Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 270612 deskundigenbericht over botspositie auto; voorshands geleverde bewijs, dat WAM-verzekerde Achmea op eigen weghelft reed, onvoldoende ontkracht

Rb Arnhem 270612 deskundigenbericht over botspositie auto; voorshands geleverde bewijs, dat WAM-verzekerde Achmea op eigen weghelft reed, onvoldoende ontkracht

vervolg op: rb-arnhem-221210-wie-is-aansprakelijk-voor-frontale-botsing-bewijslastverdeling en rb-arnhem-230311-vragen-mbt-botspositie

2.  De verdere beoordeling in conventie en reconventie 
2.1.  De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen in de tussenvonnissen van 22 december 2010 en 23 maart 2011. 

2.2.  De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 22 december 2010 onder 4.5 overwogen dat op Achmea de bewijslast rust van de stelling dat [betrokkene 1] op haar eigen rijbaan reed, alsmede onder 4.6 dat op [gedaagde] de bewijslast rust van de stelling dat [betrokkene 1] een verkeersfout heeft gemaakt. Voorts heeft de rechtbank onder 4.21 overwogen dat voorshands aannemelijk is dat [betrokkene 1] op het moment van de aanrijding op haar eigen weghelft reed. Vervolgens is onder 4.22 overwogen dat een deskundige zal worden benoemd. Bij tussenvonnis van 23 maart 2011 is de heer ing. [betrokkene 4] van Ongevallen Analyse Nederland te ’s-Hertogenbosch als deskundige benoemd ter beantwoording van de volgende vragen: 

1.  Is de botspositie van de Hyundai ten opzichte van de weg-as achteraf nog vast te stellen, althans is daaromtrent meer duidelijkheid te verkrijgen? 
2.  Zo, ja wat is de botspositie van de Hyundai geweest? 
3.  Welke posities van de Hyundai voorafgaand aan de botsing kunnen daaruit afgeleid worden? 
4.  Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn? 

2.3.  De deskundige heeft in zijn rapport van 10 januari 2012 onderzoek gedaan en antwoord gegeven op de bovengenoemde vragen. 
(....)

(volgt uitgebreide bespreking rapport OAN) 
(...) 
2.7.  Vervolgens heeft de deskundige op de eerste vraag geantwoord: 

De botspositie van de Hyundai ten opzichte van de weg-as, is op basis van de beschikbare feitelijke informatie niet eenduidig vast te stellen. Het is wel mogelijk gebleken om, op basis van de beschikbare feitelijke informatie, meer duidelijkheid te verkrijgen over de mogelijke posities van dit voertuig op dat moment. 

2.8.  Als antwoord op de tweede vraag heeft de deskundige aangegeven dat de botspositie van de Hyundai tussen de aangegeven groen en blauw weergegeven uitersten is gelegen. Groen duidt daarbij op het voor Achmea meest gunstige scenario, blauw betreft het voor [gedaagde] meest gunstige scenario, zoals hierboven onder 2.4 omschreven. 

2.9.  Op de derde vraag heeft de deskundige geantwoord dat ten aanzien van de baan van de Hyundai voorafgaand aan de botsing geen eenduidige conclusies kunnen worden getrokken, althans niet langs puur technische weg. Volgens de deskundige behoort de lezing van [betrokkene 3] (Achmea/Hyundai/[betrokkene 1]) alsook die van [gedaagde] zuiver technisch gezien tot de mogelijkheden. 

2.10.  Op de slotvraag heeft de deskundige geantwoord: 

De lezing van [betrokkene 3] behoort onvoorwaardelijk tot de mogelijkheden terwijl bij de lezing van [gedaagde] om meerdere redenen vraagtekens kunnen worden geplaatst. Alles overwegend moet het zeer waarschijnlijk worden geacht dat de Hyundai: 
-  zich ten tijde van de botsing volledig op de eigen weghelft bevond; 
-  bij nadering van de botsplaats de bocht normaal volgde maar daarbij wel zeer dicht tegen de as van de weg reed. 

2.11.  [gedaagde] heeft bij antwoordconclusie na deskundigenbericht diverse opmerkingen gemaakt over het deskundigenrapport. Dezelfde opmerkingen waren reeds gemaakt door Meuwissen op het conceptrapport van de deskundige. In het definitieve rapport is de deskundige uitgebreid hier op ingegaan. De opmerkingen waren voor hem geen reden om de conclusies in zijn rapport aan te passen. De rechtbank merkt op dat te verwachten valt dat het standpunt van de partij(deskundige) anders is dan dat van de door de rechtbank benoemde deskundige. Waar door [gedaagde] niet gemotiveerd wordt gesteld dat de door de rechtbank benoemde deskundige in redelijkheid niet tot zijn conclusie heeft kunnen komen, staat dit verschil in standpunten niet in de weg aan het volgen van de door de rechtbank benoemde deskundige. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de conclusies van de deskundige niet over te kunnen nemen en maakt deze dan ook tot de hare. 

2.12.  Ondanks dat de deskundige de redenering van Bosscha zoals die door de rechtbank in het tussenvonnis van 22 december 2010 onder 4.13 is gevolgd, niet onderschrijft, heeft hij meerdere redenen om vraagtekens bij de lezing en verklaringen van [gedaagde] te plaatsen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om haar conclusie in het tussenvonnis van 22 december 2010 onder 4.21 dat voorshands aannemelijk is dat [betrokkene 1] op het moment van de aanrijding op haar eigen weghelft reed, te herzien. [gedaagde] is vervolgens toegelaten tot tegenbewijs. De vraag is of het voorshands geleverde bewijs met het deskundigenbericht voldoende is ontkracht. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. De door [gedaagde] gestelde lezing is volgens de deskundige weliswaar puur technisch mogelijk, doch hierbij dienen om meerdere redenen vraagtekens te worden geplaatst. De rechtbank komt dan ook met de deskundige tot de conclusie dat de Hyundai zich ten tijde van de botsing volledig op de eigen weghelft bevond en bij nadering van de botsplaats de bocht normaal volgde maar daarbij wel zeer dicht tegen de as van de weg reed. 

2.13.  Dit leidt ertoe dat Achmea in conventie in het bewijs van de stelling dat [betrokkene 1] op haar eigen weghelft reed is geslaagd, alsmede dat [gedaagde] in reconventie in het bewijs van de stelling dat [betrokkene 1] een verkeersfout heeft gemaakt, door niet zoveel mogelijk rechts te houden en/of hem te hinderen op zijn rijstrook, niet is geslaagd. Het enkele feit dat [betrokkene 1] omdat zij op haar eigen weghelft reed dicht tegen de weg-as aan, wellicht meer naar rechts had kunnen rijden, betekent nog niet dat zij in strijd met een veiligheidsnorm (artikel 3 lid 1 RVV) handelde, nu [gedaagde] door dit rijgedrag op zich niet gehinderd werd. Gesteld noch gebleken is immers dat hij niet onbelemmerd doorgang op zijn eigen weghelft had. 

2.14.  Nu het bewijs in conventie is geleverd, betekent dit, gelet op hetgeen in het tussenvonnis van 22 december 2010 onder 4.26 en 4.27 is overwogen, dat de primair gevorderde verklaring voor recht van Achmea zal worden toegewezen. Nu het bewijs in reconventie niet is geleverd, betekent dit dat de vordering van [gedaagde] wordt afgewezen.  LJN BX0638