Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 271123 843a vordering tzv geluidsopnames in zorgcentrum afgewezen, mede met oog op onbevooroordeelde getuigenverklaring betrokkenen

RBLIM 271123 843a vordering tzv geluidsopnames in zorgcentrum afgewezen, mede met oog op onbevooroordeelde getuigenverklaring betrokkenen

2De feiten

2.1.

Gedaagden zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] . [minderjarige] heeft een zware vorm van autisme. Hij kan niet praten en zijn IQ is niet meetbaar.

2.2.

Met ingang van september 2021 tot en met omstreeks augustus 2022 ging [minderjarige] drie dagen per week naar het Robertshuis. Het Robertshuis is een zorgcentrum en biedt dagbehandeling voor onder meer kinderen met een autismestoornis.

2.3.

Tijdens één van de dagbehandelingen van [minderjarige] bij het Robertshuis heeft [gedaagden] audiofragmenten (van in totaal zeven uur) laten opnemen vanuit de rugzak van [minderjarige] .

2.4.

Op 29 augustus 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagden] en vier medewerkers van het Robertshuis. Hiervan heeft [gedaagden] eveneens een geluidsopname gemaakt.

2.5.

Volgens [gedaagden] is op de onder 2.3 genoemde audiofragmenten te horen dat de begeleidsters van [minderjarige] veelvuldig tegen [minderjarige] schreeuwen, zeer denigrerende en stigmatiserende dingen over en tegen [minderjarige] zeggen. Ook volgt uit de audiofragmenten dat [minderjarige] een “time out” is gegeven, hetgeen volgens [gedaagden] strijdig is met de zorgbehoefte van [minderjarige] . In de ogen van [gedaagden] heeft het Robertshuis onrechtmatig gehandeld. Gelet daarop heeft [gedaagden] op 9 juni 2023 een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend bij deze rechtbank, teneinde hem in de gelegenheid te stellen bewijs te verkrijgen voor zijn stelling dat het Robertshuis op grond van tekortkoming althans onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade die aan [minderjarige] c.q. [gedaagden] is toegebracht. Bij beschikking van 5 oktober 2023 heeft de rechtbank toewijzend op het verzoek beslist en een voorlopig getuigenverhoor bevolen. Het voorlopig getuigenverhoor staat gepland voor 6 december 2023.

3Het geschil

3.1.

Het Robertshuis vordert na eisvermeerdering en eiswijziging tijdens de mondelinge behandeling, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. [gedaagden] te bevelen om het Robertshuis binnen twee weken na betekening van het vonnis, of zoveel eerder als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, een kopie te verstrekken van alle audiofragmenten en een transcriptie, waarnaar [gedaagden] in het gesprek van 29 augustus 2022 verwijst en die volgens [gedaagden] een duur van omstreeks zeven uur heeft en waarvan bij [minderjarige] opnameapparatuur in zijn rugzak is gestopt, alsmede alle andere opnames die [gedaagden] zonder toestemming heeft gemaakt en in verband kunnen worden gebracht met werknemers en het bestuur van het Robertshuis, waaronder in het bijzonder de opnames die [gedaagden] op diezelfde 29 augustus 2022 zonder toestemming heeft gemaakt;

  2. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat gedaagden in strijd handelen met de onder 1 geformuleerde bevelen, tot een maximum van
    € 25.000,-;

  3. gedaagden – kort gezegd – hoofdelijk te veroordelen in de volledige proceskosten, inclusief nakosten en wettelijke rente.

3.2.

[gedaagden] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.

Het Robertshuis heeft gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering onder 1. [gedaagden] heeft dit betwist.

4.2.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het Robertshuis toegelicht dat zij wenst te beschikken over een kopie van de audiofragmenten, zodat zij zich op het voorlopig getuigenverhoor van 6 december 2023 (zie rov. 2.5) kan voorbereiden. Het Robertshuis heeft eerder verzocht om afgifte van de audiofragmenten, maar [gedaagden] heeft deze niet verstrekt.

4.3.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het Robertshuis, na de toewijzende beschikking van de rechtbank op 5 oktober 2023 (zie rov. 2.5), vrijwel meteen erna, op
12 oktober 2023, de dagvaarding in dit kort geding aan [gedaagden] heeft laten betekenen. Omdat het voorlopig getuigenverhoor reeds op 6 december 2023 zal plaatsvinden, heeft
het Robertshuis haar spoedeisend belang bij haar vordering onder 1. voldoende toegelicht.

Afgifte van een kopie van de opgenomen audiofragmenten?

4.4.

Grondslag voor de vordering onder 1. is artikel 843a Rv. Op grond van dit artikel kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.

4.5.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit de nadere toelichting tijdens de zitting door het Robertshuis blijkt dat het Robertshuis afgifte van een kopie van audiofragmenten verlangt van [gedaagden] , die gemaakt zijn op twee opnamemomenten, namelijk (1) het gesprek op 29 augustus 2022 (zie rov. 2.4) en (2) de audiofragmenten tijdens de dagbehandeling van [minderjarige] vanuit diens rugzak (zie rov. 2.3).

De geluidsopname tijdens het gesprek op 29 augustus 2022

4.6.

Uit de stellingen van Het Robertshuis volgt dat vier medewerkers van het Robertshuis bij het gesprek op 29 augustus 2022 aanwezig waren. Op grond van hun eigen herinneringen weten zij wat tijdens dit gesprek is gezegd. Waarom het Robertshuis dan toch een kopie van deze geluidsopname wil hebben, heeft het Robertshuis niet toegelicht. Gelet hierop heeft het Robertshuis niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een rechtmatig belang heeft bij afgifte van deze geluidsopname, zodat de vordering onder 1. voor zover deze ziet op het gesprek van 29 augustus 2022, zal worden afgewezen.

De circa zeven uur durende audiofragmenten vanuit de rugzak van [minderjarige]

4.7.

Het Robertshuis heeft gesteld dat zij een rechtmatig belang heeft bij de zeven uur durende audiofragmenten die vanuit de rugzak van [minderjarige] zijn opgenomen. [gedaagden] wil (een selectie van) deze audiofragmenten tijdens het voorlopig getuigenverhoor afspelen en voorhouden aan de getuigen. Het Robertshuis weet niet welke opnames aan de getuigen zullen worden voorgehouden. Zonder kennisname vooraf van de inhoud van de audiofragmenten bevindt het Robertshuis zich in een nadeligere (rechts)positie. De weigering van [gedaagden] om over te gaan tot afgifte van de audiofragmenten is in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het daarin neergelegde “equality of arms”.

4.8.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het in het kader van de waarheidsvinding van belang is dat de getuigen, zijnde (ex-)werknemers van het Robertshuis, tijdens het voorlopig getuigenverhoor op basis van hun eigen herinneringen antwoord geven op gestelde vragen over gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden. Op het moment dat de getuigen geconfronteerd worden met audiofragmenten kan bezien worden of zij daar authentiek op reageren en of hun afgelegde verklaringen geloofwaardig en betrouwbaar zijn. Daar past niet bij dat de getuigen mogelijk via het Robertshuis van tevoren de audiofragmenten te horen krijgen en zij hun getuigenverklaring daarop (on)bewust afstemmen. [gedaagden] heeft toegezegd dat hij bereid is om een kopie van alle audiofragmenten aan het Robertshuis te verstrekken na de enquête in het voorlopig getuigenverhoor. Daarmee kan het Robertshuis zich deugdelijk op de contra-enquête voorbereiden en een verzoek doen eventueel reeds gehoorde getuigen opnieuw op te roepen en te bevragen als de audiofragmenten daartoe aanleiding blijken te geven. Dit betekent dat geen enkel audiofragment buiten beeld hoeft te blijven en het Robertshuis uiteindelijk de beschikking zal krijgen over alle audiofragmenten. In die zin zal het Robertshuis zich niet in een nadeligere positie bevinden dan [gedaagden] . Gelet op het voorgaande is derhalve geen sprake van een schending van het recht op een eerlijk proces (zoals genoemd in artikel 6 EVRM, en ook in artikel 17 van de Grondwet) en heeft het Robertshuis op dit moment geen rechtmatig belang bij afgifte van de audiofragmenten.

4.9.

Het Robertshuis heeft ook nog gesteld dat zij – zo begrijpt de voorzieningenrechter – een eigen processueel belang heeft bij afgifte van de audiofragmenten, omdat zij overweegt een procedure jegens [gedaagden] te entameren op grond van onrechtmatige daad. Los van het feit dat onbetwist is dat het Robertshuis tot heden geen aansprakelijkheidsstelling aan [gedaagden] gericht heeft, zal het Robertshuis binnenkort beschikken over de audiofragmenten. Een rechtmatig belang bij afgifte nu ontbreekt daarom.

4.10.

Al hetgeen het Robertshuis overigens heeft aangevoerd, is in het kader van haar op artikel 843a Rv gegronde vordering niet relevant, zodat dit onbesproken kan blijven.

4.11.

Gelet op het voorgaande zal vordering 1. worden afgewezen. De overige vorderingen ondergaan daarmee hetzelfde lot en worden ook afgewezen. ECLI:NL:RBLIM:2023:6922