Rb Rotterdam 031213 whiplash; toezending eenzijdige medisch adviezen naar deskundigen; mede nav uitlatingen ass geen belang meer
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 031213 whiplash; toezending eenzijdige medisch adviezen naar deskundigen; mede nav uitlatingen ass geen belang meer;
- aanvullend voorschot BGK kan bijdrage leveraan aan totstandkoming VSO; toegewezen € 10.162,85;
- proceshandeling i.v.m. voorl. desk. bericht (vooralsnog) niet aan te merken als buitengerechtelijk, kosten medisch advisering terzake wel
- gevorderd circa 40 uur x € 260,- + 6% + BTW; toegewezen 20 uur x € 250 + 6% + BTW, totaal € 6.687,-
2 De vaststaande feiten
2.1.
[verzoeker] is op 23 juli 2010 een verkeersongeval (hierna ook: het ongeval) overkomen. Daarbij is de bestuurder van een ingevolge de bepalingen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) bij ASR verzekerde personenauto van achteren tegen de personenauto waarvan [verzoeker] bestuurder was, aangereden.
2.2.
ASR heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.3.
Na het ongeval heeft [verzoeker] bij ASR aanspraak gemaakt op schadevergoeding in verband met onder meer chronische pijnklachten als gevolg van een flexi/extensie-trauma van de nek, cognitieve klachten, stemmingsproblemen en een posttraumatisch stresssyndroom.
2.4.
Bij beschikking van 15 mei 2012 heeft de rechtbank Rotterdam op verzoek van [verzoeker] een voorlopig deskundigenbericht gelast door drs. A.G.M. Borggreve, neuroloog, en de heer J.P.A. van Eck, psychiater (verder: Van Eck).
2.5.
Voorafgaande aan het onderzoek door Van Eck heeft ASR, zonder toestemming van of overleg met [verzoeker], een afschrift van de tot dat moment door haar medisch adviseur uitgebrachte adviezen met betrekking tot [verzoeker] aan Van Eck toegezonden.
2.6.
Het definitieve rapport van drs. Borggreve is uitgebracht op 6 december 2012 en het definitieve rapport van Van Eck op 5 februari 2013.
2.7.
Bij beschikking van 20 juni 2013 heeft de rechtbank Rotterdam op verzoek van ASR een voorlopig deskundigenbericht gelast door drs. A.F.M.M. Verdonck, neuropsycholoog. Deze deskundige heeft op 3 november 2013 een conceptrapport uitgebracht.
2.8.
Inmiddels heeft ASR een bedrag van € 160.997,88 aan [verzoeker] voldaan, waarvan € 30.000 bij wijze van lening. Van het bedrag van € 160.997,88 is € 80.997,88 bestemd voor buitengerechtelijke kosten.
3 Het geschil
3.1.
Na vermindering en vermeerdering van het verzoek luidt het verzoek – kort en zakelijk – samengevat bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat: het ASR zonder toestemming van [verzoeker] niet was toegestaan om zich voorafgaande aan het onderzoek van [verzoeker] door Van Eck tot deze laatste te wenden met een afschrift van (i) alle door haar medisch adviseur opgestelde adviezen, (ii) subsidiair het advies van haar medisch adviseur van 6 juni 2013, ter beeldvorming van Van Eck en zonder dat hier sprake was van vragen en opmerkingen als bedoeld in artikel 198 Rv;
het door ASR handelen in strijd met de norm als onder a. hiervoor geformuleerd ten behoeve van het doel als onder a. hiervoor genoemd, moet worden aangemerkt, subsidiair: door [verzoeker] redelijkerwijze kan worden aangemerkt, als een poging tot beïnvloeding op voorhand van de wijze van totstandkoming en/of inhoud van de rapportage van Van Eck;
voorstelbaar is dat deze poging van ASR tot beïnvloeding van de rapportage van Van Eck op voorhand invloed heeft gehad op de uitkomsten van die rapportage;
2. ASR te veroordelen tot betaling van een vergoeding aan [verzoeker] binnen 5 werkdagen na de uitspraak van de rechtbank van zijn redelijke buitengerechtelijke kosten inclusief kosten van medische advisering van [verzoeker] en zijn advocaat ontstaan na 18 september 2012 ten belope van € 45.893,05, subsidiair een door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding voor deze kosten, door overschrijving naar een door de advocaat van [verzoeker] op te geven bankrekening;
3. ASR te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van zijn kosten in verband met deze deelgeschilprocedure door overschrijving naar een door de advocaat op te geven bankrekening.
3.2.
ASR voert verweer dat strekt tot afwijzing van het verzoek met een kostenveroordeling ten voordele van ASR en zonder begroting en/of toekenning van de kosten van de procedure aan de zijde van [verzoeker], danwel begroting van die kosten op basis van een uurtarief van € 200,-.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – ingegaan.
4 De beoordeling
Behandeling in een deelgeschilprocedure
4.1.
Het verzoek van [verzoeker] berust op artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In dat artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Gezien het bepaalde in artikel 1019z Rv wordt het verzoek afgewezen voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moet aldus worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.
4.2.
ASR voert als verweer aan dat de verzochte beslissingen niet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.3.
[verzoeker] stelt dat de verzochte verklaring voor recht om de volgende redenen zal kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Alleen deskundigenonderzoeken die procedureel zuiver verlopen kunnen bijdragen aan het bereiken van een vaststellingsovereenkomst. ASR heeft de onjuistheid van haar gedragingen niet willen erkennen en dat kan er toe kan leiden dat zij opnieuw aan een deskundige adviezen van haar medisch adviseur gaat overleggen zonder toestemming van [verzoeker] en/of een vergelijkbare poging tot beeldvorming van de deskundige zal proberen te realiseren.
4.4.
De rechtbank volgt dat standpunt van [verzoeker] niet. Als deskundigen die nog (nader) onderzoek zullen dienen te verrichten hebben partijen genoemd Van Eck, een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige. [verzoeker] neemt niet langer het standpunt in dat het rapport van Van Eck dient te worden uitgesloten. Van Eck is reeds bekend met [verzoeker] en de adviezen van de medisch adviseur van ASR en zijn nader onderzoek zal hoogstwaarschijnlijk beperkt blijven tot verwerking van de bevindingen van de neuropsycholoog in zijn eerdere bevindingen. De vragen die aan een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige ter beantwoording worden voorgelegd zijn gewoonlijk van geheel andere aard dan de vragen die door Van Eck dienden te worden beantwoord en gesteld noch gebleken is dat zulks in het onderhavige geschil anders zal zijn. Onder deze omstandigheden komt, mede gezien de uitlatingen die de advocaat van ASR tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaan, de kans dat ASR nogmaals zonder toestemming van [verzoeker] adviezen van haar medisch adviseur die niet tot de processtukken behoren voor de aanvang van diens onderzoek aan een deskundige zal toesturen, de rechtbank niet reëel voor. Gelet op dit alles kan het belang van (sub a, b of c van) de gevraagde verklaring voor recht voor de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst niet worden ingezien, zodat die verklaring voor recht reeds om die reden dient te worden afgewezen. Dientengevolge behoeft niet te worden ingegaan op de toelaatbaarheid van de door [verzoeker] aan de orde gestelde handelwijze van ASR.
4.5.
Een geschil over de tussentijdse (aanvullende) bevoorschotting van buitengerechtelijke kosten wordt in de wetsgeschiedenis uitdrukkelijk als voorbeeld van een mogelijk deelgeschil genoemd (Kamerstukken II 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 16 en 21). Duidelijk is dat er tussen partijen een impasse bestaat over tussentijdse aanvullende bevoorschotting en dat er nog de nodige stappen gezet moeten worden alvorens een vaststellingsovereenkomst tot stand zal kunnen komen. Het is aannemelijk dat zonder een beslissing over de (aanvullende) bevoorschotting van buitengerechtelijke kosten het nemen van die stappen zal worden bemoeilijkt. Dat die beslissing niet direct tot een vaststellingsovereenkomst zal leiden, is niet doorslaggevend. Voldoende is dat de beslissing een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst - en daarmee aan de verdere schadeafwikkeling - en dat is hier het geval. Aldus komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot betaling van buitengerechtelijke kosten.
Buitengerechtelijke kosten
4.6.
Uitgangspunt is dat een slachtoffer van een ongeval jegens de partij die aansprakelijk is voor de gevolgen van dat ongeval, recht heeft op vergoeding van de door hem gemaakte redelijke kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand, verleend door een advocaat van zijn keuze (ook wanneer die niet op toevoegingsbasis optreedt). In de praktijk worden deze kosten veelal op basis van ingediende declaraties rechtstreeks door de verzekeraar van de aansprakelijke partij aan de rechtsbijstandverlener van het slachtoffer vergoed. Zo is het ook in deze zaak gebeurd. Of buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, wordt uiteindelijk bepaald door het antwoord op de vraag of is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Dit vereist dat, in de gegeven omstandigheden, het maken van de kosten redelijk is en de omvang van de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk is om vergoeding van de schade te verkrijgen. Bij de beoordeling van de dubbele redelijkheidstoets wordt de omvang van de schade als één van de in aanmerking te nemen aspecten meegewogen.
4.7.
De buitengerechtelijke kosten waarvan [verzoeker] vergoeding vraagt zijn gespecificeerd in de volgende declaraties van zijn advocaat:
- de declaratie d.d. 31 december 2012 ad € 10.976,95,
- de declaratie d.d. 4 april 2013 ad € 6.673,72,
- de declaratie d.d. 17 juli 2013 ad € 25.707,96 en
- de declaratie d.d. 30 oktober 2013 ad € 2.534,42 alle inclusief verschotten, kantoorkosten en BTW. Hierbij zijn in totaal 128,1 uren aan rechtsbijstand in rekening gebracht (6,6 tegen een uurtarief van € 180,-, 26,8 tegen een uurtarief van € 255,- en 94,7 tegen een uurtarief van € 260,-, steeds exclusief 6% kantoorkosten en BTW). De doorbelaste kosten van medische experts bedragen in totaal € 3.099,05 exclusief BTW.
4.8.
ASR bestrijdt dat de gedeclareerde kosten kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten van buitengerechtelijke bijstand en voert daarvoor het volgende aan. Vrijwel alle gedeclareerde handelingen hebben betrekking op proceshandelingen in het kader van de verzoeken om een voorlopig deskundigenbericht en de deelgeschilprocedure. De kosten in het kader van de deelgeschilprocedure dienen binnen dat regiem behandeld te worden en de kosten in het kader van de verzoeken om voorlopige deskundigenberichten dienen in het geval een bodemprocedure gevoerd moet worden als proceskosten beoordeeld te worden. Een uurtarief van niet meer dan € 200,- exclusief BTW is redelijk, de bestede tijd is buitenproportioneel en de gevraagde bedragen zijn, gelet op de hoeveelheid kosten rechtsbijstand die ASR reeds heeft vergoed en de te verwachten beperkte omvang van de schade, buitenproportioneel.
4.9.
Dat vrijwel alle gedeclareerde kosten betrekking hebben op handelingen in het kader van de voorlopige deskundigenberichten en de onderhavige deelgeschilprocedure vindt steun in de specificatie van de declaraties en is ook niet door [verzoeker] bestreden. De door [verzoeker] in het kader van het deelgeschil gemaakte kosten, de kosten van het opstellen van de processtukken daaronder begrepen, zullen op de voet van artikel 1019aa Rv worden begroot en onder ‘Kosten deelgeschil’ worden behandeld. De proceshandelingen in het kader van een verzoek tot het gelasten van voorlopig deskundigenbericht kunnen in een bodemprocedure als proceskosten worden beoordeeld. Dat het in het onderhavige geschil tot een bodemprocedure zal komen valt bij de huidige stand van zaken niet uit te sluiten. De rechtbank gaat ervan uit dat, mocht het niet tot een bodemprocedure komen, partijen over genoemde kosten nader in onderhandeling zullen treden.
Gelet op het voorgaande komen de gedeclareerde kosten voor de proceshandelingen in het kader van het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht door de neuropsycholoog thans (nog) niet als redelijke kosten van buitengerechtelijke bijstand voor vergoeding in aanmerking. Dat de kosten in het kader van het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht door een neuroloog en een psychiater wel door ASR zijn vergoed, doet daaraan niet af.
Het voorgaande ligt anders ten aanzien van de redelijke kosten van rechtsbijstand en bijstand van medische experts in het kader van de uitvoering en analyse van de uitgebrachte voorlopige deskundigenberichten. In bodemprocedures pleegt daarvoor immers geen afzonderlijk salaris van de advocaat te worden toegekend en niet te rechtvaardigen valt dat de slachtoffers bij wie een expertise na een verzoek voorlopig deskundigenbericht plaatsvindt in een veel nadeliger positie komen dan de slachtoffers bij wie na minnelijk overleg een onafhankelijke expertise plaatsvindt.
4.10.
Denkbaar is dat achteraf komt vast te staan dat de aan het ongeval toerekenbare schade relatief beperkt is, maar dat enkele feit betekent niet dat de eerder in redelijkheid gemaakte buitengerechtelijke kosten alsnog als niet redelijk moeten worden aangemerkt. Evenmin is het zo dat het slachtoffer of diens belangenbehartiger in redelijkheid gemaakte buitengerechtelijke kosten dient voor te financieren tot het moment waarop met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de omvang van de totale schade zo groot is dat de reeds gemaakte buitengerechtelijke kosten in een bepaalde redelijk geachte procentuele verhouding tot die totale schade staan. Een andere opvatting zou meebrengen dat het een slachtoffer welhaast onmogelijk zou worden gemaakt – in praktische zin – om de omvang van de schade te laten vaststellen en vervolgens een reële minnelijke regeling met de verzekeraar van de aansprakelijke partij te treffen.
4.11.
Evident is dat het maken van kosten voor uitvoering en analyse van voorlopige deskundigenberichten voor [verzoeker] noodzakelijk is voor het (bij benadering) doen vaststellen van de schadeomvang om – op verantwoorde wijze – in onderhandeling te kunnen treden met ASR en om overeenstemming omtrent de afwikkeling van de schade met ASR te kunnen bereiken. Het feit dat ASR reeds een bedrag van € 80.997,88 aan buitengerechtelijke kosten heeft betaald, de nog bestaande onduidelijkheid van de aan het ongeval toerekenbare schade en het niet door [verzoeker] bestreden restitutierisico, brengen echter met zich dat de redelijkheid van het uurtarief en het aantal bestede uren kritisch dient te worden beoordeeld.
4.12.
Tussen partijen staat vast dat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 9 november 2011 een uurtarief van € 250,- bij wege van voorlopig oordeel door de rechtbank als redelijk is aangemerkt. Gelet hierop zal de rechtbank dit tarief hier als redelijk tarief hanteren. Op het tarief zal geen indexering worden toegepast.
4.13.
De declaratie van 31 december 2012, een groot deel van de declaratie van 4 april 2013 en een klein deel van de declaratie van 30 oktober 2013 hebben betrekking op de kosten van rechtsbijstand en bijstand van medische experts in het kader van de uitvoering en analyse van de uitgebrachte voorlopige deskundigenberichten. Het totaal van de aan die rechtsbijstand bestede tijd bedraagt ongeveer 37 uren. Deze tijd is voornamelijk besteed aan de rapportage van de psychiater Van Eck. Die rapportage is [verzoeker] niet welgevallig, hetgeen verklaart dat daaruit extra werkzaamheden zijn voortgevloeid. Mede gelet op de expertise die mede gelet op het uurtarief bij de raadsman aanwezig mag worden geacht, is de rechtbank evenwel van oordeel dat daaraan in redelijkheid aanmerkelijk minder uren besteed hadden dienen te worden dan de raadsman heeft gedaan.
4.14.
Op grond van het vorenstaande kan in dit stadium – buiten de kosten die betrekking hebben op het deelgeschil – naar het oordeel van de rechtbank van ASR slechts een tussentijdse aanvullende bevoorschotting van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van 20 uur ad € 250,-, vermeerderd met 6% kantoorkosten, kosten van medische experts ad € 3.099,05, het totaal vermeerderd met BTW, derhalve in totaal € 10.162,85 worden gevergd. De verzochte veroordeling tot betaling zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Kosten deelgeschil
4.15.
Op grond van artikel 1019aa Rv dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.16.
Tussen partijen staat vast dat ter gelegenheid van de zitting van 9 november 2011 tussen hen een minnelijke regeling is bereikt en dat het deelgeschil vervolgens louter om proceseconomische redenen is aangehouden. Nu van de zijde van [verzoeker] slechts nadien gemaakte kosten zijn opgegeven, dient het er derhalve voor te worden gehouden dat de tot en met 9 november 2011 gemaakte kosten tussen partijen zijn geregeld en geen begroting behoeven. Voorts brengt het vorenstaande mee dat de brief van 5 april 2013 als processtuk dient te worden gelijkgesteld aan een inleidend verzoekschrift. Daarvoor pleit ook dat daarmee nieuwe verzoeken aan de rechtbank zijn voorgelegd.
4.17.
Voor de door ASR verlangde kostenveroordeling ten voordele van haar ontbreekt enige rechtsgrond. Voorts volgt uit de voormelde toewijzing van buitengerechtelijke kosten dat het verweer van ASR dat het verzoek tegen beter weten in is ingesteld faalt. Uitgangspunt is derhalve dat het op zichzelf redelijk is dat aan de zijde van [verzoeker] kosten in verband met het onderhavige deelgeschil zijn gemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank overgaan tot begroting van de kosten.
4.18.
Volgens opgave van de raadsman van [verzoeker] heeft hij vanaf het concipiëren van het inleidende verzoekschrift van 5 april 2013 tot aan de zitting circa 60 uren aan het deelgeschil besteed, waarvan 23,7 uur tussen 30 oktober 2013 en de zitting. Door ASR is aangevoerd dat deze tijdsbesteding buitenproportioneel is. In aanmerking nemende de expertise die bij de raadsman aanwezig mag worden verondersteld en zijn bekendheid met het dossier volgt de rechtbank ASR daarin. Rekening houdende met voormelde omstandigheden begroot de rechtbank de in redelijkheid bestede tijd vanaf het concipiëren van het “inleidende verzoekschrift” van 5 april 2013 tot aan de zitting op 16 uren. Met de aan de zitting bestede tijd van 4 uren, komt de in redelijkheid door de raadsman van [verzoeker] aan het deelgeschil bestede tijd daarmee op 20 uren.
4.19.
Op de onder 4.12 vermelde gronden zal een uurtarief van € 250,- worden gehanteerd. De gemaakte kosten komen daarmee op (20 x € 250 =) € 5.000,- vermeerderd met 6% kantoorkosten. De kosten van de deelgeschilprocedure worden derhalve aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 6.413,- (inclusief BTW), te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 274,-, derhalve in totaal € 6.687,-. Overeenkomstig het niet afzonderlijk bestreden verzoek van [verzoeker] zal ASR worden veroordeeld tot betaling van deze kosten. ECLI:NL:RBROT:2013:9456