Rb Arnhem 230311 vragen m.b.t. botspositie
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 230311 vragen m.b.t. botspositie
2.1. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de aan de deskundige te stellen vragen.
2.2. Als aan de deskundige voor te leggen vragen zijn in het vonnis van 22 december 2010 genoemd:
1. Is de botspositie van de [auto] achteraf nog vast te stellen, althans is daaromtrent meer duidelijkheid te verkrijgen?
2. Zo, ja wat is de botspositie van de [auto] geweest?
3. Welke posities van de [auto] voorafgaand aan de botsing kunnen daaruit afgeleid worden?
4. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
2.3. [gedaagde] stelt voor de eerste vraag te vervangen door de vraag: Wat is de aannemelijke botspositie van de [auto] geweest? [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat geen wiskundig bewijs geleverd hoeft te worden, maar dat het erom gaat of een bepaalde toedracht voldoende aannemelijk is. [gedaagde] verzoekt dan ook de deskundige zijn onderzoek te laten doen op basis van alle omstandigheden van het geval derhalve ook met inachtneming van de processen-verbaal van de politie, de processen-verbaal van getuigenverhoor en van comparitie, alsmede de rapportages van de verkeersongevallenanalyses.
2.4. Achmea stelt voor dat de eerste vraag als volgt luidt: Is de botspositie van de [auto] ten opzichte van de weg-as op basis van de vastgestelde feiten nog vast te stellen, althans is daaromtrent meer duidelijkheid te verkrijgen?
2.5. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De deskundige krijgt de beschikking over het gehele procesdossier. Bij de beantwoording van de aan hem gestelde vragen zal hij het gehele procesdossier dienen te betrekken. Daarbij geldt als uitgangspunt zijn eigen deskundigheid. Het is derhalve niet nodig om de eerste vraag te vervangen door de voorgestelde vraag van [gedaagde], te meer nu aan de deskundige ook wordt gevraagd of duidelijkheid over de botspositie kan worden verkregen. Gelet op het voorgaande is het ook niet de bedoeling om het onderzoek van de deskundige zodanig in te perken om de botspositie aan de hand van de vastgestelde feiten vast te stellen. De rechtbank blijft daarom bij de door haar geformuleerde vraag, waarbij zij de zinsnede “ten opzichte van de weg-as” overneemt, nu dit een nadere omschrijving betreft en dient ter verduidelijking van de vraag.
2.6. Verder houdt de rechtbank vast aan de overige vragen, nu partijen daar geen bezwaar tegen maken.
2.7. Tegen de voorgestelde voorschotkostenverdeling is door partijen geen bezwaar gemaakt. [gedaagde] heeft zich akkoord verklaard met het hanteren door de deskundige van diens algemene voorwaarden. Achmea heeft zich hierover niet uitgelaten. Daaruit leidt de rechtbank af dat zij evenmin bezwaar maakt.
2.8. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Partijen dienen hiertoe nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige te verstrekken indien hij daarom vraagt, de deskundige toegang te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, hem ook voor het overige gelegenheid te geven tot het verrichten van het onderzoek, en binnen vier weken te reageren op het concept-bericht van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.10. De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. beveelt een onderzoek door deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Is de botspositie van de [auto] ten opzichte van de weg-as achteraf nog vast te stellen, althans is daaromtrent meer duidelijkheid te verkrijgen?
2. Zo, ja wat is de botspositie van de [auto] geweest?
3. Welke posities van de [auto] voorafgaand aan de botsing kunnen daaruit afgeleid worden?
4. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn? LJN BQ0670