Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 160420 horen door partijen gezamenlijk ingeschakelde psychiater afgewezen; neuroloog wel, vza niet benoemd; voorschot voor rekening verzoekster, in debet gesteld

RBNHO 160420 horen door partijen gezamenlijk ingeschakelde psychiater afgewezen; neuroloog wel, vza niet benoemd; voorschot voor rekening verzoekster, in debet gesteld

in vervolg op rb-noord-holland-191017-verkeersongeval-toewijzing-psychiatrische-expertise-neurologische-expertise-pas-bij-eindtoestand

2. De feiten
2.1. Op 20 mei 2014 is [verzoekster] betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Zij werd van achteren aangereden door een verzekerde van Reaal. Reaal heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.

2.2. Bij beschikking in een deelgeschil van 19 oktober 2017 heeft de rechtbank – kort weergegeven – Reaal bevolen mee te werken aan een deskundigenonderzoek door een psychiater en aan [verzoekster] een aanvullend voorschot te verstrekken van € 25.000,-.

2.3. Op verzoek van partijen heeft psychiater Korzec een deskundigenonderzoek verricht. Korzec heeft op 16 mei 2019 een definitief rapport uitgebracht. In dit rapport concludeert Korzec:

“Het betreft een 33-jarige vrouw die in aansluiting op een ongeval na aanmerkelijke tijd diverse fysieke en mentale klachten ontwikkelde. Zij heeft vervolgens voor deze klachten diverse behandelingen gehad. Opvallend is dat zij de meeste behandelingen niet heeft afgemaakt of niet een volledig traject is aangegaan. Al met al kan er geen psychiatrische diagnose bij betrokkene gesteld worden. Betrokkene maakt een matig regressieve indruk, waarbij zij steunt op hulp van anderen.”

Bij de beantwoording van de aan Korzec gestelde vragen, stelt Korzec in het rapport onder meer:

“ d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?

Beantwoording vraag 1d:

De belangrijkste inconsistenties worden steeds opnieuw geformuleerd. Deze bestaan uit enerzijds aanvankelijke inzet van betrokkene bij het aangaan van een nieuwe behandeling, anderzijds de steeds optredende desillusie dat de behandeling haar ook geen resultaten oplevert. Daarnaast is er een discrepantie tussen het verdriet dat betrokkene tijdens het onderzoek laat zien en de onduidelijke uitleg waarom zij de behandelingen steeds stopt. Er is een sterke inconsistentie bij het verslag (en de heteroanamnese) dat betrokkene zich maximaal inzet voor de diverse behandelingen en fanatiek hierin is, maar uiteindelijk de behandelingen niet vol houdt (ook volgens haar behandelaren) omdat deze te zwaar voor haar zouden zijn. (…)

f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Beantwoording vraag 1f:

Geen diagnose. Al met al zijn er geen symptomen aanwezig die een psychiatrische diagnose rechtvaardigen.

Differentiaal diagnostische overwegingen

Posttraumatische stressstoornis: Betrokkene heeft een verkeersongeval doorgemaakt. Ze heeft daarna herinneringen aan het ongeval vertoond en ook dromen en nachtmerries over het ongeval gehad. Er is echt geen sprake van vermijdingsbedrag, er zijn geen duidelijke dissociatieve verschijnselen en lijdensdruk bij blootstelling aan een pijnlijke herinnering tijdens het onderzoek. Er is ook geen sprake van hyperviligantie en overdreven schrikreacties. Al met al zijn er onvoldoende aanwijzingen voor de aanwezigheid van een posttraumatische stressstoornis tijdens onderhavig onderzoek.

Depressieve stoornis: Betrokkene ontkent een depressieve stemming (meer dagen wel dan niet) te hebben. Wel geeft zij aan dat zij vaak ongelukkig is. Er is nog soms sprake van een positieve hoopvolle toekomstverwachting. Zij is regelmatig gedesillusioneerd door de mislukte behandelingen. Er is geen sprake van persisterende negatieve overtuigingen, Betrokkene voldoet niet aan de criteria benodigd voor een depressieve stoornis. (…)

Vraag : Is er sprake van factoren in de mentale constitutie, die tot instandhouding van belemmeringen of beperkingen leiden? (…)

Antwoord : Er is sprake van aggravatie van klachten en onderpresteren.

Vraag : Is er sprake van belemmeringen van psychische aard die de revalidatie belemmeren?

Antwoord : Er is sprake van een patroon waarbij enthousiast ingezette behandelingen die vastlopen op onduidelijke gronden.”

3. Het verzoek en het verweer
3.1. [verzoekster] verzoekt de rechtbank – samengevat – dat:

psychiater Korzec als deskundige zal worden gehoord naar aanleiding van het door hem opgestelde expertiserapport van 16 mei 2019;

neuroloog W.I.M. Verhagen wordt benoemd als deskundige;

verzekeringsarts A.W.A. Elemans wordt benoemd als deskundige;

aan de deskundigen Verhagen en Elemans een exemplaar van het verzoekschrift zal worden toegestuurd met het verzoek om [verzoekster] op te roepen voor onderzoek teneinde antwoord te krijgen op de bij het verzoekschrift gevoegde vraagstelling;

de op te stellen conceptrapportages eerst aan [verzoekster] zelf worden toegestuurd met de vraag of [verzoekster] gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht, en

de kosten van de deskundigenberichten ten laste van Reaal worden gebracht.

3.2. Ter onderbouwing van haar verzoek voert [verzoekster] het volgende aan.

Korzec heeft niet overtuigend, niet volledig en niet toereikend gereageerd op de door [verzoekster] gestelde vragen naar aanleiding van het door Korzec opgestelde concept rapport. Daardoor is sprake van een ondeugdelijk expertiserapport waarmee partijen niet verder kunnen bij de verdere waardering van de letselschade van [verzoekster] . [verzoekster] wil bij het verhoor van Korzec antwoord krijgen op de vragen:

- waarom Korzec het niet eens is met de in de behandelend sector (wel) gestelde diagnoses PTSS en depressieve stoornis,

- waarom Korzec meent dat sprake is van inconsistenties door aan te geven dat [verzoekster] zou hebben afgezien van medische behandeling, terwijl het vast staat dat het beëindigen van de medische behandeling haar werd geadviseerd door de behandelend arts, en

- waarom er sprake zou zijn van aggravatie.

[verzoekster] verzoekt een neuroloog te benoemen zodat meer duidelijkheid kan worden verkregen over haar niet-psychische klachten. Een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige is volgens [verzoekster] noodzakelijk om de ongevalsgerelateerde beperkingen vast te stellen.

3.3. Reaal voert gemotiveerd verweer. Het rapport van Korzec is deugdelijk vastgesteld en er zijn geen redenen om Korzec over dat rapport nader te horen. Er is ook geen aanleiding een neuroloog te benoemen omdat [verzoekster] niet eerder door een neuroloog is gezien. Daarbij komt dat de klachten van [verzoekster] voornamelijk psychisch zijn en dat er al een onderzoek door een psychiater heeft plaatsgevonden. Een neuroloog mag geen beperkingen duiden, het gaat immers om niet-objectiveerbaar letsel, en tot slot is er waarschijnlijk nog geen medische eindtoestand bereikt. Reaal verwacht bovendien dat de resultaten van een neurologisch onderzoek geen goed en waarheidsgetrouw beeld zullen geven en niet kunnen bijdragen aan de schaderegeling omdat Korzec heeft geconstateerd dat er sprake is van aggravatie en inconsistenties.

Een verzekeringsgeneeskundig onderzoek kan nog niet worden gelast aangezien de medische klachten en de beperkingen van [verzoekster] en het causaal verband tussen de klachten en de beperkingen nog niet vaststaan.

Reaal voert verweer tegen het verzoek van [verzoekster] te bepalen dat Reaal de kosten van de voorlopig deskundigenonderzoeken dient te dragen.

4. De beoordeling
Verzoek tot horen psychiater Korzec
4.1. Psychiater Korzec is door partijen gezamenlijk verzocht onderzoek te doen naar [verzoekster] . Tussen partijen is niet in geschil dat het rapport van Korzec volgens de geëigende weg tot stand is gekomen. Partijen zijn aan het oordeel van Korzec gebonden behoudens voor zover er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud van het rapport van Korzec. Dat laatste kan zich voordoen als de inhoud van het rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica.

4.2. [verzoekster] heeft tijdens het onderzoek de vragen kunnen stellen die zij wilde stellen aan Korzec. Korzec heeft geen vragen onbeantwoord gelaten. Dat Korzec de vragen niet heeft beantwoord zoals [verzoekster] dat mogelijk had verwacht, doet daar niet aan af. Daarbij komt dat door partijen niet wordt getwijfeld aan de deskundigheid van Korzec. Omdat het rapport voorts op de juiste wijze tot stand is gekomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om Korzec naar aanleiding van zijn rapport nader door de rechtbank te laten horen. De rechtbank wijst dit verzoek van [verzoekster] dan ook af.

Benoemen neuroloog

4.3. [verzoekster] verzoekt voorts een neuroloog te benoemen als deskundige. Bij de beoordeling van dit verzoek komt de rechter geen discretionaire bevoegdheid toe. Het verzoek dient in beginsel te worden toegewezen, mits het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Afwijzing van het verzoek is slechts aan de orde indien de rechter van oordeel is dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat van de bevoegdheid om de toepassing van het middel te verlangen misbruik wordt gemaakt of op grond van een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts moet degene die de rechtbank verzoekt een voorlopig deskundigenbericht te gelasten conform de in art. 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) neergelegde regel voldoende belang hebben bij dat verzoek.

4.4. De omstandigheden die Reaal naar voren brengt, kunnen niet leiden tot afwijzing van het verzoek van [verzoekster] nu deze omstandigheden geen betrekking hebben op de afwijzingsgronden zoals in 4.3 genoemd. De rechtbank is van oordeel dat [verzoekster] belang heeft bij het onderzoek door een neuroloog zodat onderzoek kan worden gedaan naar haar niet-psychische klachten en zodat mogelijk een causaal verband tussen de klachten en het ongeval vastgesteld kan worden. De rechtbank zal het verzoek van [verzoekster] een neuroloog als deskundige te benoemen dan ook toewijzen.

4.5. [verzoekster] heeft verzocht neuroloog W.I.M. Verhagen te benoemen als deskundig neuroloog. De rechtbank zal dit verzoek toewijzen aangezien Reaal akkoord is met de persoon van deze deskundige.

4.6. De rechtbank zal de IWMD-vraagstelling aan de neuroloog voorleggen nu er geen aanleiding is om van deze standaard vraagstelling af te wijken.

4.7. Dr. Verhagen heeft desgevraagd reeds aangegeven dat hij zijn kosten begroot op een totaalbedrag van € 6.000,-, exclusief BTW. Desgevraagd hebben partijen laten weten in te kunnen stemmen met dit voorschot.

4.8. Partijen verschillen van mening over de vraag wie het voorschot voor de kosten van het onderzoek door de neuroloog dient te betalen. Uitgangspunt is dat de verzoekende partij het voorschot op de kosten van een voorlopig deskundigenonderzoek moet deponeren. Het feit dat Reaal de aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend, maakt niet automatisch dat Reaal ook de kosten van alle latere ingeschakelde deskundigen dient te voldoen. Dat geldt in dit geval temeer, nu uit het eerdere deskundigenbericht niet volgt dat sprake is van beperkingen van [verzoekster] . Daarnaast heeft Reaal de kosten van het onderzoek van de deskundige Korzec betaald en heeft Reaal al een bedrag van € 84.500,- aan voorschotten betaald. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om van het hiervoor vermelde uitgangspunt af te wijken.

Omdat [verzoekster] met een toevoeging procedeert, zal echter aan haar geen voorschot worden opgelegd. De rechtbank wijst er wel op dat nadat het onderzoek door de neuroloog heeft plaatsgevonden en in het geval er geen bodemprocedure wordt ingesteld, de rechtbank op grond van artikel 205 lid 2 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient te bepalen wie van beide partijen de kosten van de deskundige uiteindelijk dient te betalen. Voor deze beslissing is de inhoud van het rapport van de deskundige van belang. Indien de uitkomst van het onderzoek door de neuroloog daartoe aanleiding geeft, kan dit tot gevolg hebben dat [verzoekster] alsnog de kosten van de deskundige zelf zal moeten betalen.

4.9. Dr. Verhagen heeft te kennen gegeven zijn onderzoek te willen uitvoeren met inachtneming van een aansprakelijkheidsbeperking, inhoudende:

“Door mij wordt geen aansprakelijkheid aanvaard, behoudens voor zover de door mij afgesloten beroepsaansprakelijkheidsverzekering in een voorkomend geval een aanspraak op schadevergoeding geeft.”

Desgevraagd hebben partijen aangegeven zich niet tegen deze aansprakelijkheidsbeperking te verzetten.

4.10. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan één van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

4.11. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

Verzekeringsgeneeskundig onderzoek

4.12. Met betrekking tot het verzoek een verzekeringsgeneeskundig onderzoek te gelasten overweegt de rechtbank als volgt.

Uitgangspunt in zaken als de onderhavige is dat een verzekeringsgeneeskundige expertise pas in de rede ligt indien en voor zover de medische klachten en beperkingen alsmede de causaliteit tussen die medische klachten en beperkingen en het ongeval vaststaan. Het is niet aan de verzekeringsgeneeskundige om de medische beperkingen vast te stellen maar aan de medisch deskundige, waarna een verzekeringsgeneeskundige kan worden opgedragen om op basis van die medische beperkingen aan de hand van een belastbaarheidsprofiel functionele mogelijkheden op te stellen. In de onderhavige zaak is (nog) geen diagnose gesteld. De medische klachten en beperkingen en de causaliteit staan nog niet vast. Dit was anders in de zaken waarnaar namens [verzoekster] is verwezen tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank zal het verzoek van [verzoekster] om een verzekeringsgeneeskundige te benoemen dan ook afwijzen.

5. De beslissing
De rechtbank

5.1. beveelt een onderzoek door een deskundige neuroloog ter beantwoording van de volgende vragen: (volgt IWMD vraagstelling en instructie voor deskundige. red. LSA LM) ECLI:NL:RBNHO:2020:2903