RBDHA 180423 tegenverzoek ass. ex 843a toegewezen: verstrekking zeer uitgebreide informatie tzv medische situatie, herstel, re-integratie thuissituatie en schade
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 180423 normaal en gebruikelijk criterium; ook vergoeding voor bereiden van maaltijden, afwas, verzorgen was en boodschappen
- BGK niet in verhouding tot schade; € 180,00 incl BTW is max tarief voor beginnend advocaat-stagiair
- tegenverzoek ass. ex 843a toegewezen: verstrekking zeer uitgebreide informatie tzv medische situatie, herstel, re-integratie thuissituatie en schade
2
De feiten
2.1.
Op 28 september 2021 is [verzoeker01] het slachtoffer geworden van een tweezijdig verkeersongeval (hierna: het ongeval), als gevolg waarvan [verzoeker01] (onder meer) een gebroken knieschijf en afgescheurde pezen in de knie heeft opgelopen. Hij is diezelfde dag nog geopereerd .
2.2.
Na het ongeval is [verzoeker01] samen met zijn partner ingetrokken bij de ouders van zijn partner. Daar verblijft hij nog steeds.
2.3.
Op 12 oktober 2021 is door NN aansprakelijkheid erkend voor de schade als gevolg van het ongeval. Diezelfde dag heeft de gemachtigde van [verzoeker01] om een voorschot verzocht van € 5.000,00. Op 29 oktober 2021 is een voorschot betaald van € 2.000,00 en is verzocht om medische stukken en onderbouwing van de schade.
Daarna hebben partijen met elkaar overleg gevoerd over de hoogte van de schade en de afwikkeling daarvan. Over een groot aantal posten werden partijen het snel eens zo volgt uit een rapport letselschade van Dekra van 26 januari 2022.
2.4.
Uit de email van 31 mei 2022 van NN aan de gemachtigde van [verzoeker01] volgt dat op dat moment nog discussie bestaat over de aanloopkosten en telefoonkosten welke door NN worden begroot op € 50,00 in plaats van € 100,00, de kosten van huishoudelijke hulp welke door NN tot en met 24 mei 2021 worden begroot op € 710,00 in plaats van € 2.293,50, de werkzaamheden op de boerderij die NN niet wel vergoeden omdat deze hobbymatig werden verricht zonder dat daar een vergoeding tegenover stond en de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Verder heeft NN in die brief verzocht om een toelichting op de medische kosten en de post zelfwerkzaamheid. Uit deze email volgt verder dat er op dat moment een bedrag van € 4.000,00 onder algemene titel was bevoorschot, € 1.000,00 op het smartengeld en € 3.099,17 op de buitengerechtelijke kosten alsmede dat NN bereid was om aanvullend € 1.000,00 onder algemene titel en € 500,00 op de buitengerechtelijke kosten te bevoorschotten.
2.5.
Bij email van 29 juli 2021 2 heeft de gemachtigde van [verzoeker01] gereageerd op de email van NN van 31 mei 2022 met de mededeling dat hij niet in staat is de belangen van [verzoeker01] op een adequate manier te behartigen omdat van de gedeclareerde buitengerechtelijke kosten van € 9.014,96 een bedrag van € 5.415,19 onbetaald is gebleven. Gelet daarop zal de gemachtigde zijn werkzaamheden staken totdat NN tenminste een bedrag van € 2.750,00 betaalbaar heeft gesteld. Na ontvangst van deze brief heeft NN nog één maal een aanvullend voorschot van € 1.000,00 betaalbaar gesteld en daar is het bij gebleven. Daarna is er tussen partijen voornamelijk gecorrespondeerd over de buitengerechtelijke kosten waarvoor daarna aan NN nog meerdere facturen zijn gezonden. Inhoudelijk is de zaak stil komen te liggen.
2.6.
Vervolgens is de gemachtigde van [verzoeker01] dit deelgeschil gestart. Op dat moment had NN een bedrag van € 7.000,00 (waaronder een bedrag van € 710,00 voor huishoudelijke hulp) als voorschot op de schade van [verzoeker01] en een bedrag van € 5.599,17 aan buitengerechtelijke kosten vergoed.
3
Het geschil
3.1.
[verzoeker01] verzoekt bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc:
I. veroordeling van NN om de nog openstaande buitengerechtelijke kosten van [verzoeker01] ten bedrage van € 5.124,85 aan hem te voldoen;
II. de kosten voor huishoudelijke hulp vanaf ongevalsdatum tot en met 24 mei 2022 vast te stellen op € 2.293,50;
III. de kosten van deze deelgeschilprocedure te begroten op vooralsnog € 8.153,49, te vermeerderen met het door [verzoeker01] verschuldigde griffierecht, met veroordeling van NN in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker01] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. Sinds oktober 2021 bestaat tussen partijen discussie over de wijze waarop de schadepost huishoudelijke hulp moet worden begroot. Als gevolg van ongevalsgerelateerde klachten is [verzoeker01] beperkt in het verrichten van huishoudelijke taken in de woning van zijn schoonouders, waar hij momenteel woonachtig is. De schoonouders en vriendin van [verzoeker01] moeten daardoor aanvullende huishoudelijke werkzaamheden verrichten. Gelet op deze omstandigheden heeft [verzoeker01] recht op een vergoeding voor de huishoudelijke hulp. Het geniet de voorkeur om deze schadepost op abstracte wijze te begroten en om daarbij gedurende de eerste drie maanden na het ongeval aan te sluiten bij de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp 2021. In totaal bedragen de kosten voor huishoudelijke hulp tot op heden € 2.293,50. Verder maakt [verzoeker01] aanspraak op een vergoeding van de gemaakte kosten buiten rechte, die tot op heden worden begroot op een bedrag van € 10.724,02. Deze kosten zijn redelijk en noodzakelijk ter beslechting van het onderhavige geschil. Na verrekening met de reeds betaalde voorschotten resteert dan nog een bedrag van € 5.124,85.
3.3.
NN voert verweer. NN stelt dat de kosten van huishoudelijke hulp in het geval van letselschade voor vergoeding in aanmerking komen, maar dat dat alleen geldt voor kosten van huishoudelijke hulp waarvan het normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele hulpverleners. Daarvan is geen sprake in het geval van het bereiden van maaltijden, het doen van de afwas, het verzorgen van de was en het doen van boodschappen. Door [verzoeker01] wordt ten onrechte een huishoudelijke vergoeding verlangd voor dergelijke werkzaamheden. [verzoeker01] heeft niet onderbouwd of inzichtelijk gemaakt waaruit de extra huishoudelijke taken hebben bestaan. NN meent dat zij ter zake van huishoudelijke hulp voldoende aan [verzoeker01] heeft uitgekeerd. Verder worden door [verzoeker01] buitengerechtelijke kosten gevorderd die de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Van een specialistisch juridisch debat is geen sprake geweest nu de aansprakelijkheid voor het ongeval vrijwel meteen is erkend. De discussie tussen partijen zag met name op de hoogte van de buitengerechtelijke kosten. Verder heeft NN bezwaren tegen het door de gemachtigde van [verzoeker01] gehanteerde uurtarief, de gedeclareerde reiskosten, de kantoorkosten, de hoeveelheid werkzaamheden, de duur van de werkzaamheden en de verhouding van de kosten met de schade van [verzoeker01] . Tot slot verzoekt NN om [verzoeker01] te veroordelen in de kosten van deze procedure, dan wel om de toe te wijzen proceskosten te matigen.
3.4.
NN heeft een zelfstandig tegenverzoek gedaan waarin zij op grond van artikel 843aRv verzoekt inzage te geven in:
A. de persoonlijke schade, het herstel, de re-integratie en de thuissituatie van [verzoeker01] ;
B. de kosten van fysiotherapie;
C. de onderbouwing van de schadepost ‘werkzaamheden boerderij’;
D. de onderbouwing van de schadepost ‘zelfwerkzaamheid’;
E. de beloopinformatie van de fysiotherapeut met betrekking tot het behandeltraject;
F. de oorzaak van de verzuimperiode (arbeidsongeschiktheid) voorafgaand aan het ongeval van 14-9-2021 tot 17-9-2021;
G. de medische informatie van de bedrijfsarts.
3.5.
Aan haar verzoek legt NN ten grondslag dat zij bij herhaling heeft gevraagd de gestelde schadeposten met stukken te onderbouwen maar dat deze informatie tot op heden niet is overgelegd. Omdat deze informatie kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst heeft NN bij het verstrekken van deze informatie belang.
4
De beoordeling
Kosten huishoudelijke hulp
4.1.
Niet in geschil is dat [verzoeker01] in een appartement woonde, één-hoog zonder lift en dat hij daar zelf alle huishoudelijke taken verrichtte. Omdat hij na het ongeval fors beperkt was in de mobiliteit is hij bij zijn schoonouders ingetrokken. [verzoeker01] stelt dat hij niet in staat was een bijdrage in het huishouden te leveren en dat zijn schoonmoeder huishoudelijke taken voor hem verrichtte. Uit de stellingen van [verzoeker01] leidt de kantonrechter af dat het daarbij vooral ging om extra schoonmaakwerkzaamheden door de aanwezigheid van [verzoeker01] , het opmaken van zijn bed, het wassen van zijn kleding, extra boodschappen doen, koken en afwassen. Anders dan NN stelt gaat het hier naar het oordeel van de kantonrechter om werkzaamheden die voorheen door [verzoeker01] zelf werden verricht, en waarvoor het in zijn situatie gerechtvaardigd zou zijn geweest om professionele hulp in te huren, zodat deze werkzaamheden voor vergoeding in aanmerking komen. Wat de extra werkzaamheden van schoonmoeder precies waren en hoeveel tijd daarmee gemoeid was, wordt door [verzoeker01] echter in het geheel niet onderbouwd. [verzoeker01] volstaat met een schatting van het aantal uren die volgens hem neerkomt op 6 uur per week gedurende de gehele periode tot 24 mei 2022. Deze schatting baseert hij op een rapport van het sociaal en cultureel planbureau van mei 2019 over de tijdsbesteding van Nederlanders met de naam “een week in kaart” waarin wordt geconcludeerd dat de ouders van een zoon tussen de 12 en 17 jaar oud die geen huishoudelijke taken meer kan verrichten wekelijks circa 11,40 uur meer tijd besteden aan het huishouden dan partners die zonder kinderen samen wonen.
4.2.
NN is bij de vergoeding van de huishoudelijke kosten uitgegaan van 3 uur per week over de periode tot 31 december 2021 en 1 uur per week in de periode tot 24 mei 2022.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat bij het berekenen van de kosten van huishoudelijke hulp moet worden aangesloten bij de Letselschade richtlijn Huishoudelijke Hulp. Die voorziet voor door familie geleverde mantelzorg in een vaste vergoeding per week gedurende de eerste 3 maanden na het schadeveroorzakende feit, zonder dat deze schadepost verder hoeft te worden onderbouwd. De forfaitaire vergoeding is afhankelijk van de gezinsomvang en de ernst van het letsel. Aangezien NN er van uit gaat dat er in de eerste periode na het ongeval sprake was van een behoefte aan huishoudelijke zorg van 3 uur per week gaat de kantonrechter er van uit dat [verzoeker01] toen in de categorie licht tot matig beperkt viel. Dat leidt de kantonrechter ook af uit het rapport van Veduma dat door [verzoeker01] als productie 38 is overgelegd en waaruit volgt dat al bij de controle op 14 oktober 2021 is gesproken over het opvoeren van de mobilisatie waarbij [verzoeker01] zijn brace bij belasten moet blijven dragen. Het normbedrag voor een alleenstaande in deze categorie bedraagt € 74,00 per week, zodat over de periode tot 31 december 2021 wordt uitgegaan van een totaal bedrag van € 1.126,00. Dat er daarna nog steeds sprake was van zodanige beperkingen dat meer dan de door NN begrote 1 uur per week aan huishoudelijke hulp noodzakelijk was, blijkt uit niets. Gelet daarop gaat de kantonrechter voor wat betreft de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 mei 2022 uit van 1 uur per week huishoudelijke hulp tegen een tarief van € 10,00 per uur, derhalve € 190,00. Dat betekent dat NN tot en met 24 mei 2022 aan [verzoeker01] in totaal aan huishoudelijke hulp een bedrag is verschuldigd van € 1.316,00, waarvan dus al een bedrag van € 710,00 is vergoed.
Buitengerechtelijke kosten
4.4.
De buitengerechtelijke kosten die worden gemaakt om de aansprakelijkheid en de hoogte van de geleden (letsel)schade te bepalen, worden vergoed door (de verzekeraar van) de aansprakelijke partij, voor zover het redelijk en noodzakelijk was daarvoor deskundige bijstand in te roepen en de daarvoor gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (de dubbele redelijkheidstoets). Deze kosten moeten worden begroot op grond van artikel 6:96 BW. Aan de eerste redelijkheidstoets is voldaan. Bij letselschade is het in het algemeen redelijk om deskundige rechtsbijstand in te roepen. Dat is ook niet in geschil.
4.5.
Bij de beoordeling van de vraag of de hoogte van de kosten redelijk is, is in de jurisprudentie het uitgangspunt dat het enkele feit dat de schade nog niet vaststaat, of als uiteindelijk komt vast te staan dat de geleden schaden beperkt is, op zichzelf geen reden is om in redelijkheid gemaakte kosten niet te vergoeden. (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 13 maart 2015 ECLI:NL:HR 2015:586). In letselschadezaken betekent dit uitgangspunt dat, ook al staat de omvang van de schade niet vast en/of is de aansprakelijke partij van mening dat de uiteindelijke schade beperkt zal zijn, dit op zichzelf geen reden is om te weigeren voorschotten te betalen op de buitengerechtelijke kosten, zelfs als dit bedrag meer is dan de uiteindelijke schade. De reden hiervan is dat de benadeelde de (financiële) mogelijkheid moet hebben zijn of haar schade te verhalen en het niet redelijk is dat de benadeelde dit gedeelte van de schade zou moeten voorfinancieren.
4.6.
Bij de vraag of de gedeclareerde kosten redelijk zijn speelt het volgende. In het algemeen wordt in letselschadezaken op basis van het aantal gewerkte uren bij de verzekeraar gedeclareerd. Zo is het hier ook gegaan. Een advocaat heeft een grote mate van vrijheid bij de inrichting en de omvang van de werkzaamheden ten behoeve van zijn of haar cliënt en de cliënt en advocaat zijn ook vrij om een bepaald tarief overeen te komen. Maar als de benadeelde verlangt dat de aansprakelijke partij deze kosten van de rechtsbijstand betaalt mag verwacht mag worden dat de benadeelde en diens professionele belangenbehartiger ook rekening houden met het belang van de aansprakelijke partij door er voor te zorgen dat de kosten binnen de grenzen van de redelijkheid blijven. Het is niet zo dat een verzekeraar onbeperkt alle gemaakte buitengerechtelijke kosten moet voldoen. Het gaat er niet om of de belangbehartiger alle gedeclareerde werkzaamheden werkelijk heeft verricht, maar om de vraag of het redelijk is dat de kosten daarvan in volle omvang voor rekening van de aansprakelijke partij komen.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat het hier gaat om een zaak die niet omvangrijk of complex is. Uit de stukken volgt dat NN binnen 2 weken na het ongeval aansprakelijkheid heeft erkend, zodat daarover geen juridische discussie heeft plaats hoeven te vinden. Daarna zijn partijen in gesprek gegaan over de schade. Over een groot aantal posten zijn partijen het snel en zonder veel discussie eens geworden. Wel heeft NN bezwaar gemaakt tegen de opgevoerde huishoudelijke kosten, en de in rekening gebrachte buitengerechtelijke kosten. Verder heeft NN aan de gemachtigde een toelichting op bepaalde posten gevraagd. Omdat de door de gewenste bevoorschotting voor buitengerechtelijke kosten uitbleef is deze toelichting nooit gekomen, waardoor de afwikkeling van de schade sinds ongeveer een jaar stil is komen te liggen. Opvallend is dat er juridisch inhoudelijk eigenlijk vrij weinig is gecorrespondeerd en het gros van de door de gemachtigde gezonden brieven ziet op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, die steeds verder oplopen. In plaats van zich te richten op afwikkeling van de schade van zijn cliënt lijkt de gemachtigde van [verzoeker01] zich voornamelijk bezig te houden met het incasseren van voorschotten op de door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten. Deze bedragen inmiddels, inclusief de kosten van het voorbereiden van het deelgeschil en de gezonden declaraties voorafgaand aan de zitting, meer dan € 20.000,00. Dit terwijl aan voorschot op de schade van [verzoeker01] slechts een bedrag van € 7.000,00 is vergoed en het zeer de vraag is of dit bedrag (gelet op de schadestaat) veel verder zal oplopen.
4.8.
Het klopt dat de hoogte van de buitengerechtelijke kosten niet één op één gerelateerd kan worden aan de hoogte van een uiteindelijke schade-uitkering, maar hier lijkt de verhouding volledig zoek. Gelet op de eenvoudige aard van deze zaak en de snelle erkenning van de aansprakelijkheid door NN, acht de kantonrechter het door de gemachtigde van [verzoeker01] in rekening gebrachte bedrag aan buitengerechtelijke kosten bovenmatig hoog.
4.9.
Verder is de kantonrechter met NN van oordeel dat het, gelet op het feit dat de gemachtigde van [verzoeker01] in de eerste periode van schadeafwikkeling nog geen advocaat was en hij pas sinds 2022 werkzaam is als advocaat-stagiair, niet redelijk is om voor zijn werkzaamheden een specialistentarief van € 220,00 per uur in rekening te brengen. Rekening houdend met het feit dat de gemachtigde van [verzoeker01] voorafgaand aan zijn beëdiging als advocaat gedurende 3 jaar werkzaam was letselschadejurist, acht de kantonrechter een tarief van € 180,00 (het maximale tarief voor een beginnend advocaat-stagiair) redelijk.
4.10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat NN door een bedrag van € 5.599,17 aan buitengerechtelijke kosten te vergoeden, een voldoende voorschot heeft verstrekt voor de buitengerechtelijke kosten, mede in het licht van de (geringe) complexiteit van de zaak, de snelle erkenning van aansprakelijkheid, de beperkte omvang van het letsel en de hoogte van het schadebedrag dat tot op heden is uitgekeerd.
De vordering terzake van de buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
Zelfstandig tegenverzoek
4.11.
Uit de stukken volgt dat NN aan [verzoeker01] heeft verzocht om het verstrekken van nadere informatie die noodzakelijk is voor het afwikkelen van het dossier. Deze informatie heeft [verzoeker01] niet verstrekt omdat de gemachtigde van [verzoeker01] eerst extra voorschotten wilde ontvangen van NN. Zoals hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat tot op heden voldoende voorschotten zijn verstrekt voor de door de gemachtigde van [verzoeker01] verrichte werkzaamheden. Door de weigering de gevraagde stukken over te leggen, ligt het dossier al sinds mei vorig jaar stil, terwijl er voor beide partijen (althans voor [verzoeker01] zelf en NN) belang bij bestaat tot een afwikkeling van de schade te komen. Ter zitting heeft [verzoeker01] als verweer gevoerd dat NN bij haar verzoek geen belang heeft, maar daarin wordt [verzoeker01] , zo volgt uit het voorgaande, niet gevolgd. Dat betekent dat het verzoek van NN zal worden toegewezen.
Kosten deelgeschil
4.12.
[verzoeker01] heeft verzocht om NN te veroordelen tot betaling van de kosten van het deelgeschil. Deze vordering zal worden afgewezen nu het door [verzoeker01] ingediende verzoek grotendeels is afgewezen. Wel zullen de kosten van het deelgeschil worden begroot nu het deelgeschil niet volstrekt onnodig is ingesteld. De kantonrechter ziet reden om zowel het tarief als het bestede aantal uren te matigen.
4.13.
Daarbij is in aanmerking genomen dat het hier gaat om een relatief eenvoudig geschil. Het door [verzoeker01] ingediende verzoekschrift telt desalniettemin 35 pagina’s waarvan ongeveer de helft een (veel te) uitgebreide weergave van de feiten betreft. Ter zitting heeft de gemachtigde van [verzoeker01] gepleit aan de hand van zeer uitgebreide pleitaantekeningen die grotendeels een herhaling vormden van hetgeen in het verzoekschrift al was vermeld. Deze kosten komen in redelijkheid niet voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter acht een tijdsbesteding van tien uur voor het onderhavige geschil tegen een uurtarief van € 180,00 per uur redelijk en zal de kosten begroten op € 1.800,00, te vermeerderen met het griffierecht van € 86,00.
4.14.
Ten aanzien van de kantoorkosten overweegt de kantonrechter dat voor de gehanteerde opslag voor kantoorkosten in de huidige tijd geen ruimte meer is, zeker wanneer sprake is van particuliere cliënten aan wie voldoende transparantie over de te verwachten kosten dient te worden geboden. De hantering van kantoorkosten is onvoldoende transparant en leidt ertoe dat het daadwerkelijke uurtarief niet direct inzichtelijk is en door de kantooropslag feitelijk hoger uitvalt dan het vermelde uurtarief. Een eventuele opslag voor kantoorkosten dient dan ook te worden verdisconteerd in het uurtarief.
5
Beslissing
De kantonrechter:
het verzoek van [verzoeker01]
5.1.
stelt de kosten voor huishoudelijke hulp vanaf ongevalsdatum tot en met 24 mei 2022 vast op € 1.316,00;
5.2.
wijst het verzoek tot betaling van de buitengerechtelijke kosten af;
5.3.
begroot de kosten van het deelgeschil op € 1.800,00 en € 86,00 aan griffierecht;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
het zelfstandig tegenverzoek
5.6.
veroordeelt [verzoeker01] om aan NN inzage te geven in:
A. de persoonlijke schade, het herstel, de re-integratie en de thuissituatie van [verzoeker01] ;
B. de kosten van fysiotherapie;
C. de onderbouwing van de schadepost ‘werkzaamheden boerderij’;
D. de onderbouwing van de schadepost ‘zelfwerkzaamheid’;
E. de beloopinformatie van de fysiotherapeut met betrekking tot het behandeltraject;
F. de oorzaak van de verzuimperiode (arbeidsongeschiktheid) voorafgaand aan het ongeval van 14-9-2021 tot 17-9-2021;
G. de medische informatie van de bedrijfsarts;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. ECLI:NL:RBDHA:2023:6487