Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 120411 RSI consultant; hof benoemt niet op voorhand naast orthopedisch chirurg en revalidatiearts ook een klinisch arbeidsgeneeskundige of bedrijfsarts

Hof Amsterdam 120411 RSI consultant; hof benoemt niet op voorhand naast orthopedisch chirurg en revalidatiearts ook een klinisch arbeidsgeneeskundige of bedrijfsarts

tussenarrest, zie ook: hof-amsterdam-130710-rsi-consultant-zorgplicht-geschonden-deskundigenbericht-gelast-mbt-aanwezigheid-rsi-en-causaal-verband
hof-amsterdam-151215-rsi-consultant-hof-neemt-obv-deskundigenberichten-en-ondanks-eenzijdige-rapportage-bedrijfsarts-geen-causaal-verband-aan-met-arbeidsomstandigheden

2 Verdere beoordeling

2.1.
In genoemd tussenarrest heeft het hof overwogen een deskundigenbenoeming aangewezen te achten ter beantwoording van de in dat arrest onder 4.23 voorlopig geformuleerde vragen. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld tot uitlating.

2.2.
Partijen hebben bij memorie ingestemd met de door het hof voorgestelde vraagstelling en met de benoeming door het hof van de in het tussenarrest genoemde twee deskundigen. [appellante] heeft echter te kennen gegeven met het oog op de beantwoording van vraag 2 nog een derde deskundige benoemd te willen zien en wel een klinisch arbeidsdeskundige of een bedrijfsarts. Accenture heeft bezwaar gemaakt tegen het op voorhand benoemen van drie deskundigen. Volgens Accenture moet [H] in staat worden geacht om ook het verband met werkomstandigheden te onderzoeken en kan daarom volstaan worden met de twee reeds door het hof voorgestelde deskundigen. Zij voegde daaraan toe dat aan hen in de vraagstelling de mogelijkheid zou kunnen worden geboden eventueel in gezamenlijk overleg een derde deskundige in te schakelen.

2.3.
Het hof zal niet op voorhand een derde deskundige benoemen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat in het tussenarrest onder 4.22 naar aanleiding van de wederzijdse stellingen van partijen en de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen een tamelijk concrete beschrijving is gegeven van de taken en werkomstandigheden van [appellante] . Mochten de door het hof benoemde deskundigen in enig stadium van hun onderzoek van mening zijn dat het wenselijk is dat alsnog een andere discipline bij het onderzoek wordt betrokken – een klinisch arbeidsgeneeskundige of bedrijfsarts dan wel een andere discipline -, dan kunnen zij dat aan het hof kenbaar maken door middel van een brief aan de griffier en zal het hof daaromtrent een nadere beslissing geven.

2.4.
Zoals aan partijen bij brief van 2 maart 2011 is bericht, heeft de als deskundige genoemde prof. [H] laten weten verhinderd te zijn het onderzoek uit te voeren. Hij heeft aan de griffier in zijn plaats voorgedragen de orthopaedisch chirurg [J] , eveneens verbonden aan het Erasmus MC (Universitair Medisch Centrum Rotterdam). Deze heeft het hof bericht ruime ervaring te hebben met pathologie uit nek/rug met problematiek van de bovenste extremiteiten en bereid te zijn het onderzoek uit te voeren. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld bij brief te reageren.

2.5.
Namens [appellante] heeft mr. Postma bericht zich niet te kunnen vinden in vervanging van [H] door [J] omdat niet is gebleken van enige affiniteit van [J] met RSI. [appellante] heeft vervolgens voorgedragen twee neurologen en drie revalidatieartsen. Van de zijde van Accenture is bericht dat Accenture bezwaar maakt tegen de door [appellante] voorgedragen artsen en dat zij zich kan vinden in de benoeming van [J] .

2.6.
Het hof acht het bezwaar van [appellante] tegen de benoeming van [J] niet gegrond. Het hof acht van belang dat [H] [J] voor het onderhavige onderzoek heeft voorgedragen en dat [J] vervolgens heeft laten weten op grond van zijn deskundigheid en ervaring tot dit onderzoek in staat te zijn.

2.7.
Het hof zal ter beantwoording van de in het tussenarrest van 13 juli 2010 geformuleerde vragen derhalve tot deskundigen benoemen de revalidatiearts prof.dr. [I] en de orthopaedisch chirurg [J] . In dat tussenarrest is reeds beslist dat het voorschot voor de deskundigen voorlopig ten laste dient te komen van [appellante] . Het hof zal als uiterste datum van inlevering van het deskundigenbericht voorlopig bepalen 1 november 2011 omdat [I] heeft bericht dat op de polikliniek een wachttijd bestaat van minimaal vier maanden. ECLI:NL:GHAMS:2011:1234