite in de deelgeschilprocedure geen ruimte.

4.6.
Bij deze stand van zaken is het verzoek om een voorschot op schadevergoeding prematuur. De rechtbank merkt hierbij op dat, voor zover komt vast te staan dat een medische fout is gemaakt door de huisarts, naast een expertise naar het handelen van de huisarts (ook) deskundigenonderzoek nodig is om ten behoeve van de vaststelling van de schade de situatie mét en zonder de medische fout te kunnen vergelijken. Daarbij valt op voorhand niet te zeggen dat, zoals [verzoekster] stelt, een chirurgische behandeling geïndiceerd was, in plaats van een conservatieve behandeling. [verweerders] c.s. hebben voldoende betwist dat dit uit de medisch professionele standaard voortvloeit. Volgens [verweerders] c.s. zijn beide behandelingen volwaardige alternatieven waaruit, afhankelijk van de omstandigheden, kan worden gekozen bij een achillespeesruptuur.

4.7.
Uit het voorgaande volgt dat aansprakelijkheid van [verweerder sub 1] in dit deelgeschil niet kan worden vastgesteld en dat de verzoeken genoemd onder 3.1 a en b worden afgewezen.

4.8.
[verzoekster] verzoekt begroting van haar kosten op de voet van artikel 1019aa Rv en een kostenveroordeling van [verweerders] c.s. [verzoekster] begroot de kosten die verband houden met het deelgeschil op € 3.353,20.

4.9.
In het kader van artikel 1019aa Rv dient de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets te worden gehanteerd: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Afwijzing van een verzoek staat in beginsel niet in de weg aan het begroten van de kosten van het deelgeschil. Indien een deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, komen de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is – evenals [verweerders] c.s. – van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is. [verzoekster] was ten tijde van het instellen van deze procedure bekend met het verweer van [verweerders] c.s. Van de zijde van [verzoekster] is niettemin ervoor gekozen het aan de huisarts gemaakte verwijt enkel te staven met het hiervoor genoemde en besproken artikel uit 2009 in het NTvG, en niet met een (op de onderhavige casus toegespitste) deskundige medische opinie, bijvoorbeeld afkomstig van een medisch adviseur of in de vorm van een gezamenlijk ingewonnen of door de rechtbank gelast voorlopig deskundigenbericht. Het had aan de zijde van [verzoekster] duidelijk moeten zijn dat het verzoek zonder nadere medische onderbouwing geen kans van slagen had. Daarom is de deelgeschilprocedure onterecht ingesteld en blijft de begroting van de kosten achterwege.ECLI:NL:RBAMS:2020:4219