Rb Gelderland 231116 Horen gezamenlijk benoemde deskundige toegestaan door rechtbank.
- Meer over dit onderwerp:
Rb Gelderland 231116 Slokdarmoperatie neonaat. Gehandeld conform professionele standaard? Horen gezamenlijk benoemde deskundige toegestaan door rechtbank.
2 De feiten
2.1.
Op 6 januari 2016 is de zoon van [eiser] c.s., [minderjarige] (verder: [minderjarige] ), geboren. Na zijn geboorte is [minderjarige] opgenomen op de neonatale intensive care unit van RUMC vanwege sterkte verdenking van het bestaan van een oesophagusatresie (een slokdarmafsluiting, waarbij het bovenste en onderste deel van de slokdarm niet met elkaar zijn verbonden) zonder fistel (een abnormale verbinding tussen, bijvoorbeeld, de slokdarm en de luchtpijp).
2.2.
Op 2 maart 2016 is [minderjarige] geopereerd aan de kringspier van zijn maag waarbij tevens de lengte van de ruimte tussen beide delen van de slokdarm is gemeten. De lengte van de tussenruimte bleek ongeveer één wervel, één tot anderhalve centimeter.
2.3.
Op 2 april 2016 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen Prof. dr. [professor] (verder: dr. [professor] ), op dat moment hoofd van de afdeling Kinderchirurgie van RUMC, en [eiser] c.s. over de bij [minderjarige] uit te voeren operatie ten einde de beide slokdarm delen te verbinden.
In het medisch dossier staat daarover: “Operatie (EE anastomose of jej-interpositie) en mogelijke complicaties (bloeding, lekkage, stenose, dilatatie, voedingsproblemen, langdurige opname) met ouders besproken. Toestemming +”. Hierbij staat “EE anastomose” voor end-to-end anastomose, een methode waarbij de beide slokdarm delen aan elkaar worden genaaid en “jej-interpositie” voor jejenum-interpositie, een methode waarbij voor het ontbrekende stuk slokdarm een stukje dunne darm wordt gebruikt.
2.4.
Op 6 april 2016 heeft de operatieve correctie van de oesophagusatresie plaatsgevonden, uitgevoerd door dr. [professor] , als eerste operateur, geassisteerd door de kinderchirurgen dr. [dr. 1] en dr. [dr. 2] . Daarbij zijn beide delen van de slokdarm van [minderjarige] aan elkaar verbonden middels de “Gough-techniek” (door partijen en andere betrokkenen ook aangeduid als Googh-techniek, Ten Kate-techniek of flaptechniek). Hierbij wordt - kort weergegeven - uit het slokdarmzakje onderaan het bovenste deel van de onderbroken slokdarm een U-vormige flap gesneden die als buisje wordt gevormd om het ontbrekende slokdarmdeel te vervangen. Tijdens de operatie is een thoraxdrain aangebracht in het mediastinum (de ruimte tussen de beide longen waarin zich onder andere de luchtpijp en de slokdarm bevinden).
2.5.
Dr. [professor] is niet bij de postoperatieve behandeling betrokken vanwege verblijf in het buitenland.
2.6.
Op 7 april 2010 is weer gestart met voeding via een buisje door de buikwand naar de maag (gastrostoma). Op 11 april 2010 is de thoraxdrain accidenteel verwijderd waarna de voeding werd onderbroken. Op 12 april 2010 is een nieuwe thoraxdrain geplaatst en op 13 april 2010 is de voeding via de gastrostoma hervat. Hierna kwam er voeding via de thoraxdrain naar buiten, waarna het voeden weer werd gestaakt.
2.7.
Op 14 april 2010 hebben dr. Wijnen en dr. [dr. 1] geconstateerd dat voeding afliep via de thoraxdrain, dat er pus uit de thoraxdrain kwam en dat [minderjarige] koorts had. Zij hebben daarop een heroperatie uitgevoerd. Bij de heroperatie bleek de hele slokdarmnaad open te liggen en het gebied daaromheen ontstoken te zijn. Beide slokdarmuiteinden werden afgebonden en er werd een drain ingebracht.
2.8.
Op 18 april 2011 werd het bovenste slokdarmdeel operatief links in de hals naar buiten geleid. Op 23 april 2010 werd de beademingsbuis verwijderd. Later werd vastgesteld dat bij [minderjarige] een Hornersyndroom was ontwikkeld (een neurologische aandoening, veroorzaakt door een niet goed functionerende sympatische zenuw, waarbij het ooglid van een oog afhangt, de pupil van het oog klein is en sprake is van een diepliggend oog en droge huid rond het oog). Op 3 mei 2010 ontwikkelde [minderjarige] koorts. Na onderzoek bleek dat sprake was van een systemische infectie met lijnsepsis (een bloedvergiftiging die is ontstaan doordat bacteriën via een infuus in de bloedbaan zijn gekomen) en een ontsteking van het mediastinum. Van 5 tot 13 mei is [minderjarige] opgenomen op de kinder- intensive care.
2.9.
[minderjarige] heeft thans nog geen functionerende slokdarm. Zijn speeksel loopt af via de in de hals naar buiten geleide slokdarm. Voor zijn voeding is hij op een voedingssonde aangewezen. Deze voeding wordt hem meerdere keren per dag door zijn ouders gegeven.
2.10.
[eiser] c.s. en RUMC zijn overeengekomen een expertise te doen uitvoeren door prof. Dr. N.M.A. Bax, emeritus hoogleraar kinderchirurgie van het Erasmusmc (verder: dr. Bax). Op 9 mei heeft dr. Bax zijn conceptrapport aan partijen toegestuurd, naar aanleiding waarvan [eiser] c.s. en RUMC aanvullende vragen aan dr. Bax hebben voorgelegd. Op 25 september 2012 heeft dr. Bax zijn definitieve rapport (verder: het rapport) aan partijen verzonden.
2.11.
In het rapport staat onder andere het volgende vermeld:
(....)
3 Het geschil
3.1.
[eiser] c.s. vordert samengevat - bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
-
verklaring voor recht dat RUMC aansprakelijk is voor alle door [minderjarige] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het handelen beneden de professionele standaard
-
veroordeling van RUMC tot vergoeding aan [minderjarige] van alle door hem geleden en nog te lijden schade, alsmede de gemaakte gerechtelijke kosten, inclusief nakosten, en buitengerechtelijke kosten, op te maken bij staat,
-
vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] c.s. voert, kort weergegeven, aan dat de in loondienst van RUMC werkende behandelend artsen van [minderjarige] bij zijn medische behandeling hebben gehandeld in strijd met de professionele standaard, waardoor RUMC tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de behandelovereenkomst met [minderjarige] en waardoor RUMC op grond van artikel 6:74 alsmede 6:76 aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. De wanprestatie zou er uit bestaan dat verzuimd is pre-operatief vast te stellen of een fistel aanwezig was tussen de proximale slokdarm en trachea, dat bij de correctie van de slokdarmafsluiting ten onrechte de, aldus [eiser] c.s., niet gebruikelijke en meer risicovolle Gough-techniek is gebruikt, dat ten aanzien van die gebruikte techniek geen sprake is van informed concent van [eiser] c.s. en dat te vroeg is besloten tot een heroperatie. Door deze tekortkomingen is, aldus [eiser] c.s., bij [minderjarige] aanzienlijke gezondheidsschade ontstaan.
3.3.
RUMC voert verweer. RUMC betwist niet dat er een behandelovereenkomst tot stand is gekomen. Zij betwist wel dat [minderjarige] in het ziekenhuis dat RUMC exploiteert door de artsen niet is behandeld zoals van redelijk handelende en vakbekwame specialisten destijds in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. RUMC erkent dat niet pre-operatief is vast gesteld of een fistel aanwezig was tussen de proximale slokdarm en trachea, dat bij de correctie van de slokdarmafsluiting de Gough-techniek is gebruikt, dat [eiser] c.s. niet specifiek is voorgelicht over het gebruik van de Gough-techniek en dat besloten is tot een her-operatie. RUMC betwist echter dat bij de keuze van deze gedragingen of de uitvoering daarvan niet volgens de professionele standaard is gehandeld. Voor zover die gedragingen wel een tekortkoming opleveren ontbreekt, aldus RUMC, het causaal verband met de gestelde gezondheidsschade van [minderjarige] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
[eiser] c.s. draagt de bewijslast van zijn stelling dat RUMC is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de behandelovereenkomst en, in beginsel, van zijn stelling dat daaruit bij [minderjarige] gezondheidsschade is voortgekomen.
4.2.
Beide partijen nemen ten aanzien van hun visie op die stellingen van [eiser] c.s. het rapport, dat is opgesteld door de door hen in overleg ingeschakelde deskundige dr. Bax als uitgangspunt en zijn het er over eens dat het rapport ook bij de beoordeling uitgangspunt dient te zijn, behoudens (door geen van partijen aangedragen) zwaarwegende en steekhoudende bezwaren. Beide partijen interpreteren het rapport echter anders en trekken daar andere conclusies uit, waarbij er enerzijds op wordt gewezen dat dr. Bax in het rapport ten aanzien van de door [eiser] c.s. gestelde tekortkomingen in de behandeling op een aantal punten kritiek uit en anderzijds schrijft dat volgens hem “in grote lijnen” gehandeld is volgens de medisch professionele standaard. Partijen hebben ter comparitie verzocht om dr. Bax in het bijzin van partijen te horen zodat hij op die punten een toelichting kan geven. De rechtbank begrijpt dat door hen beoogd wordt dat dr. Bax als niet door de rechtbank benoemde deskundige wordt gehoord.
4.3.
De rechtbank zal gelet hierop op voet van artikel 200 Rv, [eiser] c.s., als partij op wie de bewijslast rust, toestaan dr. Bax als niet door de rechtbank benoemde deskundige te doen horen. De rechtbank zal daarbij tevens een comparitie bevelen om partijen naar aanleiding van dat verhoor nadere inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.4.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.5.
Iedere nadere beslissing zal worden aangehouden.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1.
staat [eiser] c.s. toe dat dr. Bax als niet door de rechtbank benoemde deskundige wordt gehoord ECLI:NL:RBGEL:2016:7116