Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 201216 aard van de directe actie verhindert slachtoffer aan NRL een privatieve last ter inning gefactureerde bedrag af te geven

Hof Amsterdam 201216 aard van de directe actie verhindert slachtoffer aan NRL een privatieve last ter inning gefactureerde bedrag af te geven 

4 Beoordeling
4.1.
NRL heeft in eerste aanleg van Amlin betaling gevorderd van het hiervoor in r.o. 3.5 genoemde bedrag van € 3.852,03, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. NRL stelt dat [A] een aanspraak heeft jegens Amlin op grond van artikel 7:954 BW. NRL heeft van [A] een exclusieve last gekregen om bij Amlin ter hoogte van het gefactureerde bedrag de verzekeringsuitkering te innen die [A] vanwege het schadevoorval geldend kan maken. Van die exclusieve last heeft NRL in 2011 mededeling gedaan aan Amlin. Amlin heeft met de betaling in november 2014 niet bevrijdend betaald aan [A] en is daarom nog steeds het gevorderde bedrag aan NRL verschuldigd, aldus NRL.

4.2.
De kantonrechter is tot het oordeel gekomen dat partijen op grond van artikel 7:423 BW kunnen overeenkomen dat de lastgever voor de duur van de overeenkomst de bevoegdheid verliest zelf rechtshandelingen te verrichten, met werking tegenover derden. Het gevolg hiervan is niet dat Amlin niet langer bevrijdend zou kunnen betalen aan [A] . In dit geval is niet gebleken dat [A] zelf incassowerkzaamheden heeft verricht. Het enkel ontvangen door [A] van de betaling kan volgens de kantonrechter niet worden gekwalificeerd als een rechtshandeling, want daarbij is geen sprake van een op een rechtsgevolg gerichte wil die door een verklaring van [A] is geopenbaard. Onder deze omstandigheden kan volgens de kantonrechter niet worden gezegd dat [A] in strijd heeft gehandeld met een beding van privatieve werking, zodat evenmin geoordeeld kan worden dat de betaling aan [A] jegens Amlin geen werking heeft. Dit alles heeft de kantonrechter tot het oordeel gebracht dat Amlin bevrijdend heeft betaald aan [A] en het recht tot incasso van NRL teniet is gegaan. De vordering van NRL is om die reden afgewezen.

4.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt NRL met haar grieven op. De in eerste aanleg ingestelde geldvordering wordt door NRL in hoger beroep gehandhaafd. Subsidiair vordert NRL in hoger beroep een verklaring voor recht dat Amlin onrechtmatig jegens NRL heeft gehandeld door aan de benadeelde te betalen. Meer subsidiair vordert NRL – naar het hof begrijpt – dat het geding wordt terugverwezen naar de rechtbank, waarbij NRL in de gelegenheid wordt gesteld de verzekerde op de voet van artikel 7:954 lid 6 BW in het geding op te roepen.

4.4.
Kern van de bezwaren van NRL tegen het oordeel van de kantonrechter is dat het bepaalde in de pandakte volgens NRL tot gevolg heeft dat de aan de benadeelde toekomende bevoegdheid om de verzekeringsuitkering te innen een exclusieve bevoegdheid van NRL is geworden. Die bevoegdheid heeft op grond van artikel 7:423 BW werking jegens derden. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat het in ontvangst nemen van een betaling geen rechtshandeling is. Tevens is onder het ‘innen’ van de vordering door de kantonrechter ten onrechte niet begrepen het in ontvangst nemen van de betaling, aldus NRL.

4.5.
Amlin heeft de grieven van NRL bestreden en verder haar verweer uit de eerste aanleg gehandhaafd. Dat verweer houdt onder meer in dat een exclusieve last zich niet verdraagt met de strekking en ratio van artikel 7:954 BW, zodat volgens Amlin geen rechtsgeldige overeenkomst tot lastgeving met privatieve werking tot stand is gekomen. Amlin meent dat zij daarom bevrijdend aan [A] heeft betaald.

4.6.
Het hof overweegt het volgende. Uitgangspunt voor de beoordeling is dat [A] als benadeelde een vordering tot schadevergoeding had op [X] als degene die zij aansprakelijk acht voor de gevolgen van het schadevoorval. [X] heeft op haar beurt een vordering op Amlin, als degene die uit hoofde van de aansprakelijkheidsverzekering, binnen de grenzen van de geboden verzekeringsdekking, is gehouden tot uitkering onder de verzekering over te gaan, indien en voor zover [X] tot schadevergoeding jegens [A] is gehouden. Het gaat in dit geval om letselschade. Op grond van artikel 7:954 BW kan [A] als benadeelde verlangen dat de genoemde verzekeringsuitkering die Amlin jegens [X] is verschuldigd aan haar wordt betaald (hierna ook: de directe actie). De vraag waar het in deze procedure – kort gezegd – om gaat, is of [A] aan NRL bij wijze van een privatieve last de exclusieve bevoegdheid kon geven een bepaald bedrag te innen bij Amlin. Partijen zijn het erover eens dat de directe actie geen zelfstandig overdraagbaar recht is, zodat daarop geen pandrecht ten gunste van NRL kon worden gevestigd (vgl. r.o. 5 van het bestreden vonnis dat in hoger beroep onbestreden is gebleven).

4.7.
De directe actie schept voor de benadeelde de bevoegdheid om rechtstreeks van de verzekeraar betaling te vorderen van hetgeen degene die aansprakelijk is voor de schade van de benadeelde van de verzekeraar heeft te vorderen. Blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 7:954 BW is uitdrukkelijk ervoor gekozen de benadeelde geen eigen recht op schadevergoeding te verlenen, zoals dat wel het geval is bij de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en (thans) de Flora- en Faunawet. Anders dan bij een eigen recht het geval is, ontstaat bij de directe actie geen afzonderlijke verbintenis tot betaling tussen de verzekeraar en de benadeelde. De directe actie is bedoeld om zoveel als mogelijk ervoor te zorgen dat de verzekeringsuitkering bij de benadeelde terecht komt. Beoogd is te voorkomen dat de verzekeringspenningen bij de verzekerde ‘blijven steken’ of bij insolventie van de verzekerde bij diens schuldeisers terecht zouden komen. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt verder dat een onverbrekelijke band wordt gelegd tussen de vordering van de benadeelde op de verzekerde en de vordering van de verzekerde op de verzekeraar. De verzekering zou volgens de toelichting niet aan zijn doel voldoen als anderen dan de benadeelde van de uitkering profiteren.
De gekozen constructie komt er volgens de parlementaire toelichting op neer dat de nakoming van de vordering van de verzekerde door de benadeelde gevorderd kan worden. De benadeelde is bevoegd in plaats van de verzekerde betaling te ontvangen. De verzekeraar kan alleen nog bevrijdend betalen aan de benadeelde. De gevolgen van de directe actie zijn volgens de toelichting vergelijkbaar met een lastgeving met privatieve werking. Ook is een vergelijking te maken met een verpande vordering, waarbij de pandhouder in en buiten rechte bevoegd is nakoming te eisen en betalingen te ontvangen. Volgens de parlementaire toelichting bij het ontwerp van artikel 7:954 BW brengt de gekozen constructie mee dat de verzekerde de schuldeiser van de verzekeraar blijft en dat de benadeelde alleen de verzekerde als zijn debiteur heeft. De verzekeraar is niet naast de verzekerde jegens de benadeelde hoofdelijk verbonden. De benadeelde heeft alleen de keuze om de verzekerde of de verzekeraar tot betaling aan te spreken.
Lid 6 van artikel 7:954 BW schrijft een gedwongen tussenkomst voor van de verzekerde, waardoor deze partij wordt in een geding tussen de benadeelde en de verzekeraar. Dit voorschrift strekt ertoe te bereiken dat de verzekerde in een zodanig stadium in de procedure wordt opgeroepen dat hij behoorlijk de gelegenheid krijgt om zijn eigen belangen te behartigen ten opzichte van de beide andere partijen.

4.8.
Artikel 7:414 BW omschrijft de lastgevingsovereenkomst als de overeenkomst van opdracht op grond waarvan de lasthebber zich verbindt om voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. Op grond van artikel 7:423 BW kan ten aanzien van een aan een lastgever toekomend recht worden bedongen dat dit door de lasthebber in eigen naam en met uitsluiting van de lastgever zal worden uitgeoefend, met werking tegenover derden, tenzij de derde de uitsluiting kende noch behoorde te kennen.

4.9.
De parlementaire geschiedenis geeft geen uitsluitsel over het antwoord op de vraag of ten aanzien van de directe actie een privatieve last kan worden verleend. Verder is de verzekeringsrechtelijke literatuur verdeeld over de aard van het recht of de bevoegdheid die de benadeelde heeft op grond van de directe actie. Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat [A] niet bevoegd was om ter zake van het haar jegens Amlin toekomende recht van directe actie, een privatieve last tot inning aan NRL te verlenen. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.10.
De regeling van artikel 7:954 BW is blijkens de totstandkomingsgeschiedenis daarvan slechts bedoeld om te bereiken dat de verzekeringsuitkering ter zake van schade door dood of letsel bij de benadeelde terecht komt en bij niemand anders. De regeling beoogt niets meer en ook niets minder te bereiken. De benadeelde kan wel een rechtsvordering tegen de verzekeraar instellen, maar heeft geen eigen vorderingsrecht op de verzekeraar verkregen. Er ontstaan geen verbintenissen tussen de benadeelde en de verzekeraar. Daarin is het kenmerkende verschil gelegen tussen de directe actie en het eigen recht in de zin van bijvoorbeeld de WAM. De wetgever heeft uitdrukkelijk ervoor gekozen dat de verzekerde de schuldeiser blijft van de verzekeraar. De benadeelde kan op grond van lid 1 van artikel 7:954 BW slechts “verlangen” dat het bedrag dat de verzekeraar aan de verzekerde is verschuldigd aan hem wordt betaald. De benadeelde kan in verband daarmee een rechtsvordering instellen tegen de verzekeraar, maar is daartoe slechts bevoegd als de verzekerde – als degene die wel vorderingsgerechtigd is jegens de verzekeraar – in het geding wordt opgeroepen.
Verder is de directe actie geen zelfstandig overdraagbaar recht. De benadeelde kan ook niet beschikken over een vordering op de verzekeraar, want die heeft hij niet. Dit alles leidt ertoe dat moet worden aangenomen dat de benadeelde met de directe actie (slechts) een specifieke wettelijke bevoegdheid is verleend om in plaats van de verzekerde van de verzekeraar betaling te verlangen en in ontvangst te nemen en die handelingen te verrichten die deze betaling veiligstellen, zoals stuitingshandelingen. Deze bevoegdheid is gebonden aan de persoon van de door dood of letsel benadeelde partij, in die zin dat deze bevoegdheid uitsluitend door de benadeelde en niet door een ander kan worden uitgeoefend. Artikel 7:423 BW erkent de mogelijkheid van een privatieve last, maar uitsluitend met betrekking tot rechten die de lasthebber in eigen naam uitoefent. Dat de directe actie naar haar aard als een persoonlijke bevoegdheid heeft te gelden, brengt mee dat die slechts door de benadeelde zelf of namens hem kan worden uitgeoefend en niet door een ander op eigen naam. NRL is daarmee in het voorliggende geval niet bevoegd op eigen naam betaling van Amlin als verzekeraar te verlangen.

4.11.
Het volgende verdient nog opmerking. Artikel 7:414 BW omschrijft de lastgevingsovereenkomst als de overeenkomst van opdracht op grond waarvan de lasthebber zich verbindt voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. De schakelbepaling van artikel 7:424 BW maakt het verlenen van een privatieve last in beginsel ook mogelijk buiten de lastgevingsovereenkomst, voor gevallen waarin de ene partij verplicht of bevoegd is voor rekening van een andere partij rechtshandelingen te verrichten. Gelet op de bewoordingen van deze bepalingen lijkt de mogelijkheid tot het verlenen van een privatieve last slechts te zien op het verrichten van rechtshandelingen in eigen naam en voor rekening van een ander. In de overwegingen van de kantonrechter ligt eveneens besloten dat een privatieve last slechts kan worden verleend met het oog op het verrichten van rechtshandelingen. Ook partijen gaan daarvan uit.
Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis ligt aan artikel 7:423 BW echter niet de beperking ten grondslag dat een privatieve last slechts kan worden verleend voor het verrichten van rechtshandelingen. Beoogd is deze bepaling een ruimere strekking te geven. Een privatieve last kan bijvoorbeeld ook zien op het beheer van goederen, het gebruik van een goed of op het innen van andermans vorderingen, waarbij niet uitsluitend sprake hoeft te zijn van het verrichten van rechtshandelingen, maar waartoe ook feitelijke handelingen verricht moeten worden. Zo zal de last om in eigen naam andermans vorderingen te innen, ook de bevoegdheid inhouden om de feitelijke betaling in ontvangst te nemen. Dat een schuldeiser aan een derde de last kan geven om een vordering op eigen naam te innen, waarbij de lasthebber in beginsel op eigen naam in rechte kan optreden is vaste rechtspraak van de Hoge Raad. (Zie o.a. HR 21 oktober 1988, NJ 1989, 83 en HR 26 november 2004, NJ 2005, 41). Een dergelijke lastgeving laat de inningsbevoegdheid van de lastgever onverlet, tenzij een privatieve last is verleend, in welk geval na mededeling alleen nog aan de lasthebber bevrijdend kan worden betaald. De opvatting dat een privatieve last slechts kan worden verleend voor het verrichten van rechtshandelingen is dan ook te beperkt. Echter, ook als in aanmerking wordt genomen dat een privatieve last niet uitsluitend behoeft te zien op het verrichten van rechtshandelingen, zou dat niet tot een ander oordeel in het onderhavige geding leiden. Kern van hetgeen hiervoor onder 4.10 is overwogen is immers dat in dit geval de aard van de directe actie (een persoonlijke wettelijke bevoegdheid) zich ertegen verzet dat in verband daarmee een privatieve last wordt verleend.

4.12.
NRL heeft nog aangevoerd dat de erkenning van de mogelijkheid om ter zake van de directe actie een privatieve last te verlenen in het belang is van benadeelden. Met deze constructie is NRL bereid voor benadeelden die onvoldoende financiële middelen hebben een personenschadeberekening te maken zonder direct betaling daarvoor te verlangen. 
Amlin heeft daar tegenover aangevoerd dat voor NRL er niets aan in de weg stond om een voorschot te vragen of een betalingsregeling met de benadeelde of haar belangenbehartiger overeen te komen. NRL heeft verder geen inzicht gegeven in de contacten met [A] . Nadat Amlin een bedrag aan [A] heeft betaald, heeft NRL [A] niet gevraagd de factuur alsnog te betalen en zij weigert ook om alsnog bij [A] aanspraak te maken op betaling. Amlin wordt nu geconfronteerd met een factuur van NRL, terwijl zij in het geheel niet bij de opdrachtverstrekking aan NRL is betrokken, aldus Amlin.

4.13.
Het hof is van oordeel dat NRL het gestelde belang van benadeelden onvoldoende heeft gemotiveerd in het licht van het doel en de strekking van de directe actie. Ook in het concrete voorliggende geval is dat belang onvoldoende onderbouwd. NRL heeft niet duidelijk gemaakt wat de reden was om in verband met de schade van [A] van de gekozen constructie gebruik te maken en waarom bijvoorbeeld bevoorschotting van de kosten in het onderhavige geval niet of onvoldoende mogelijk was. Reeds daarom faalt de genoemde stelling. Afgezien daarvan heeft het hof hiervoor overwogen dat en waarom in verband met de aard van de directe actie daarvan geen privatieve last kan worden verleend. Het door NRL genoemde belang geeft onvoldoende reden daarover anders te denken.

4.14.
Gelet op al het voorgaande is de geldvordering van NRL jegens Amlin niet toewijsbaar. De overige verweren van Amlin kunnen met die stand van zaken buiten bespreking blijven. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ziet op de vraag of wel een rechtsgeldige overeenkomst tussen NRL en [A] tot stand is gekomen. Gelet op de uitkomst van het principaal hoger beroep behoeft dit voorwaardelijk incidenteel hoger beroep geen bespreking.

4.15.
Bij gebreke van een privatieve last of inningsbevoegdheid van NRL kan niet worden aangenomen dat Amlin onrechtmatig jegens NRL heeft gehandeld door rechtstreeks een bedrag aan [A] te betalen. Om dezelfde reden kan evenmin de vordering van NRL worden toegewezen die strekt tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank om NRL in de gelegenheid te stellen verzekerde in het geding op te roepen. De ‘redelijkheid en billijkheid’ die volgens NRL uit de pandakte zouden voortvloeien, vormen geen toereikende grondslag voor een betalingsverplichting van Amlin, ook al omdat Amlin geen partij is bij deze overeenkomst.

4.16.
De slotsom is dat de grieven van NRL niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis, zodat het vonnis zal worden bekrachtigd. De in hoger beroep vermeerderde vorderingen zijn niet toewijsbaar en zullen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal NRL worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is buiten behandeling gebleven, zodat daarin geen proceskostenveroordeling zal worden uitgesproken..ECLI:NL:GHAMS:2016:5508