Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof A.dam 060310 voorlopig deskundigebericht na eerdere gezamenlijke expertise afgewezen, toetsingskader

Hof A.dam 060310 voorlopig deskundigebericht na eerdere gezamenlijke expertise afgewezen, toetsingskader
3. De beoordeling
3.1 [Appellant] verzoekt een voorlopig deskundigenbericht te bevelen ter beantwoording van nader aangeduide vragen over de uitvoering van de operaties in juli 1999 en de informatievoorziening, verslaglegging en postoperatieve zorg in dat kader. Na verweer van het Slotervaart Ziekenhuis heeft de rechtbank dit verzoek bij de bestreden beschikking afgewezen. De rechtbank heeft – kort gezegd - aan haar beslissing ten grondslag gelegd dat het expertiserapport van Kievit op dezelfde wijze tot stand is gekomen als een voorlopig deskundigenbericht dat op basis van de wet wordt gelast, dat [appellant] tegen het aldus tot stand gekomen rapport geen zwaarwegende en steekhoudende argumenten heeft ingebracht en dat het rapport voor [appellant] voldoende aanknopingspunten biedt om zijn procespositie te kunnen bepalen. Van deze beslissing is [appellant] in hoger beroep gekomen.

3.2 De grieven houden kort gezegd in dat het door de rechtbank gehanteerde uitgangspunt dat er in een geval als het onderhavige slechts plaats is voor toewijzing van het verzoek als blijkt van serieuze bezwaren tegen de in gezamenlijk overleg tot stand gekomen expertise, onjuist is, dat het rapport van Kievit niet op de juiste wijze tot stand is gekomen, onduidelijk is en onvoldoende aanknopingspunten biedt om de procespositie van [appellant] te kunnen bepalen en dat de rechtbank de door hem aangedragen bezwaren tegen het rapport van Kievit ten onrechte als onvoldoende steekhoudend en zwaarwegend heeft aangemerkt. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.

3.3 Voorop staat dat een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek in beginsel dient te worden toegewezen (mits dat verzoek terzake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden), tenzij het verzoek in strijd is met een goede procesorde, misbruik wordt gemaakt van deze bevoegdheid of als het verzoek op een ander zwaarwegend geoordeeld bezwaar afstuit.

3.4 De overeenkomst tussen partijen om gezamenlijk opdracht te geven tot een medische expertise omvatte overeenstemming over de persoon van de deskundige en de vraagstelling. Die overeenkomst heeft er bovendien toe geleid dat door de gezamenlijk aangewezen deskundige onderzoek is gedaan en is gerapporteerd op dezelfde wijze als het geval zou zijn geweest indien de rechter op verzoek van een van beide partijen een voorlopig deskundigenbericht had gelast. Daarbij komt dat beide partijen bij de totstandkoming van bedoelde afspraken en het daarop volgende onderzoek werden bijgestaan door deskundige raadslieden. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat de overeenstemming die ten grondslag ligt aan de totstandkoming van het rapport van Kievit mede de inhoud van de tussen partijen geldende procesorde bepaalt in die zin dat een zodanig rapport op één lijn kan worden gesteld met een door de rechter opgedragen deskundigenbericht. In een zodanig geval geldt dat wanneer geen zwaarwegende bezwaren bestaan tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud van het rapport, het in strijd is met de goede procesorde om een nieuw onderzoek, op de voet van een voorlopig deskundigenbericht, te verlangen. Een andere opvatting zou afbreuk doen aan de wenselijke praktijk dat de betrokken partijen bij gevallen van letselschade zo mogelijk buiten de rechter overeenstemming bereiken over een gezamenlijk op te dragen expertise ten dienste van de (voortvarende) afwikkeling van de schade, althans de inschatting van de proceskansen.

3.5 Het hof treedt niet in de vraag of de bevindingen van Kievit juist zijn. Met de rechtbank is het hof echter wel van oordeel dat het rapport van Kievit voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een voorlopig deskundigenonderzoek op basis van de wet. Het rapport van Kievit is voldoende concreet en de relevante feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof in voldoende mate betrokken in het onderzoek. Bovendien hebben [appellant] en het Slotervaart Ziekenhuis uitgebreid gelegenheid gehad hun zienswijze op het conceptrapport kenbaar te maken en heeft de deskundige op dit commentaar gereageerd in het definitieve rapport. Het rapport is derhalve deugdelijk tot stand gekomen. Dat de reactie van Van Vroonhoven, die vijf maanden na afronding van het onderzoek is nagekomen, geen rol heeft gespeeld in het eindoordeel van Kievit doet daar niet aan af.

3.6 Voorts heeft [appellant] aangevoerd dat Kievit, bij zijn beoordeling van de vraag of [chirurg Slotervaart Ziekenhuis] heeft gehandeld als een zorgvuldig en bekwaam arts, is uitgegaan van een verkeerd criterium. Dit betoog gaat niet op. Kievit heeft op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet waarom [chirurg Slotervaart Ziekenhuis] naar zijn oordeel heeft gehandeld als een zorgvuldig en bekwaam arts. De omstandigheid dat hij in zijn beantwoording op de vraag, of de dienstdoende chirurg ten tijde van de operatie als een zorgvuldig bekwaam arts handelde, de zinsnede “geen aperte onjuistheid” heeft gebruikt, getuigt er naar het oordeel van het hof niet van dat Kievit de vraagstelling verkeerd heeft begrepen of een onjuist criterium heeft toegepast. Dat Kievit van het juiste criterium is uitgegaan blijkt uit diens reactie op het commentaar van dr. Blanken op het conceptrapport, waarbij Kievit schrijft dat het aankomt op de vraag wat van een redelijk bekwaam geneesheer in 1999 mocht worden verwacht. Het hof ziet geen grond om met [appellant] aan te nemen dat Kievit zich pas toen heeft gerealiseerd wat het juiste criterium is en toen zijn eerder getrokken conclusie niet meer wilde bijstellen.

3.7 Al met al moet worden aangenomen dat het rapport van Kievit aan [appellant] voldoende aanknopingspunten biedt om zijn proceskansen te kunnen inschatten. Dat de conclusies van dit rapport niet overeenkomen met de uitkomst van een eerder door [appellant] eenzijdig opgedragen deskundigenonderzoek en dat hij met vragen blijft zitten die in het rapport van Kievit niet worden beantwoord doet hier niet aan af.

3.8 [Appellant] heeft nog aangevoerd dat partijen met het aangaan van een gezamenlijke expertise geen bindend advies zijn overeengekomen dan wel dat [appellant] geen afstand heeft gedaan van zijn recht de rechter om een deskundigenbericht te verzoeken. De juistheid van deze stellingen doet er niet aan af dat bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van het onderhavige verzoek het rapport van Kievit en de wijze waarop dit tot stand is gekomen een rol speelt zoals hierboven onder 3.4 overwogen.

3.9 Het vorenstaande wordt niet anders doordat, zoals [appellant] aanvoert, de rechter in de hoofdzaak mogelijk een nader deskundigenonderzoek zal gelasten; die beslissing berust op een waardering van het rapport van Kievit als bewijsmiddel en is als zodanig voorbehouden aan de rechter in een eventueel in te stellen hoofdzaak.

3.10 Gelet op het voorgaande heeft [appellant] onvoldoende zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het rapport van Kievit naar voren gebracht. Het verzoek van [appellant] stuit daarom af op de goede procesorde.
LJN BM9228