Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 021121 Verzoek voorl. desk.bericht na operatie hand toegewezen; geen begin v bewijs v onzorgvuldig handelen, geen toep. 18 GOMA

RBNHO 021121 Verzoek voorl. desk.bericht na operatie hand toegewezen; geen begin v bewijs v onzorgvuldig handelen, geen toep. 18 GOMA.

De zaak in het kort

(.... red. LSA LM)

2
De feiten

2.1.
[verzoeker] werd op 1 juni 2016 in het Dijklander ziekenhuis gezien in verband met twee peesknobbeltjes aan zijn linkerhand. Deze werden onder lokale verdoving door een chirurg van Dijklander verwijderd.

2.2.
Op 30 oktober 2017 is [verzoeker] door dezelfde chirurg geopereerd aan zijn linkerhand in verband met een botuitsteeksel. [verzoeker] had nadien last van verminderde kracht in zijn linker duim. Hij heeft zijn klachten kenbaar gemaakt op de consulten van de behandelend chirurg op 27 december 2017 en 9 januari 2018.

2.3.
De behandelend chirurg heeft [verzoeker] vervolgens verwezen naar een plastisch chirurg in verband met mogelijk strekpeesletsel.

2.4.
Op 8 februari 2018 is [verzoeker] opnieuw geopereerd, in de Dr. Kuypers Kliniek. Onder lokale verdoving werd een transpositie van twee pezen gedaan om de functie van de extensorpees van de duim te herstellen.

2.5.
[verzoeker] heeft nog aanhoudende bewegingsafhankelijke pijnklachten in zijn linker duim.

2.6.
[verzoeker] heeft Dijklander aansprakelijk gesteld. Dijklander heeft de aansprakelijkstelling van de hand gewezen.

3.
Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank, na wijziging van zijn verzoek tijdens de mondelinge behandeling, een voorlopig deskundigenbericht te bevelen met benoeming van een traumachirurg als deskundige. Verder verzoekt [verzoeker] de rechtbank de kosten van het deskundigenbericht voor gelijke delen over partijen te verdelen en deze kosten, indien er sprake blijkt te zijn van handelen beneden de professionele standaard, alsnog volledig voor rekening van Dijklander te laten komen. Tot slot verzoekt [verzoeker] de rechtbank om Dijklander aan te wijzen als de daartoe meest aangewezen partij, indien er ten behoeve van de deskundige een voorschot moet worden gestort.

3.2.
[verzoeker] heeft zijn verzoek gedaan ter vaststelling van de ernst en omvang van zijn klachten. [verzoeker] stelt dat hij aan de behandeling in het Dijklander ziekenhuis klachten en beperkingen in zijn beroep als slager heeft overgehouden en daarmee schade lijdt. Volgens [verzoeker] blijkt uit de medische adviezen van zijn medisch adviseur [adviseur] (hierna: [adviseur] ) dat de chirurg van Dijklander bij de primaire behandeling en de postoperatieve opvolging beneden de professionele standaard heeft gehandeld. Er is namelijk bij de operatie op 30 oktober 2017 vermijdbaar letsel opgetreden van een strekpees van de duim, dat door de chirurg niet werd herkend. In het beloop na het optreden van het letsel werd [verzoeker] verder niet adequaat en op tijd behandeld. Dijklander is voor dit handelen / nalaten van de behandelend chirurg aansprakelijk.

3.3.
Dijklander verzet zich niet tegen inwilliging van het verzoek, maar voert wel bezwaren aan tegen de voor te leggen stukken aan de deskundige waarover zij niet beschikt, de voorgestelde vraagstelling en de verdeling van de kosten van de deskundige.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.
De beoordeling

4.1.
Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. Dijklander betwist niet dat een dergelijk verzoek in beginsel toewijsbaar is. Het verzoek, dat op de wet is gegrond, kan daarom met inachtneming van wat hierna wordt overwogen, worden toegewezen.

Persoon van de deskundige

4.2.
Partijen zijn het er (inmiddels) over eens om een traumachirurg te benoemen als deskundige. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] voorgesteld het deskundigenonderzoek te laten verrichten door [xxx] of [yyy] . Deze traumachirurgen kunnen volgens [verzoeker] de zaak goed beoordelen en zijn bekend met het opstellen van medische rapportages. [verzoeker] baseert zich daarbij op een advies van zijn medisch adviseur [adviseur] . Dijklander heeft tegen de benoeming van één van deze personen geen inhoudelijk bezwaar geuit.

4.3.
De griffier van de rechtbank heeft [xxx] en [yyy] benaderd. Beide traumachirurgen hebben echter aangegeven in verband met hun werkbelasting niet bereid te zijn om een deskundigenonderzoek te verrichten.

In het verweerschrift heeft Dijklander voorgesteld traumachirurg dr. J.S. de Graaf (hierna: De Graaf) als deskundige te benoemen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [verzoeker] aangegeven dat [verzoeker] niet kan instemmen met deze voorgestelde deskundige. [verzoeker] heeft zijn bezwaar tegen De Graaf als deskundige echter niet toegelicht en onderbouwd.

De griffier van de rechtbank heeft De Graaf benaderd met de vraag of hij vrij staat ten opzichte van partijen en bereid is als deskundige op te treden. De Graaf heeft hierop bevestigend geantwoord. Verder heeft hij aangegeven dat hij na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot [verzoeker] al binnen drie weken kan zien.
Gelet hierop zal de rechtbank tot benoeming van De Graaf als deskundige overgaan.

Vraagstelling

4.4.
Beide partijen hebben voorafgaande aan de mondelinge behandeling een vraagstelling voorgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aangegeven zich te kunnen verenigen met de vraagstelling van Dijklander, onder de voorwaarde dat er twee aanvullende vragen worden gesteld en vraag 4 wordt gewijzigd.
Dijklander is akkoord met de gewijzigde vraag 4. Dijklander maakt echter bezwaar tegen de voorgestelde aanvullende vragen, omdat deze volgens haar te algemeen zijn en de beantwoording ervan veelal tot discussie leidt in plaats van duidelijkheid.

4.5.
De door [verzoeker] voorgestelde aanvullende vragen luiden als volgt:
1) Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de professionele standaard is gehandeld, wilt u dan aangeven welke schade hier het gevolg van is dan wel zou kunnen zijn?
2) Heeft u nog andere vragen en/of opmerkingen die van belang zijn voor deze zaak?

4.6.
De rechtbank is van oordeel dat de zinsnede uit de eerste aanvullende vraag ‘welke schade hier het gevolg van ( ... ) zou kunnen zijn’ te speculatief is. Voor het overige kan de vraag worden gebruikt. De rechtbank ziet in hetgeen Dijklander heeft aangevoerd geen reden om de tweede aanvullende vraag, die in dit soort zaken veelvuldig wordt gebruikt, niet aan de deskundige voor te leggen.

4.7.
De rechtbank zal de vraagstelling zoals voorgesteld bij het verweerschrift aanhouden, met inachtneming van bovengenoemde wijzigingen en toevoegingen. Aan De Graaf zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.

Voor te leggen medische stukken

4.8.
Dijklander heeft aangevoerd dat zij niet bekend is met de drie medische adviezen van medisch adviseur [adviseur] die [verzoeker] wil voorleggen aan de deskundige. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen het inbrengen van deze stukken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aangegeven dat hij ermee kan instemmen dat de medische adviezen van [adviseur] niet naar de deskundige gaan. De rechtbank zal in de beslissing bepalen dat deze stukken geen onderdeel uitmaken van het (medisch) dossier dat aan de deskundige wordt toegezonden.

4.9.
Dijklander heeft verder aangevoerd dat zij niet bekend is met de medische stukken genoemd onder de punten 1, 7, 8 en 9 van het ‘Overzicht medische informatie’, die [verzoeker] aan de deskundige wil voorleggen. Het betreft een brief van de fysiotherapeut van 22 juni 2020, correspondentie van de afdeling SEH, correspondentie van dermatoloog [zzz] en het huisartsenjournaal. De rechtbank is met Dijklander van oordeel dat zij tegelijk met de deskundige over deze stukken moet kunnen beschikken en niet pas na het gereedkomen van het deskundigenbericht, zoals [verzoeker] voorstelt. De rechtbank zal dan ook in de beslissing bepalen dat [verzoeker] met het toesturen van zijn procesdossier aan De Graaf tevens in afschrift bovengenoemde medische stukken aan Dijklander doet toekomen.

Kosten voorlopig deskundigenbericht

4.10.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank te bepalen dat partijen ieder de helft moeten betalen van de kosten van het voorlopig deskundigenbericht. [verzoeker] verwijst in dit verband naar het bepaalde in aanbeveling 18 van de Gedragscode Openheid medische incidenten (GOMA).

4.11.
Dijklander voert aan dat de hoofdregel van artikel 195 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet worden gevolgd, inhoudende dat de verzoekende partij het voorschot voor de kosten van de deskundige moet betalen. Dijklander stelt dat de GOMA niet van toepassing is op deze zaak. Volgens Dijklander is de medisch inhoudelijke discussie nog niet voldoende gevoerd. Naar haar mening valt niet in te zien waarom de bepalingen uit de GOMA in een gerechtelijke procedure zouden prevaleren boven de wettelijke bepalingen van Rv.

4.12.
De rechtbank overweegt als volgt. Voorop wordt gesteld dat Dijklander geen aansprakelijkheid heeft erkend. Dijklander voert aan dat [verzoeker] heeft verzuimd aan te geven wat er door de behandelend chirurg niet conform de norm van redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot is gedaan. Dat er sprake is van letsel van de extensorpees, is volgens Dijklander op zichzelf geen bewijs voor onzorgvuldig handelen door de behandelend chirurg.
De stelplicht en bewijslast van de stelling dat de chirurg van Dijklander niet in overeenstemming heeft gehandeld met de op dat moment geldende medisch professionele standaard, rust bij deze stand van zaken op [verzoeker] . Ingevolge de hoofdregel van artikel 195 Rv zal [verzoeker] als verzoekende partij daarom in beginsel ook met betaling van (het voorschot van) de kosten van het deskundigenbericht worden belast. In de enkele omstandigheid dat Dijklander is aangesloten bij de gedragscode GOMA, waarin aanbevelingen staan geformuleerd voor het buitengerechtelijke onderhandelingstraject, ziet de rechtbank in dit geval onvoldoende aanleiding om van genoemde hoofregel van artikel 195 Rv af te wijken. Op dit moment bestaat er nog geen (begin van een) aanwijzing dat er inderdaad sprake is geweest van onzorgvuldig handelen van de chirurg van Dijklander. De enkele verwijzing naar de medische adviezen van [adviseur] (revalidatiearts), die overigens ook niet in het geding zijn gebracht, is daarvoor onvoldoende. Dat er door Dijklander geen verweer is gevoerd tegen het laten uitvoeren van een expertise, biedt evenmin reden voor een kostenverdeling conform de GOMA.

4.13.
De rechtbank zal dan ook, overeenkomstig het uitgangspunt van de wet, bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [verzoeker] moet worden betaald.

Hoogte van het voorschot

4.14.
De Graaf heeft aangegeven zijn kosten te begroten op € 4.840,00 inclusief btw. Dit bedrag valt binnen het door partijen ter zitting aangegeven maximum van € 5.000,00. De rechtbank zal het voorschot dan ook op dit bedrag bepalen.

4.15.
Wie van beide partijen de kosten van deskundige uiteindelijk - na het gereedkomen komen van het onderzoek door de deskundige - moet dragen, kan op dit moment niet worden bepaald. Dat vraagt immers een inhoudelijke beoordeling van het deskundigenbericht die in een rekestenprocedure zoals hier aan de orde niet plaatsvindt. Het verzoek van [verzoeker] om de kosten van het deskundigenbericht alsnog voor rekening van Dijklander te laten komen, indien er sprake blijkt te zijn van handelen beneden de professionele standaard, kan daarom niet worden toegewezen.

Slotopmerkingen

4.16.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

4.17.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

4.18.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

5
De beslissing

De rechtbank

5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

Vraag 1
Voelt u zich vrij om in deze casus te rapporteren?

Vraag 2
Beschikt u over voldoende feitelijke informatie om een definitief en stellig oordeel te kunnen vormen over de hierna te stellen vragen? Zo niet, wilt u aangeven welke aanvullende gegevens u nodig heeft?

Vraag 3
Wilt u aangeven of naar uw mening bij de behandeling van betrokkene in het Dijklander in de periode 31 juli 2017 t/m 9 januari 2018 in overeenstemming is gehandeld met de op dat moment geldende medisch-professionele standaard? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk motiveren en daarbij zo mogelijk verwijzen naar literatuur, protocollen, richtlijnen, etc.?

Het begrip ‘medisch-professionele standaard’ dient u hierbij op te vatten als: het geheel van kennis, regels en normen waaraan een medische beroepsbeoefenaar is gehouden, blijkend uit de opleiding(seisen), inzichten uit de praktijk, wetenschappelijke literatuur op het vakgebied, protocollen, gedragsregels, wettelijke bepalingen en jurisprudentie.

U dient deze vraag zo feitelijk mogelijk te beantwoorden. Het is niet de bedoeling dat u in uw antwoord aangeeft in hoeverre een eventuele afwijking in uw ogen aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is. Wat hier wordt gevraagd, is derhalve geen subjectief maar een zo objectief mogelijk oordeel.

Vraag 4
Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de professionele standaard is gehandeld, wilt u dan zo uitvoerig en gemotiveerd mogelijk aangeven waaruit dit handelen of nalaten heeft bestaan en hoe wel gehandeld had moeten worden? Wilt u bij uw antwoord zo mogelijk relevante literatuur, protocollen en richtlijnen vermelden?

Vraag 5
Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de professionele standaard is gehandeld, wilt u dan aangeven in welke zin het beloop voor betrokkene anders zou zijn geweest? Welke beperkingen ervaart betrokkene nu, die hij dan niet zou hebben ervaren?

Vraag 6
Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de professionele standaard is gehandeld, wilt u dan aangeven welke schade hier het gevolg van is?

Vraag 7
Heeft u nog andere vragen en/of opmerkingen die van belang zijn voor deze zaak?

5.2.
benoemt tot deskundige:

dr. J.S. de Graaf, traumachirurg ECLI:NL:RBNHO:2021:9644