Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Leeuwarden 200710 onjuiste diagnose oogklachten; appelverbod uit artikel 194 lid 2 Rv tzv benoemde deskundige leidt tot niet ontvankelijkheid

Hof Leeuwarden 200710 onjuiste diagnose oogklachten; appelverbod uit artikel 194 lid 2 Rv tzv benoemde deskundige leidt tot niet ontvankelijkheid 
- 198 lid 3 rv gebiedt mee te werken aan deskundigenonderzoek, ook wanneer de benoemde deskundige op bezwaren stuit
- 60% aansprakelijkheid voor visusdaling onder 80% door onjuiste diagnose oogklachten

in deze zaak zijn eerder de later gewezen arresten opgenomen:
hof-arnhem-leeuwarden-050814-vav-alleenstaande-vrouw-met-autistisch-kind-statistische-gegevens-niet-doorslaggevend-parttime-werk-tijdens-jeugd-aannemelijk en

hof-arnhem-leeuwarden-090713-carriere-verpleegkundige-opleiding-ic-verpleegkundige-niet-realistisch-nadere-vragen-mbt-percentage-deeltijd-pensioenleeftijd-ort-tot-61-jaar

Ontvankelijkheid van het appel tegen het tussenvonnis

9.
Zowel in het principaal als in het incidenteel appel zijn grieven gericht tegen het tussenvonnis van 30 mei 2007. [appellante] komt met grief I in het principaal appel op tegen de benoeming van [deskundige 2] tot deskundige. [geïntimeerden] maken met grief I in het incidenteel appel bezwaar tegen hetgeen de rechtbank over de vraagstelling heeft overwogen.

10.
Uit grief I in het principaal appel en uit hetgeen [appellante] ter toelichting op deze grief aanvoert (ook in de toelichting op grief II in het principaal appel) volgt dat [appellante] meent dat de rechtbank ten onrechte [deskundige 2], en niet [deskundige 1], heeft benoemd. Aldus richt de grief, en daarmee het appel tegen het tussenvonnis van 30 mei 2007, zich uitsluitend tegen de benoeming van [deskundige 2]. Zoals het hof reeds in zijn arrest van 23 april 2008 heeft overwogen, staat tegen een dergelijk benoeming geen hogere voorziening open (artikel 194 lid 2 Rv) en zijn er geen gronden voor doorbreking van het appelverbod. In hetgeen [appellante] thans aanvoert, ziet het hof geen reden om - nog daargelaten dat het arrest van 28 april 2008, waartegen geen cassatie is ingesteld, gezag van gewijsde heeft - anders te oordelen, nu partijen zich wel degelijk voorafgaand aan de benoeming door de rechtbank van een deskundige hebben kunnen uitlaten over de persoon van de deskundige.. Het hof zal [appellante] niet-ontvankelijk verklaren in haar appel tegen het tussenvonnis van 28 april 2008. Grief I in het principaal kan om die reden onbesproken blijven.

11.
Het appelverbod van artikel 194 lid 2 Rv heeft geen betrekking op de vraagstelling aan de deskundige, in de terminologie van artikel 194 lid 1 Rv: “de punten waarover het oordeel van deskundigen wordt gevraagd”, maar slechts op de benoeming van de deskundige. [geïntimeerden] zijn dan ook ontvankelijk in hun appel tegen het tussenvonnis van 28 april 2008, dat zich richt tegen de vraagstelling. Uit de toelichting op grief I in het incidenteel appel maakt het hof op dat deze grief in zoverre een voorwaardelijk karakter heeft, dat de grief alleen opportuun is wanneer in appel alsnog een deskundigenbericht zou worden gelast. Alleen dan is immers de vraagstelling aan de deskundige aan de orde. Het hof komt hierop onder rechtsoverwegingen 23 tot en met 25 terug.

ECLI:NL:GHLEE:2010:4186