Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 221118 hangende hoger beroep: toewijzing zowel verzoek als tegenverzoek deskundigenbericht

GHSHE 221118 hangende hoger beroep: toewijzing zowel verzoek als tegenverzoek deskundigenbericht

Het verloop van de procedure

1.1
Voor het geding in de hoofdzaak verwijst het hof naar (tussen)vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, d.d. 26 mei 2010, 19 december 2012, 29 januari 2014, 16 juli 2014, 27 januari 2016, 19 oktober 2016 onderscheidenlijk 24 januari 2018. ( geen vindplaatsen bekend, red LSA LM) Tegen deze (tussen)vonnissen heeft Unigarant hoger beroep ingesteld bij dit hof.

1.2.
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 28 juni 2018, heeft [appellant] het hof verzocht te bepalen dat als deskundige wordt benoemd arbeidskundige P.L. van der Ham ( [kantoor] [kantoorplaats] ), hierna te noemen: Van der Ham, dat aan Van der Ham een exemplaar van voornoemd verzoekschrift (inclusief producties) zal worden toegezonden met het verzoek om aanvullend onderzoek te doen naar het verlies aan arbeidsvermogen van [appellant] , dat de conceptrapportage door Van der Ham eerst aan [appellant] zelf zal worden verstuurd in verband met zijn inzage- en correctierecht en dat de kosten van het voorlopig deskundigenbericht ten laste van Unigarant worden gebracht nu Unigarant aansprakelijk is voor het [appellant] op 12 december 2003 overkomen ongeval.

1.3.
Unigarant heeft een verweerschrift tevens houdende een voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek, ingediend, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2018.

1.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2018. Bij die gelegenheid zijn, namens [appellant] , mr. Baggerman en, namens Unigarant, mr. Spronck gehoord.

De gronden van het verzoek

Voor de gronden van het verzoek en tegenverzoek en de toelichtingen daarop verwijst het hof naar de inhoud van het verzoekschrift en van het verweerschrift .

De beoordeling

3.1.
Het gaat om het volgende:
 Tussen [appellant] en Unigarant bestaat een al jarenlang durende discussie over de waardering van de letselschade van [appellant] als gevolg van het hem op 12 december 2003 overkomen ongeval.
 Bij eindvonnis van 24 januari 2018 is Unigarant veroordeeld tot het betalen van de door [appellant] als gevolg van voornoemd ongeval geleden en nog te lijden schade. Daarbij is op grond van een door Van der Ham verricht deskundigenonderzoek (arbeidsdeskundig onderzoek) vastgesteld dat [appellant] in de situatie zonder ongeval carrière zou hebben gemaakt met een eindinkomen tussen de € 3.500,00 en € 3.700,00 bruto per vier weken. Zowel [appellant] als Unigarant hebben tegen o.m. dit eindvonnis hoger beroep ingesteld.
 Kort na dit vonnis heeft de werkgever van [appellant] een personeelsgids opgesteld waarvan ook de beloning deel uitmaakt. [appellant] meent thans op grond hiervan aannemelijk te kunnen maken dat hij zonder een ongeval een hoger salaris had kunnen verdienen dan het bedrag waarvan de rechtbank in voornoemd eindvonnis is uitgegaan, in casu een bedrag van tenminste € 3.900,00 bruto per vier weken.
[appellant] stelt een (aanvullend) deskundigenonderzoek naar de verdienmogelijkheden van [appellant] in de situatie zonder ongeval te willen benutten om zijn positie in het hoger beroep te kunnen bepalen
 Unigarant stelt dat [appellant] zich, gelet op het door hem gestelde bedrag van € 3.900,00, kennelijk baseert op salarisschaal 11. Deze schaal kent evenwel een aanzienlijke bandbreedte lopende van € 2.600,00 tot € 3.900,00. Dit enkele aspect rechtvaardigt volgens Unigarant niet dat Van der Ham nogmaals als deskundige wordt benoemd nu hier niet alleen aanzienlijke kosten mee gemoeid zullen gaan, maar ook omdat [appellant] ten onrechte stelt dat hij zonder aanvullend deskundigenonderzoek zijn positie in hoger beroep niet zal kunnen bepalen. Er ligt immers al een zeer uitvoerige rapportage van Van der Ham waarin ook alle aspecten van het inkomen van [appellant] zonder ongeval worden besproken. Het feit dat er na het eindvonnis nog een personeelsgids met daarin opgenomen de nieuwe salarisschalen is uitgegeven brengt volgens Unigarant niet met zich dat het hof, na een door partijen gevoerd debat, niet zou kunnen beslissen over het inkomen van [appellant] in een situatie zonder ongeval.
 Indien Van der Ham evenwel toch wederom als deskundige zal worden benoemd verzoekt Unigarant bij wijze van voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek alsdan subsidiair dat aan hem nog een tweede vraag zal worden voorgelegd inzake de zakelijke kilometers van [appellant] met betrekking tot zowel de periode vanaf de verhuizing van [appellant] van [voormalige woonplaats] naar [woonplaats] tot heden als over een gelijke periode voorafgaand aan die verhuizing.

3.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep is door de advocaten van partijen het navolgende aangevoerd;

[appellant] is uitermate ontstemd over het feit dat deze hele kwestie nu al zo lang duurt en hij wijt dit hoofdzakelijk aan de ‘stroperigheid’ binnen Unigarant. De zaak had volgens [appellant] in onderling overleg al lang afgewikkeld kunnen zijn.

Met betrekking tot het zelfstandig tegenverzoek van Unigarant stelt [appellant] dat de hierbij door Unigarant opgeworpen onderzoeksvraag feitelijk al genoegzaam door de deskundige beantwoord is. [appellant] verwijst hierbij naar het overzicht van de gereden kilometers zoals dit door de deskundige op pagina 12 van zijn rapportage staat vermeld. Daarbij komt dat Unigarant deze onderzoeksvraag ook al per email van 14 juni 2017 aan de deskundige heeft voorgelegd en dat de deskundige deze vraag, aangevuld met zijn antwoord daarop, vervolgens heeft opgenomen in zijn rapportage (pagina 37 en 38). Dit tegenverzoek van Unigarant dient volgens [appellant] dan ook te worden afgewezen.

Unigarant stelt, onder verwijzing naar punt 6 tot en met 8 van het door haar ingediende verweerschrift, dat het verzoek van [appellant] dient te worden afgewezen nu hier relatief grote kosten aan verbonden zullen zijn, het risico bestaat dat de onderzoeksvraag van [appellant] in de bodemprocedure niet relevant zal blijken, de onderzoeksvraag ziet op een gering (salaris)verschil en nu het debat in beginsel ook op basis van de actuele deskundigenrapportage al afdoende gevoerd kan worden.

3.3.
Het hof overweegt het volgende.

3.3.1.
Bij de beoordeling moet voorop worden gesteld dat een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, slechts kan worden afgewezen op de grond dat de verzoeker daarbij geen belang heeft, dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, dat het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat het moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (vgl. HR 30 maart 2007, NJ 2007/189, ECLI:NL:HR:2007:AZ5448). Naar het oordeel van het hof geldt een en ander ook onder de omstandigheden van deze zaak, waarbij het een aanvullend verzoek betreft naar aanleiding van een na het eerdere deskundigenbericht en eindvonnis opgekomen feitelijk gegeven (de personeelsgids).

3.3.2.
Het hof ziet in het door Unigarant bij wijze van verweer aangevoerde geen aanleiding om te oordelen dat door [appellant] van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, dat het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat het verzoek moet afstuiten op een ander zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Het kostenaspect en het gegeven dat het om mogelijk geringe aanvullingen op het eerder uitgevoerde deskundigenbericht gaat, acht het hof daartoe onvoldoende redengevend.

De hoogte van de kosten welke aan het aanvullend voorlopig deskundigenbericht verbonden zullen zijn spelen in beginsel geen rol bij de vraag of een dergelijk verzoek al dan niet kan worden gehonoreerd, daargelaten nog dat te verwachten is dat deze kosten, nu het immers een aanvulling op het reeds bestaande deskundigenrapport in de vorm van een klein aantal concreet afgebakende onderzoekvragen betreft, relatief beperkt zullen zijn.

Voorshands kan ook niet worden geoordeeld dat de aanvullende onderzoeksvraag zoals door [appellant] geformuleerd slechts ziet op een (uiteindelijk) gering verschil in (potentiële) salariëring. Dit is immers juist o.m. de vraag van [appellant] welke hij door de deskundige bij aanvullend voorlopig deskundigenbericht beantwoord wil zien.

Verder is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat wegens de over en weer betrokken belangen [appellant] in redelijkheid niet tot het uitoefenen van de bevoegdheid tot het doen houden van een (aanvullend) voorlopig deskundigenbericht zou kunnen worden toegelaten. Nu overigens aan de vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan en het verzoek derhalve op de wet is gegrond zal het hof het verzoek van [appellant] toewijzen en een (aanvullend) voorlopig deskundigenbericht bevelen.

3.3.3.
Het hof acht het zelfstandig tegenverzoek van Unigarant eveneens toewijsbaar. Indien en voor zover de deskundige van oordeel is dat de daarbij gestelde vraag reeds in zijn eerdere rapportage aan de orde en beantwoord is geweest, kan de deskundige dit aangeven en toelichten.

3.4.
Al het voorgaande in aanmerking genomen, bepaalt het hof dat de deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de vraag van [appellant] :

- Wat is de omvang van het verlies aan arbeidsvermogen zijdens [appellant] , rekening houdend met de door de werkgever van [appellant] in de personeelsgids van februari 2018 vastgestelde beloningsstructuur?

Alsmede op de vraag van Unigarant:

- Wat zijn de door [appellant] afgelegde zakelijk kilometers (inclusief woon-werkverkeer) zowel ten aanzien van de periode vanaf zijn verhuizing van [voormalige woonplaats] naar [woonplaats] tot heden als over de gelijke periode voorafgaand aan die verhuizing (waarbij de privé gereden kilometers buiten beschouwing dienen te blijven)?

Het hof wenst aan deze vragen toe te voegen de vraag : Heeft de deskundige naar aanleiding van een en ander nog opmerkingen welke hij van belang acht.

3.5.
Het hof zal de deskundige benoemen en voorts beslissen met inachtneming van het voorgaande. Het hof zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vaststellen op het in het dictum vermelde bedrag. Het hof is voornemens de kosten van de deskundige voorshands ten laste van Unigarant te brengen nu deze haar aansprakelijkheid voor de gevolgen van het [appellant] overkomen ongeval nadrukkelijk heeft erkend. In verband met het bepaalde in artikel 195 Rv dient Unigarant het na te melden voorschot ter griffie te deponeren.

De beslissing

Het hof:

4.1.
wijst het verzoek van [appellant] alsmede het zelfstandig tegenverzoek van Unigarant toe, in zoverre dat het hof bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de vragen zoals in r.o. 3.4. van dit arrest geformuleerd;

4.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
P.L. van der Ham ( [kantoor] )
Postbus [postbus] / [postcode] [kantoorplaats]
[telefoonnummer]
[e-mailadres]
[website]

4.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige toezendt;

4.4.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de verdere processtukken, waaronder zijdens [appellant] in ieder geval de personeelsgids van Nebest van februari 2018, aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;

4.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;

4.6.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;

4.7.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op 30 dagen nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;

4.8.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 2.238,50 (inclusief btw), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot eventueel nader zal bepalen;

4.9.
bepaalt dat Unigarant wordt belast met de betaling van genoemd voorschot van € 2.238,50 (inclusief btw);

4.10.
bepaalt dat Unigarant laatstgenoemd bedrag zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;

4.11.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten; ECLI:NL:GHSHE:2018:4858