Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 050615 whiplash; voor een deskundigenbericht is in een deelgeschil geen plaats, nu dit naar zijn aard tijdrovend en duur zal zijn

Rb Midden-NL 050615 whiplash; causaal verband aangenomen obv 6 jaar oud expertiserapport; VAV niet begroot obv onderzoeken ihkv AOV;
- voor een deskundigenbericht is in een deelgeschil geen plaats, nu dit naar zijn aard tijdrovend en duur zal zijn
- kosten mbt voorlopig deskundigenbericht beschouwd als kosten ter vaststelling schade en aansprakelijkheid; BGK volledig toegewezen; 
- kosten gevorderd en toegewezen 
€ 9.787,78 incl BTW en griffierecht

4 De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt dat de deelgeschilprocedure is bedoeld ter vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De beslissing door de rechter in de deelgeschilprocedure dient derhalve bij te dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, in die zin dat zijn oordeel een eventuele impasse in de onderhandelingen die tot die overeenkomst zouden moeten leiden, kan doorbreken. Voor het verkrijgen van dit rechterlijk oordeel is echter niet per definitie noodzakelijk dat partijen ook daadwerkelijk in onderhandeling zijn. In een geval als het onderhavige, waarin tussen partijen feitelijk niet in geschil is dat verder onderhandelen pas zinvol is als zij dezelfde uitgangspunten hanteren, kan een rechterlijk oordeel daarover juist uitkomst bieden. Dat [verzoeker] verschillende verzoeken heeft geformuleerd, maakt het bovenstaande ook niet per definitief anders. De rechtbank zal per verzoek beoordelen of het voor toewijzing in dit deelgeschil in aanmerking komt.

4.2.
Met betrekking tot de onder 1. verzochte verklaring voor recht, inhoudende dat de klachten en afwijkingen van [verzoeker] en de daaruit voortvloeiende blijvende beperkingen, zoals door Kappelle weergegeven in zijn rapport van 2 februari 2009, het gevolg zijn van de aanrijding van 23 juni 2005, overweegt de rechtbank dat die wordt toegewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat een geweldsinwerking onder een bepaald niveau per definitie geen whiplashklachten zou kunnen veroorzaken; een dergelijk uitgangspunt vindt in ieder geval geen basis in het recht. Overigens is ook niet gebleken dat Kappelle niet zou zijn uitgegaan van de specifieke geweldsinwerking ten gevolge van deze specifieke aanrijding waarbij [verzoeker] betrokken was, zodat volgens hem de geweldsinwerking bij die aanrijding voldoende moet zijn geweest om de klachten van [verzoeker] te kunnen veroorzaken. Kappelle heeft zijn verantwoordelijkheid om op basis van zijn deskundigheid [verzoeker] te beoordelen en niet is gebleken dat hij zijn verantwoordelijkheid ter zake heeft veronachtzaamd. Zijn rapport is niet onvoldoende gemotiveerd en hij heeft op alle bezwaren van Amlin gereageerd. De omstandigheid dat Kappelle de opvatting en kritiek van Amlin niet deelt, maakt zijn bevindingen niet onjuist.

4.3.
Het rapport van Kappelle is inmiddels ruim zes jaar oud. [verzoeker] heeft ter zitting echter expliciet verklaard, hetgeen nog is bevestigd door zijn echtgenote, dat zijn gezondheidstoestand sindsdien niet is gewijzigd. Die verklaring wordt ondersteund door de omstandigheid dat [verzoeker] nog steeds 73% arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk. Om die reden ziet de rechtbank in de datum van het rapport geen aanleiding om dit niet als uitgangspunt te nemen. Dit zou anders zijn indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat er zich in de tussentijd veranderingen hebben voorgedaan als gevolg waarvan het rapport als verouderd, althans niet meer representatief, heeft te gelden. Die aanwijzingen zijn in dit geding niet gebleken.

4.4.
[verzoeker] heeft voorts (onder 2) verzocht voor recht te verklaren dat voor de vaststelling van de schade wegens verlies van arbeidsvermogen dient te worden uitgegaan van het rapport van [A] van 18 augustus 2010 en van het rapport van [B] van 16 december 2010. Dat verzoek zal worden afgewezen, omdat [A] en [B] hun rapporten hebben opgesteld ten behoeve van de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] voor het verzekerde beroep, in het kader van de bij Interpolis afgesloten verzekering ter zake. Amlin heeft er terecht op gewezen dat de beoordelingskaders van beide verzekeringen verschillen, waardoor ten behoeve van Interpolis opgestelde rapporten niet zonder meer kunnen worden gebruikt als uitgangspunt voor de vaststelling van de voor vergoeding door Amlin in aanmerking komende schade. Dat [A] en [B] hun rapporten hebben opgesteld op basis van door Kappelle gerapporteerde beperkingen, maakt het voorgaande niet anders.

4.5.
Ook de onder 3. (primair en subsidiair) verzochte deskundigenonderzoeken zullen worden afgewezen. De rechtbank is met Amlin van oordeel dat voor een deskundigenbericht in een deelgeschil geen plaats is, nu dit naar zijn aard tijdrovend en duur zal zijn. Dat neemt echter niet weg dat beide partijen tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek hebben verklaard van mening te zijn dat nieuw deskundigenonderzoek bij kan dragen aan een buitenrechtelijke afdoening. De rechtbank is dat met partijen eens en geeft hen daarom in overweging om daartoe over te gaan, mede gelet op het in deze beschikking gegeven oordeel over de status van het rapport van Kappelle.

4.6.
Met betrekking tot het onder 4. verzochte voorschot op smartengeld overweegt de rechtbank het volgende. Nu als vaststaand moet worden aangenomen dat het rapport van Kappelle als uitgangspunt moet worden genomen, is aannemelijk dat [verzoeker] in ieder geval in enige mate arbeidsongeschikt is geraakt en als gevolg daarvan meer schade heeft geleden dan tot op heden door Amlin bevoorschot is. Daarom heeft Amlin de bevoorschotting ten onrechte gestaakt. Daarom acht de rechtbank een aanvullend voorschot op de vergoeding voor immateriële schade op zijn plaats. Partijen twisten over welke andere letselschadezaken vergelijkbaar zijn met de onderhavige, en aldus over de vraag hoe hoog het aan [verzoeker] toekomende smartengeld zou moeten zijn. Alle relevante omstandigheden afwegende acht de rechtbank een voorschot van € 7.500,00 redelijk. [verzoeker] heeft tevens verzocht dat betaling van het toe te wijzen bedrag dient te geschieden op de derdengeldrekening van zijn advocaat. Bij gebreke van verweer hiertegen zal dit deel van het verzoek worden toegewezen.

4.7.
Met betrekking tot de onder 5. verzochte vergoeding van buitengerechtelijke kosten geldt dat de rechtbank de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking dient te nemen; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Nu de rechtbank van oordeel is dat het rapport van Kappelle als uitgangspunt heeft te gelden, kan het standpunt van Amlin, dat de omvang van de verzochte vergoeding te hoog zou zijn in verhouding tot de omvang van de geleden schade, geen stand houden. De rechtbank is voorts van oordeel dat het aantal aan deze zaak bestede uren en het daarvoor in rekening gebrachte (stijgende) uurtarief voornoemde toets kunnen doorstaan, zodat zij geen aanleiding ziet om tot matiging over te gaan. Dat is niet anders ten aanzien van de kosten die waren gemoeid met het voorlopig deskundigenbericht. De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige geding ten opzichte van dat voorlopig deskundigenbericht niet kwalificeert als een bodemprocedure, zodat de met dat voorlopig deskundigenbericht gemoeide kosten in het onderhavige geding kunnen worden beschouwd als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. [verzoeker] heeft tevens verzocht dat betaling van het toe te wijzen bedrag dient te geschieden op de bankrekening van zijn advocaat. Bij gebreke van verweer hiertegen zal dit deel van het verzoek worden toegewezen.

ECLI:NL:RBMNE:2015:4696