Rb Arnhem 160211 artikel 7:954 heeft onmiddelijke werking, ook als reeds deel van de uitkering is voldaan voor datum inwerkingtreding
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 160211 artikel 7:954 heeft onmiddelijke werking, ook als reeds deel van de uitkering is voldaan voor datum inwerkingtreding
4. De beoordeling
ontvankelijkheid in de vorderingen jegens RVS
4.1. RVS heeft allereerst aangevoerd dat [eiseres] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering op RVS. Aan [eiseres] komt volgens RVS geen beroep op artikel 7:954 BW toe, aangezien artikel 221 lid 6 van de Overgangswet Nieuw BW (hierna: ONBW) bepaalt dat artikel 7:954 BW niet van toepassing is indien een uitkering is gedaan vóór het inwerkingtreden van de wet. RVS heeft in 2001 en 2004 aan [eiseres] uitkeringen gedaan, terwijl de wet in werking is getreden op 1 januari 2006.
4.2. Dit verweer wordt verworpen. Artikel 7:954 lid 1 BW, dat kennelijk ten grondslag ligt aan de vordering op RVS, bepaalt dat de benadeelde kan verlangen dat, indien de verzekeraar een uitkering verschuldigd is, het bedrag dat de verzekerde daarvan ter zake van de schade van de benadeelde door dood of letsel te vorderen heeft, aan hem wordt betaald. Dit artikel heeft op grond van artikel 68a ONBW in beginsel onmiddellijke werking, tenzij uit de daarop volgende artikelen iets anders voortvloeit. Artikel 221 lid 6 ONBW bepaalt dat artikel 954 van Boek 7 niet van toepassing is voorzover een uitkering vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet is voldaan. In de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2004/05, 30 137, nr. 3, p. 20-21 is daarover het volgende opgemerkt:
“Ook de directe actie van artikel 7.17.2.9c leent zich voor toepassing op lopende verzekeringen. Dit is slechts anders voorzover de verzekeraar reeds vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet de uitkering heeft voldaan. De verzekeraar moet er in dat geval immers op kunnen vertrouwen dat hij de uitkering bevrijdend aan de verzekerde heeft betaald. Lid 6 houdt daarmee rekening. Dit betekent dat een benadeelde voorzover de schade nog niet is afgewikkeld ook rechtstreekse betaling kan verlangen ter zake van een schadevoorval dat heeft plaatsgevonden vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet. De positie van de verzekeraar wordt immers in die situatie niet verzwaard. Dit is van belang omdat in het bijzonder bij letselschades de afwikkeling vaak veel tijd in beslag neemt, waardoor het risico van faillissement van de verzekerde navenant groter is.”
4.3. Artikel 221 lid 6 ONBW heeft blijkens deze toelichting de strekking te waarborgen dat reeds vóór de inwerkingtreding van de wet aan de verzekerde voldane uitkeringen de verzekeraar ook jegens de benadeelde zullen kwijten. In dat licht dient artikel 221 lid 6 ONBW zo te worden uitgelegd dat voorzover een uitkering voor het inwerkingtreden van de wet is voldaan, artikel 7:954 BW niet van toepassing is, met andere woorden, de verzekeraar bevrijdend heeft betaald, maar dat voorzover de verschuldigde schadevergoeding nog niet is betaald, artikel 7:954 BW wél van toepassing is. Dat leidt er dus toe dat de in 2001 en 2004 betaalde voorschotten RVS hebben gekweten, maar dat voor de mogelijk toe te wijzen schadevergoeding die die voorschotten overstijgt, aan [eiseres] wel degelijk een directe actie op grond van artikel 7:954 BW toekomt. Zij is dus ontvankelijk in haar vordering jegens RVS. LJN BP6625