Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 020517 Verzoek om voorlopig deskundigenonderzoek tijdens appel in strijd met de goede procesorde; afgewezen

Hof Arnhem-Leeuwarden 020517 Verzoek om voorlopig deskundigenonderzoek tijdens appel in strijd met de goede procesorde; afgewezen

vervolg op: hof-arnhem-leeuwarden-210217-verzoek-om-voorlopig-deskundigenbericht-aangehouden-om-de-juiste-buitenlandse-verzekeraar-op-te-roepen

1
1. Het verdere verloop van het geding
1.1
In genoemde beschikking heeft het hof overwogen dat [Verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek voor zover zich dat richt tegen het Bureau, nu tussen [Verzoeker] en het Bureau geen procedure bij het hof aanhangig is. Het hof heeft tevens overwogen dat Axa, gelet op het feit dat tussen [Verzoeker] en Axa wel een procedure aanhangig is bij het hof, bij uitstek belanghebbende is ten aanzien van het door [Verzoeker] ingediende verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht en heeft de beslissing op het beroep aangehouden teneinde Axa te horen op het verzoek.

1.2
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling, die op 6 april 2017 heeft plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn [Verzoeker] in persoon, vergezeld van zijn advocaat, en Axa vertegenwoordigd door haar advocaat verschenen. Ter voorbereiding op de mondelinge behandeling heeft de advocaat van Axa op 5 april 2017 twee producties bij het hof ingediend. Axa heeft op 6 april 2017 een verweerschrift ingediend.

1.3
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat de advocaat van [Verzoeker] de producties en het verweerschrift niet kende. [Verzoeker] is daardoor naar het oordeel van het hof niet in zijn belangen geschaad. Het verweerschrift is op een vijftal randnummers (40 t/m 44) na gelijk aan het eerder door het Bureau (op 9 februari 2017) ingediende verweerschrift. Deze randnummers bevatten een verweer dat niet is opgenomen in het door het Bureau ingediende verweerschrift. Uit hetgeen hierna volgt, blijkt dat het hof zijn beslissing niet op dit (in vergelijking met het door het Bureau gevoerde: nieuwe) verweer zal baseren. De beide producties bevatten concept-vraagstellingen. Deze vraagstellingen zijn tijdens de mondelinge behandeling besproken. Overigens zal hierna blijken dat de producties niet van belang zijn voor de beslissing van het hof.

2 De vaststaande feiten
2.1
In meergenoemde beschikking heeft het hof de feiten vastgesteld. Het hof zal deze feiten, ter wille van de leesbaarheid herhalen, en op een enkel punt aanvullen.

2.2
Aan [Verzoeker] is op 22 augustus 2000 een ongeval overkomen, dat werd veroorzaakt door de bestuurder van een vrachtwagencombinatie met een Belgisch kenteken. Voor deze vrachtauto was ten tijde van het ongeval een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij (thans) Axa Belgium N.V. (hierna: Axa).

2.3
De schadezaak is in behandeling genomen door ISB Nederland, dat namens Axa bij brief van 6 april 2001 aansprakelijkheid heeft erkend.

2.4
[Verzoeker] heeft op 10 oktober 2012 bij de (toenmalige) rechtbank Almelo een verzoekschrift strekkende tot het verkrijgen van een voorlopig deskundigenbericht ingediend tegen het Bureau. Bij beschikking van 10 december 2012 heeft de rechtbank het verzoek toegewezen met benoeming van neuroloog dr. [deskundige] tot deskundige. De deskundige heeft zijn rapport d.d. 4 april 2013 op 15 april 2013 ter griffie van de rechtbank Overijssel gedeponeerd.

2.5
Axa heeft een bedrag van € 21.134,45 aan [Verzoeker] uitgekeerd.

2.6
Axa heeft [Verzoeker] gedagvaard voor de rechtbank Overijssel en gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat het aan [Verzoeker] overkomen ongeval niet heeft geleid tot blijvende klachten en beperkingen, subsidiair dat het ongeval niet heeft geleid tot blijvende klachten en beperkingen, althans niet tot meer schade dan door middel van voorschotten aan [Verzoeker] is vergoed. 
heeft verweer gevoerd tegen deze vordering en heeft in reconventie gevorderd dat de rechtbank een psychiater, althans een andere deskundige, benoemt en Axa veroordeelt tot schadevergoeding op te maken bij staat.

2.7
Bij eindvonnis van 29 juni 2016 heeft de rechtbank de reconventionele vorderingen afgewezen en in conventie voor recht verklaard dat het ongeval dat [Verzoeker] is overkomen niet tot meer schade heeft geleid dan reeds door middel van voorschotten is vergoed.

2.8
[Verzoeker] is tegen dit vonnis in beroep gekomen bij dit hof. Inmiddels heeft [Verzoeker] in de bodemzaak de memorie van grieven, die tijdens de vorige mondelinge behandeling al wel naar het hof was gestuurd, maar nog niet was genomen, genomen. In de memorie van grieven concludeert [Verzoeker] tot vernietiging van het eindvonnis van de rechtbank en tot veroordeling van Axa de door [Verzoeker] geleden schade aan hem te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Met de grieven 1 en 2 komt [Verzoeker] onder meer op tegen het oordeel van de rechtbank dat een onderzoek naar zijn beperkingen door een onafhankelijk verzekeringsgeneeskundige niet nodig is. Met grief 4 wil [Verzoeker] onder meer ingang doen vinden dat een onderzoek door een arbeidsdeskundige naar de verdiencapaciteit van [Verzoeker] in de hypothetische situatie zonder ongeval noodzakelijk is.

3 De beoordeling
3.1
[Verzoeker] verzoekt het hof een voorlopig deskundigenbericht te gelasten ter nadere bepaling van de beperkingen en belastbaarheid en de daaruit voortvloeiende schadeposten als gevolg van het hem overkomen ongeval. Hij verzoekt het hof daartoe een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige te benoemen. Volgens [Verzoeker] heeft hij belang bij een dergelijk deskundigenonderzoek om zijn positie in hoger beroep te kunnen bepalen en ter bepaling van de omvang van zijn schade.

3.2
Axa voert verweer. Zij meent allereerst dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde en/of dat [Verzoeker] misbruik maakt van zijn bevoegdheid toepassing van het middel van het voorlopig deskundigenbericht te verlangen. Zij wijst er in dat verband op dat de rechtbank in het door [Verzoeker] bestreden vonnis uitgebreid heeft gemotiveerd waarom er, gelet op het herhaald tekortschieten in de stelplicht door [Verzoeker] , niet kan worden toegekomen aan de benoeming van deskundigen. Die beslissing van de rechtbank staat in de procedure in hoger beroep ter discussie. Door nu een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht in te dienen tracht [Verzoeker] het oordeel van de rechtbank te omzeilen, aldus Axa.

3.3
Het hof stelt voorop dat de rechter een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht (dat overigens aan de eisen voldoet) in beginsel dient te gelasten, tenzij verzoeker geen belang heeft bij zijn verzoek, verzoeker van de bevoegdheid tot het doen van het verzoek misbruik maakt, het verzoek strijdig is met de goede procesorde of sprake is van een ander door de rechter als zwaarwichtig beoordeeld bezwaar (vgl. Hoge Raad 11 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6809). Bij de toetsing aan deze criteria kan een van de mee te wegen omstandigheden zijn dat er reeds een bodemprocedure aanhangig is en dat het voor de hand ligt eerst af te wachten of de bodemrechter bewijslevering nodig acht.

3.4
Het hof stelt vast dat [Verzoeker] in eerste aanleg heeft aangedrongen op een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige, maar dat de rechtbank niet aan de benoeming van deze deskundigen is toegekomen omdat [Verzoeker] , naar het oordeel van de rechtbank, zijn stellingen omtrent het bestaan en de omvang van zijn beperkingen en de gevolgen daarvan voor (onder meer) zijn verdiencapaciteit onvoldoende had onderbouwd. In de appelprocedure komt [Verzoeker] tegen dit oordeel op en wil hij onder meer bereiken dat de genoemde deskundigen alsnog worden benoemd. Dat is ook het doel van het door hem ingediende verzoek. Dat betekent dat indien het hof in de appelprocedure de grieven tegen het niet benoemen van de gewenste deskundigen zou verwerpen de deskundigen toch worden benoemd indien het hof het verzoek van [Verzoeker] zou honoreren. [Verzoeker] zou de rapporten van de deskundigen vervolgens kunnen inbrengen in de appelprocedure en aldus de facto het effect van het door hem bestreden oordeel van de rechtbank, dat geen deskundigen worden benoemd, ongedaan kunnen maken, ook als de grieven tegen dat oordeel ongegrond zijn.

3.5
Gesteld noch gebleken is dat de deskundigenonderzoeken slechts op zeer korte termijn kunnen plaatsvinden, en niet pas indien het hof in de appelprocedure zou oordelen dat een verzekeringsgenees- en een arbeidsdeskundige benoemd dienen te worden. Dat ligt, gelet op de aard van de onderzoeken, het in kaart brengen en benaderen van de beperkingen en de arbeidscapaciteit van [Verzoeker] op dit moment, in het verleden en in de toekomst, ook niet voor de hand.

3.6
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat Axa zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank over de klachten die [Verzoeker] nog zou hebben en het verband tussen de klachten en het ongeval. In dat verband zal Axa de bevindingen van de door de rechtbank benoemde neuroloog dr. [deskundige] in de appelprocedure ter discussie stellen. Indien de bezwaren van Axa tegen die bevindingen in de appelprocedure geheel of gedeeltelijk gegrond zullen worden bevonden, kan in een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige niet worden uitgegaan van de door dr. [deskundige] vastgestelde klachten. Pas indien het hof in de appelprocedure heeft beslist over de bezwaren van Axa tegen de bevindingen van dr. [deskundige] staat vast van welke klachten een (eventueel) te benoemen verzekeringsgeneeskundige bij zijn onderzoek kan uitgaan.

3.7
[Verzoeker] heeft aangevoerd dat zijn belang bij het door hem gedane verzoek erin gelegen is dat hij zijn positie kan bepalen in de appelprocedure en de omvang van zijn schade kan begroten. Naar het oordeel van het hof is dat belang beperkt. Allereerst verkeert de appelprocedure niet in een beginstadium. [Verzoeker] heeft al van grieven gediend en heeft zijn bezwaren tegen het eindvonnis van de rechtbank uitvoerig gemotiveerd. Bovendien heeft hij geen concreet schadebedrag, maar schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd. Ten slotte kan [Verzoeker] zijn schade alsnog begroten indien de door hem reeds geformuleerde grieven tegen het oordeel van de rechtbank dat er geen reden is om deskundigen te benoemen worden gehonoreerd.

3.8
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - het verzoek is de facto een appel tegen de beslissing van de rechtbank waartegen al een appelprocedure aanhangig is, toewijzing van het verzoek zou een beslissing van het hof in de appelprocedure kunnen doorkruisen, de door [Verzoeker] gewenste onderzoeken kunnen ook nog op een later moment plaatsvinden en de door [Verzoeker] aan het verzoek ten grondslag gelegde belangen zijn beperkt - acht het hof het verzoek in strijd met de goede procesorde en zal het hof het verzoek afwijzen.

3.9
[Verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten van het Bureau en van Axa (salaris van de advocaat: 2 punten, tarief II). ECLI:NL:GHARL:2017:3708