Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 090414 RSI; benoeming neuroloog

Rb Midden-NL 090414 RSI na digitaliseren tekeningen van 1997 tot 2001; benoeming neuroloog

vervolg op rb-midden-nl-210813-rsi-na-digitaliseren-tekeningen-van-1997-tot-2001-vraagstelling-deskundige-tzv-causaal-verband-klachten-en-werkzaamheden

2 De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
Zoals bij tussenvonnis van 21 augustus 2013 is aangekondigd, zal de kantonrechter een deskundigenbericht bevelen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de discipline van de te benoemen deskundige. [eiser] heeft aangevoerd dat dit een revalidatiearts moet zijn en heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch van 28 juli 2009 (JAR 2009, 232) waarin is geoordeeld dat een revalidatiearts deskundig is op het terrein van RSI. De kantonrechter stelt vast dat het Hof in dit arrest heeft geoordeeld dat een revalidatiearts in beginsel deskundig is op het gebied van RSI en dat er daarom geen reden is om zonder meer aan de juistheid van de door deze revalidatiearts gegeven antwoorden op de gestelde vragen te twijfelen (cursief ktr). Uit de overwegingen van het Hof kan echter niet worden afgeleid dat een revalidatiearts bij uitstek geschikt is en zeker niet dat deze geschikter is dan een neuroloog of orthopedisch chirurg. Naar het oordeel van de kantonrechter is in het kader van de vraagstelling met betrekking tot de vaststelling van het medische causaal verband tussen de verrichte werkzaamheden en de klachten van belang om te beschikken over het oordeel van een curatief werkend arts. Zulks klemt temeer nu het dossier reeds rapportage van revalidatieartsen bevat. Naar het oordeel van de kantonrechter verdient het de voorkeur om een neuroloog te benoemen waarbij wordt bepaald dat deze een orthopedisch chirurg kan inschakelen indien deze dat noodzakelijk acht.

2.2.
De kantonrechter is voornemens om dr. E. Oosterhoff, als neuroloog verbonden aan het Neuro-Orthopaedisch Centrum te Bilthoven, als deskundige te benoemen, die zich desgevraagd bereid heeft verklaard om het onderzoek te verrichten.

2.3.
Imtech heeft zich voorts uitgelaten over de aan de deskundige te stellen vragen. In de eerste plaats heeft Imtech aangevoerd dat uitdrukkelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de eerste en de tweede periode van arbeidsongeschiktheid en voorgesteld om de volgende tekst aan de vraagstelling te laten voorafgaan.
“Betrokkene is van juni 1997 tot september 1998 werkzaam geweest als conversiemedewerker en heeft hierbij intensief computerwerk gedaan. Hij is in september 1998 uitgevallen met klachten. Hij is klachtenvrij geworden en vanaf juli 1999 tot november 2000 weer gaan werken. Na de werkhervatting in juli 1999 zijn de klachten langzaam toegenomen. Vanaf november 2000 heeft de heer [eiser] zich weer arbeidsongeschikt gemeld.”
De kantonrechter oordeelt hierover dat uit de vaststelling van de feiten in het tussenvonnis van 21 augustus 2013 voldoende blijkt dat sprake is van twee afzonderlijke periodes van arbeidsongeschiktheid. De door Imtech voorgestelde tekst zal als zodanig dan ook niet worden overgenomen, temeer niet nu niet is vastgesteld dat [eiser] na de eerste periode van arbeidsongeschiktheid gedurende de gehele periode tot de tweede periode van arbeidsongeschiktheid volledig klachtenvrij is geweest. In het tussenvonnis is vastgesteld dat hij volledig arbeidsgeschikt is verklaard. Uit het rapport van [B] blijkt dat hij gedurende enige tijd volledig klachtenvrij is geweest, maar of dat gedurende de gehele periode het geval is geweest kan niet worden vastgesteld. Wel acht de kantonrechter het wenselijk dat de deskundige zich uitlaat over het feit dat er na de eerste periode van arbeidsongeschiktheid herstel is opgetreden waarna [eiser] gedurende een periode van ongeveer een jaar fulltime heeft gewerkt. De kantonrechter zal daarom aan vraag 2a toevoegen: ‘kunt bij de beantwoording van de vragen ingaan op het feit dat [eiser] na de eerste periode van uitval gedurende ongeveer een jaar fulltime in dezelfde functie heeft gewerkt?’

2.4.
Verder heeft Imtech voorgesteld om een aantal vragen toe te voegen tussen vraag 2h. en i. De kantonrechter is echter van oordeel dat de door Imtech voorgestelde vragen reeds voldoende tot uitdrukking komen in de onder 3a. geformuleerde vraag. De vraag die onder het derde gedachtestreepje wordt verwoord acht de kantonrechter onvoldoende geschikt om thans, bijna 15 jaar later, nog met enige mate van zekerheid te beantwoorden. Deze vraag zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

2.5.
De kantonrechter is met Imtech van oordeel dat het noodzakelijk is om tevens over actuele medische informatie te beschikken. Aan de deskundige zal worden verzocht om daarin te voorzien (zie vraag 2c).

2.6.
Het voorgaande brengt met zich dat het volgende aan de onder 2.2 genoemde deskundige zal worden voorgelegd.

Algemene toelichting

De kantonrechter verzoekt u bij de beantwoording van onderstaande vragen uit te gaan van de arbeidsomstandigheden zoals omschreven in 4.5 van het tussenvonnis van 21 augustus 2013.

1. Is de aan u overgelegde medische informatie toereikend om tot een deskundig oordeel omtrent de onderstaande vragen te kunnen komen? Zo nee, over welke informatie dient u alsnog te beschikken? Kunt u daarvoor zorgdragen? Acht u het noodzakelijk om tevens informatie in te winnen bij een andere specialist, zoals bijvoorbeeld een orthopedisch chirurg? Zo ja, wilt daarvoor dan zorgdragen?

2. De situatie na de werkzaamheden bij Imtech

Toelichting
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de huidige en toekomstige (verwachte) gezondheidssituatie van betrokkene.

Vragen:
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van de klachten, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Kunt bij de beantwoording van de vragen ingaan op het feit dat [eiser] na de eerste periode van uitval gedurende ongeveer een jaar fulltime in dezelfde functie heeft gewerkt alvorens opnieuw uit te vallen?
b. Kunt u uit de medische informatie uit de behandelende sector en van betrokkene opmaken wanneer de klachten van betrokkene precies zijn begonnen?
c. Wilt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van betrokkene op uw vakgebied vermelden? Kunt u daarbij tevens aangeven welke klachten [eiser] thans nog heeft?
d. Wilt u bij uw antwoord op de vragen 2a en 2b aangeven welke gegevens u ontleent aan het relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van de door u verkregen medische gegevens?
e. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? (zie tevens vraag 2h)
g. Kunt u gemotiveerd aangeven of de door u gestelde diagnose overeenkomt met één van de 11 zogenaamde specifieke ABBE's (aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de bovenste extremiteit) alle beschreven in het SALTSA rapport* of betreft het hier een aspecifieke ABBE?
* Saltsa rapport: Richtlijnen voor de vaststelling van de arbeidsrelatie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de bovenste extremiteit van mei 2000, opgesteld door J.K. Sluiter, K.M. Rest en M.H.W. Frings-Dresen. Dit Europese project is uitgevoerd door het Coronel Instituut voor Arbeid, Milieu en Gezondheid van het Academisch Medisch Centrum / Universiteit van Amsterdam.
h. Indien sprake is van klachten waarbij geen medisch objectiveerbare afwijkingen kunnen worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn?
i. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
j. Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in zijn huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
k. Acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de klachten mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied gestelde diagnose?
l. Zo ja welke verbetering of verslechtering verwacht u?
m. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
n. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functieverlies (als bedoeld in vraag 1g) en de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h)?
o. Indien u van mening bent dat u deze vraag gelet op uw vakgebied niet (voldoende) kunt beantwoorden, wilt u dan een door u als deskundige aangemerkte specialist (bijv. een orthopedisch chirurg) raadplegen? Ik verzoek u indien u raadpleging van een andere specialist noodzakelijk acht, de rechtbank en partijen daarvan op de hoogte te stellen en alvorens u de betreffende specialist inschakelt, een begroting van de daarmee gemoeide kosten ter goedkeuring aan de rechtbank te zenden.
p. Hoe luidt uw commentaar op het advies van 21 maart 2005 van de arts-rga [A] (tussenvonnis van 21 augustus 2013 punt 2.10)? Geven de andere medische rapporten die in het tussenvonnis zijn genoemd u aanleiding voor commentaar, en zo ja, hoe luidt dat?
q. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van de zaak?

3. In de hypothetische situatie zonder werkzaamheden bij Imtech

Toelichting
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de vraag of een causaal verband aanwezig is tussen de werkzaamheden die betrokkene bij Imtech heeft verricht en de door u in het vorige onderdeel geconstateerde klachten en afwijkingen. De vaststelling van het causaal verband vindt in het civiele aansprakelijkheidsrecht plaats aan de hand van een vergelijking tussen de huidige toestand van betrokkene (daaronder begrepen de prognose) en de hypothetische situatie waarin hij zich zou hebben bevonden als hij niet bij Imtech had gewerkt. Onderstaande vragen hebben tot doel de hypothetische situatie zonder dat betrokkene bij Imtech heeft gewerkt zo goed mogelijk in kaart te brengen.
Vragen:
a. Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als betrokkene niet de werkzaamheden bij Imtech zou hebben verricht? Kunt u aangeven welke werkzaamheden met name zouden hebben geleid tot of bijgedragen aan de thans bestaande klachten? Zijn er ook alternatieve oorzaken aan te wijzen, en zo ja, welke? Kunt u daarbij mede aandacht besteden aan de omstandigheid dat betrokkene aan de revalidatiearts heeft meegedeeld dat hij computeren als hobby heeft (tussenvonnis van 21 augustus 2013 punt 2.9)? Indien er sprake is van een combinatie van oorzaken, kunt u dan een percentage noemen waarin de oorzaken hebben geleid tot de klachten?
Toelichting
Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vragen met zekerheid te beantwoorden. Aan u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kúnt zeggen.

2.7.
De kantonrechter belast Imtech met het te betalen voorschot op de kosten van het onderzoek. ECLI:NL:RBMNE:2014:7521