Rb Rotterdam 010611 gelasten van een deskundigenonderzoek gaat het bereik van de deelgeschilprocedure te buiten,
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 010611 gelasten van een deskundigenonderzoek gaat het bereik van de deelgeschilprocedure te buiten,
4.12. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de thans overgelegde medische en arbeidsdeskundige informatie echter geen definitieve beslissing worden genomen op de vraag of sprake is van causaal verband tussen de door [verzoekster] gestelde klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het oordeel van een behandelend arts soms grotendeels is gebaseerd op de anamnese, dus op door [verzoekster] zelf verstrekte gegevens, waarbij de grondhouding van de behandelend arts zal zijn dat er in beginsel geen reden bestaat om kritisch te onderzoeken of de verstrekte gegevens juist en volledig zijn. Daarbij heeft de rechtbank voorts in aanmerking genomen dat uit het feit dat [verzoekster] arbeidsongeschikt is in de zin van de sociale verzekeringswetten niet zonder meer kan worden afgeleid dat bij [verzoekster] sprake is van schade in de zin van verlies aan verdienvermogen. [verzoekster] lijkt eraan voorbij te gaan dat de regels die gelden voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO of WIA niet overeenkomen met de normen waaraan een vordering vanwege verlies aan verdienvermogen dient te worden getoetst.
Waar in het kader van de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt uitgegaan van geobjectiveerde gegevens en wordt geabstraheerd van de concrete situatie van de betrokkene, staat bij de bepaling van de schade vanwege verlies aan verdienvermogen de concrete persoon (met zijn mogelijkheden en onmogelijkheden) centraal. Bij de bepaling van het inkomen na een ongeval is niet doorslaggevend of de betrokkene met zijn beperkingen in theorie het bij de geduide functies behorende inkomen zou kunnen verwerven, maar welk inkomen hij, er van uitgaande dat hij zich inspant om zijn verdiencapaciteiten te gelde te maken, in werkelijkheid verwerft of naar redelijke verwachting zal kunnen verwerven.
4.13. Vastgesteld moet worden, dat tussen partijen uitgebreide geschillen bestaan. [verzoekster] lijkt al deze geschillen te willen laten beslechten in het kader van deze deelgeschilprocedure. Daarbij zou de rechtbank expliciet of impliciet een antwoord moeten geven op de volgende vragen:
- Zijn de door [verzoekster] geuite klachten en gestelde beperkingen (nog immer) objectief aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven?
- Zijn deze klachten en beperkingen het gevolg van het ongeval in die zin dat deze zich niet zouden hebben voorgedaan als het ongeval niet had plaatsgevonden?
- In welke mate is [verzoekster] als gevolg van deze klachten en beperkingen (blijvend) verminderd in staat om inkomen uit arbeid te verwerven?
- Welke schade heeft [verzoekster] als gevolg hiervan tot op heden geleden en is die schade van zodanige omvang dat het gerechtvaardigd is om het door [verzoekster] verzochte aanvullende voorschot van EUR 30.000,- toe te wijzen?
Het gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver om in het kader van deze deelgeschilprocedure al deze vragen te moeten beantwoorden. Daartoe zou een integrale behandeling van de gehele zaak nodig zijn. In dat kader zou deskundigenonderzoek en wellicht bewijsvoering dienen plaats te vinden. Bovendien ligt het in de rede om ook de nog bestaande perspectieven voor [verzoekster] om (op termijn) wederom op enigerlei wijze aan het arbeidsproces deel te gaan nemen en de wijze waarop dat concreet zou kunnen worden geëffectueerd in het kader van de eventueel te verrichten deskundigenonderzoeken beter in beeld te krijgen.
4.14. De rechtbank is van oordeel dat deskundige voorlichting door een neuroloog in de rede ligt. Voorts voorziet de rechtbank dat onderzoek door bijvoorbeeld een psychiater nodig zal zijn. Immers, op basis van de thans overgelegde medische en arbeidsdeskundige informatie en het verhandelde ter zitting is duidelijk dat er bij [verzoekster] niet alleen sprake is van problematiek op fysiek gebied, maar ook van problematiek op psychisch gebied; niet in geschil is dat de huisarts van [verzoekster] de diagnose reactieve depressie heeft gesteld. Vervolgens, nadat die deskundigen hebben gerapporteerd, zal moeten worden bezien of wellicht nog nader onderzoek door bijvoorbeeld een verzekeringsgeneeskundige en/of arbeidsdeskundige en/of een reïntegratiedeskundige geïndiceerd is. Een beslissing op het verzoek zal dan ook een aanzienlijke investering in tijd en geld vergen. Daarbij komt dat een behandeling van de tussen partijen bestaande geschilpunten zoals die thans door [verzoekster] zijn voorgelegd ertoe zou leiden dat de procedure feitelijk het karakter zou krijgen van een bodemprocedure. Met het bevorderen van de tussen partijen buiten rechte te voeren onderhandelingen, welk onderhandelingen uiteindelijk zouden moeten kunnen uitmonden in een vaststellingsovereenkomst, heeft dat niets meer van doen.
4.15. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van [verzoekster] onvoldoende zal bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 1019z Rv, zodat dit verzoek dient te worden afgewezen. Van betekenis daarbij is ook dat door de benodigde instructie van de zaak van een – door de wetgever voorgestane – snelle beslissing geen sprake zal kunnen zijn.
4.16. Daarbij komt dat de rechtbank met betrekking tot het (deel)verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek van oordeel is dat dit verzoek het bereik van de deelgeschilprocedure te buiten gaat. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voor de behandeling van een dergelijk verzoek een passend procesrechtelijk instrument in de vorm van het voorlopig deskundigenbericht bestaat. Bovendien komt het de rechtbank voor dat partijen, nu zij beide worden bijgestaan door advocaten en medisch adviseurs, in staat moeten zijn om in onderling overleg zelf te komen tot de benodigde deskundigenberichten. Indien zich in het kader van dat overleg een geschil zou voordoen, zouden partijen dat uiteraard wel in een procedure als de onderhavige aan de rechtbank kunnen voorleggen. Daarbij zal het er dan echter ook om dienen te gaan dat aan de rechtbank concrete geschilpunten worden voorgelegd die de voortgang van de onderhandelingen tussen partijen frustreren. Dit in tegenstelling tot het in feite verzoeken van de rechtbank om in het kader van een deelgeschilprocedure een volledige letselschadezaak te gaan behandelen, inclusief deskundigenonderzoeken en eventuele bewijsvoering door getuigen en de uit de resultaten daarvan te maken gevolgtrekkingen. LJN BQ6735