Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 200608 OPS;'onderzoek door blootstellingsdeskundige

Rb Arnhem 200608 OPS;'onderzoek door blootstellingsdeskundige
6. Thans wordt toegekomen aan benoeming van deskundigen. De door beide partijen voorgedragen (blootstellings)deskundige ir. J. Marquart (TNO Kwaliteit van Leven) heeft zijn benoeming als deskundige niet aangenomen, nu zijn werkgever van mening is dat een dergelijke benoeming niet past in de bedrijfsvoering. De kantonrechter heeft daarna de deskundige dr. ir. M.E.G.L. Lumens (Universiteit van Utrecht, Institute for Risk Assessment Sciences) benaderd, die de benoeming heeft aanvaard. De kantonrechter vertrouwt partijen akkoord met deze benoeming, tenzij (een van) partijen op de rol van 11 juli 2008 bij akte (haar) hun bezwaren tegen de benoeming van deze deskundige kenbaar maakt. Indien dit zich voordoet, dan zal, nadat de wederpartij in de gelegenheid is gesteld een antwoordakte te nemen, bij volgend tussenvonnis op deze bezwaren worden beslist.
Aan de deskundige worden de in het dictum opgesomde vragen gesteld. Hierbij is uitgangspunt de vragen waaromtrent tussen partijen overeenstemming is bereikt. Overigens zijn sommige van deze vragen anders geformuleerd of weggelaten op grond van de volgende reden, mede in aanmerking genomen het arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2008, RvdW 2008, 256. De taak van de deskundige bestaat hierin dat hij op het terrein dat wordt ontsloten door de hem door de rechter gestelde vragen, een onderzoek verricht en op basis daarvan een oordeel geeft. De deskundige doet een en ander ingevolge art. 198 lid 1 Rv naar beste weten, hetgeen betekent dat hij op grond van zijn bijzondere kennis van en ervaring met het betrokken onderzoeksgebied bij uitstek gekwalificeerd is voor het verrichten van dat onderzoek en het geven van dat oordeel. De rechter is dan ook bevoegd een of meer vragen aan de deskundige niet toe te laten of anders te formuleren, indien deze ertoe zouden leiden dat de deskundige onderzoek zou dienen te verrichten en een oordeel zou moeten geven waartoe hij niet bij uitstek gekwalificeerd is in voornoemde zin.
Het voorgaande brengt tevens met zich dat het de deskundige niet vrijstaat, anders dan [gedaagde partij] in haar conclusie van antwoord na enquête stelt, “om beide partijen, alsmede de getuigen te horen omtrent de relevante feiten en omstandigheden, indien de afgelegde getuigenverklaringen naar uw deskundig oordeel niet volledig zijn en/of geen goed beeld geven voor de beantwoording van de vragen.” De feitengaring op grond van de stellingen van partijen is, gelet op de artt. 24, 149 en 150 Rv, een rechterlijke taak, waarbij de rechter onder meer er voor zorgt dat beide partijen en hun raadslieden aan de getuigen vragen kunnen stellen.
Verder worden aan deze deskundige alleen vragen gesteld betreffende de eventuele overschrijding van de MAC (Maximaal Aanvaardbare Concentratie)-waarden en niet ook, zoals [eisende partij] wenst, de gezondheidskundige norm. De reden hiervan is dat de registratierichtlijn OPS uitgaat van de MAC-waarden. Deze richtlijn is opgesteld door het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (hierna: NCvB). [eisende partij] heeft onbestreden gesteld dat het NCvB een onderdeel is van het Coronel-instituut, dat een afdeling is van het AMC en onderzoek uitvoert en onderwijs geeft op het gebied van Arbeid en gezondheid, alsmede dat bij het NCvB de landelijke registratie plaatsvindt van beroepsziekten en de kennis over beroepsziekten, waaronder OPS, voor Nederland wordt “georganiseerd”.

7. [eisende partij] zal het hierna bepaalde voorschot dienen te voldoen.

8. Uit (proces-)economische overwegingen zal eerst de uitslag van dit deskundigenonderzoek worden afgewacht alvorens (een) andere deskundige(n) te benoemen. Nadat dit deskundigenbericht is uitgebracht, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld, indien gewenst, een conclusie na deskundigenbericht te nemen.

9. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

De beslissing
De kantonrechter
bepaalt dat (een van) partijen op de rol van 11 juli 2008 bij akte bezwaar (kan) kunnen maken tegen de benoeming van na te noemen deskundige;

Indien deze akte niet wordt genomen:
benoemt tot deskundige:
dr. ir. M.E.G.L. Lumens (Universiteit van Utrecht, IRAS)
Jenalaan 18D
3584 CK Utrecht

legt de deskundige de volgende vragen voor:
1.)  Wat was de feitelijke arbeidsbelasting in de zin van blootstelling aan toxische stoffen van [eisende partij] in de periode dat hij bij [gedaagde partij] werkzaam was? Wilt u deze specificeren met aandacht voor de soorten stoffen waaraan [eisende partij] werd blootgesteld, de wijzen waarop [eisende partij] hieraan werd blootgesteld, en de intensiteit van de blootstelling bij de verschillende wijzen van blootstelling?
2.)  Wat zijn de geldende MAC-waarden?
3.)  Wilt u de blootstellingsgegevens bezien in relatie tot de geldende MAC-waarden en aangegeven of en zo ja, waar deze normen overschreden werden?
4.)  welke andere feiten en omstandigheden die bij het onderzoek zijn gebleken, zijn
verder van belang voor een goed begrip van de zaak?;
LJN BD 5847 vervolg op LJN AY3818