Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 311008 aanbieden van bewijs door een deskundigenbericht geldt niet als bewijsaanbod

HR 311008 aanbieden van bewijs door een deskundigenbericht geldt niet als bewijsaanbod
Is het oordeel van het hof in rov. 5.6 van het tussenarrest d.d. 16 augustus 2006 dat [eiser] geen bewijsaanbod heeft gedaan, juist en begrijpelijk, ook wanneer daarbij het aanbod van 'bewijs door een deskundigenbericht' in de conclusie van antwoord in reconventie/ wijziging van eis in aanmerking wordt genomen?
In het oordeel dat door [eiser] geen bewijsaanbod is gedaan, ligt besloten dat het hof het aanbod van [eiser] niet heeft verstaan als een verzoek aan de rechter om een deskundige te benoemen voor het uitbrengen van een deskundigenbericht of om een deskundige te horen (artikel 194, lid 1 en artikel 200, lid 1 Rv). Dat is geen onbegrijpelijke uitleg van het sober geformuleerde en ook niet nader toegelichte aanbod. Van een 'verzoek' wordt niet gerept en de naam van een te horen deskundige wordt niet opgegeven. In ieder geval in zoverre is het niet onjuist of onbegrijpelijk dat het hof oordeelt dat door [eiser] geen bewijsaanbod is gedaan.
Het aanbieden van 'bewijs door een deskundigenbericht' kan meer inhouden. Het kan ook inhouden het aanbieden om een bericht van een deskundige in het geding te brengen. Dit bewijsaanbod is echter van een type, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van de toestemming van de rechter of wederpartij. [Eiser] had geheel op eigen initiatief een deskundige de hoogte van de fundering kunnen laten onderzoeken - al dan niet na kennisgeving vooraf aan [verweerder] van het voornemen daartoe - en het bericht van de deskundige met daarin zijn bevindingen in het geding kunnen brengen. Hoewel [eiser] daartoe zowel in eerste als tweede aanleg de gelegenheid heeft gehad, heeft hij geen bewijs in de vorm van een door hemzelf uitgelokt deskundigenbericht ingebracht. Een en ander betekent dat, ook al heeft het hof het aanbod in de conclusie van antwoord in reconventie/wijziging van eis ten onrechte niet opgevat als een aanbod om bewijs te leveren, dat [eiser] toch niet kan baten. Het hof was niet gehouden bij dat aanbod, dus het aanbod in de zin zoals zojuist aangegeven, stil te staan. De uitvoering van dat aanbod was geheel een aangelegenheid van [eiser] zelf. Van het achterwege gebleven zijn van de uitvoering van dat aanbod moet [eiser] zelf geheel de consequenties dragen((2)). LJN BF0417