Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Almelo 170609, Verzekeraar dient de uitkering nogmaals aan de curator te betalen

Rb Almelo 170609, Faillissement: schade opnieuw uitbetalen

zie http://www.grm.nl/bestanden/pdf_persb/1251360086.pdf
(Rb Almelo d.d. 17-06-2009; zaaknr. 88268 / HA ZA 07-757)
Bij vonnis van de rechtbank van 23-05-2001 is betrokkene in staat van faillissement verklaard. Dit is later
omgezet in een wettelijke schuldsaneringsregeling, met benoeming van de curator tot bewindvoerder.
Deze schuldsaneringsregeling is vervolgens bij vonnis van 25-04-2006 tussentijds beëindigd, waarna betrokkene opnieuw in staat van faillissement is komen te verkeren.
Betrokkene overkwam op 23-01-1995 een ongeval gehad met letsel tot gevolg. De aansprakelijke verzekeraar was Fortis en de belangenbehartiger van benadeelde was bureau Ottenschot. Benadeelde en Fortis hebben op 14-11-2002 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij benadeelde tegen een slotbetaling van € 55.924,--, finale kwijting zou verlenen. Conform het verzoek van benadeelde op de vaststellingsovereenkomst stortte Fortis dit bedrag op de derdengeldenrekening van Ottenschot en deze
heeft deze som op 24-02-2003 contant aan benadeelde betaald.
De curator ondernam actie en vorderde dat Fortis en Ottenschot hoofdelijk gehouden zijn tot het opnieuw betalen van de slotbetaling aan de curator. Het mondde uit in een procedure met over en weer vrijwaringsverzoeken.
Fortis stelde dat zij niet op de hoogte was van het feit dat benadeelde ten tijde van het afsluiten van de vaststellingsovereenkomst en ten tijde van de betaling in staat van faillissement verkeerde. Verder stelde Fortis dat Ottenschot zich presenteerde als gevolmachtigde van benadeelde maar volgens Fortis was de volmacht door het faillissement en de toelating van benadeelde tot de schuldsaneringsregeling geëindigd. Ottenschot betwistte dat zij een volmacht had en dat zij zich daarop jegens Fortis heeft beroepen.
Benadeelde heeft uitsluitend opdracht gegeven tot schadebehandeling. Het verzoek om de uitkering op de
derdengeldenrekening te storten, is gedaan door benadeelde. Ottenschot was niet op de hoogte van het
faillissement en stelde dat zij dat ook niet hoefde te zijn. Fortis had zelf de curator kunnen benaderen. Het
verzoek om contante betaling van benadeelde gaf geen aanleiding te twijfelen aan diens oprechtheid of
om rekening te houden met een faillissement of schuldsaneringsregeling.
Over de vraag wie in de verhouding tussen Fortis en Ottenschot uiteindelijk het risico moet dragen dat de
letselschade-uitkering niet bevrijdend aan de curator is betaald overwoog de rechtbank het volgende.
Ottenschot heeft zich tegenover Fortis gepresenteerd als onderhandelaar namens de gefailleerde. In de
vaststellingsovereenkomst is bepaald dat de uitkering moet worden gestort op de rekening van
Ottenschot. Ottenschot heeft dat geaccepteerd en de betaling op haar rekening ontvangen. Het was
uiteraard de bedoeling dat Fortis door storting van de uitkering op de rekening van Ottenschot jegens
benadeelde gekweten zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank moet de aanwijzing van Ottenschot als
ontvanger van de uitkering en de acceptatie van die aanwijzing door Ottenschot worden gezien als
verlening van een (incasso)volmacht door benadeelde aan Ottenschot. De storting op haar rekening moet
worden gezien als verklaring van Ottenschot dat zij het geld voor de gefailleerde in ontvangst wilde
nemen, met de verplichting zorg te dragen voor de juiste doorbetaling. Ottenschot heeft hiermee in
opdracht en in naam van de gefailleerde een rechtshandeling verricht. Onder deze omstandigheden moet
Ottenschot dan ook worden aangemerkt als gevolmachtigde van de gefailleerde.
Ottenschot moet jegens Fortis instaan voor het bestaan, het voortduren en de omvang van de volmacht,
tenzij Fortis wist of behoorde te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbrak of Ottenschot de inhoud
van de volmacht volledig aan Fortis had medegedeeld. Dat laatste is gesteld noch gebleken. Ten aanzien
van het eerste is de rechtbank van oordeel dat het in de verhouding tussen Fortis en Ottenschot in de
risicosfeer van Ottenschot ligt dat geen van hen kennelijk op de hoogte was van het faillissement cq de
schuldsaneringsregeling van de gefailleerde: zij was immers al jaren zijn schadebehandelaar en had zich
laten machtigen de betaling voor de gefailleerde in ontvangst te nemen.
Ottenschot kan er jegens Fortis dan ook geen beroep op doen dat die op de hoogte had moeten zijn dat de
volmacht niet rechtsgeldig was verstrekt of was geëindigd. Fortis mocht er dus van uitgaan dat zij
bevrijdend kon betalen aan Ottenschot en dat, als er sprake zou zijn van een faillissement of een
schuldsaneringsregeling, Ottenschot aan de curator/ bewindvoerder zou afdragen. Ottenschot heeft in dit
geval onzorgvuldig en onrechtmatig jegens Fortis gehandeld door niet zorg te dragen voor correcte
doorbetaling van de uitkering. Fortis heeft hierdoor schade geleden, bestaande uit het bedrag dat zij aan
de curator zal betalen, met dien verstande dat daarop in mindering strekt hetgeen Ottenschot uithoofde
van haar veroordeling in de hoofdzaak aan de curator zal hebben betaald. Gezien het vorenstaande zal de
vordering van Fortis jegens Ottenschot worden toegewezen.
De rechtbank overwoog dat betalingen die zijn verricht vóórdat benadeelde op 23-05-2001 failliet werd
verklaard rechtsgeldig en bevrijdend zijn gedaan.
Over de vraag of Fortis en/of Ottenschot jegens de curator gehouden zijn om het bedrag ad € 55.924,--
(wederom, maar nu aan hem) te betalen oordeelde de rechtbank als volgt. Wanneer een betaling wordt
gedaan nadat de faillietverklaring is bekendgemaakt, is deze betaling alleen bevrijdend wanneer degene
die heeft betaald kan bewijzen dat de faillietverklaring in zijn woonplaats langs de weg van de wettelijke
aankondiging nog niet bekend kon zijn en/of als hetgeen is voldaan ten bate van de boedel is gekomen
(art. 52 Fw.). Hiervan was geen sprake. Dat Fortis en Ottenschot niet wisten van het faillissement en de
schuldsaneringsregeling is niet relevant: het gaat erom of het hen bekend kon zijn.
Vaststaat dat het geld niet in de boedel is gevallen. De betaling door Fortis aan Ottenschot en de betaling
door Ottenschot aan benadeelde vonden plaats nadat deze in de schuldsaneringsregeling was
terechtgekomen. In elk geval heeft Ottenschot niet bevrijdend betaald, ongeacht volmacht of
vertegenwoordigingsbevoegdheid. Beslissend is dat zij € 55.924,-- onder zich had en heeft betaald aan
betrokkene, terwijl zij dat aan de bewindvoerder had moeten doen. Dat zij dat niet heeft gedaan omdat zij
niet bekend was met de schuldsaneringsregeling komt voor haar rekening en risico. De vordering jegens
Ottenschot kan dan ook worden toegewezen.
Fortis heeft niet aan benadeelde betaald, maar aan Ottenschot, zoals afgesproken bij het aangaan van de
vaststellingsovereenkomst. Het kan in het midden blijven of het hier een betaling aan de gefailleerde
zoals bedoeld in artikel 52 Fw. betreft. Feit is dat de boedel van betrokkene op de datum van uitkering
van de vergoeding een vordering had op Fortis als WAM-verzekeraar en dat Fortis op grond van artikel
23 Fw. de uitkering aan de toenmalige bewindvoerder had moeten doen.
Indien de betaling aan Ottenschot als betaling aan benadeelde zou moeten worden aangemerkt, is niet
bevrijdend betaald. Fortis moet dus alsnog aan de curator betalen. Indien de betaling aan Ottenschot niet
als betaling aan benadeelde kan worden aangemerkt, zoals Fortis heeft betoogd, geldt dat Fortis de
vordering van de boedel ter zake van de letselschade-uitkering nimmer heeft voldaan, tenzij de betaling
aan Ottenschot als bevrijdend zou kunnen worden aangemerkt. In geval van faillissement of toelating tot
de schuldsaneringsregeling eindigt een volmacht. Dat is een bepaling van dwingend recht. Voor zover
Ottenschot door betrokkene gevolmachtigd was, is daaraan dus op 23-05-2001 een einde gekomen. De
curator kan zich hierop jegens Fortis beroepen, nu het faillissement en de toelating tot de
schuldsaneringsregeling volgens de wettelijke regels zijn gepubliceerd (art. 3:76, 1e lid, aanhef en sub a
BW). Ervan uitgaande dat de volmacht van Ottenschot dus was geëindigd, kon Fortis niet bevrijdend aan
Ottenschot betalen en moet aangenomen worden dat de vordering van de boedel nimmer is voldaan.
Gesteld noch gebleken is dat de curator Ottenschot heeft gemachtigd de betaling in ontvangst te nemen
en/of dat Fortis erop mocht vertrouwen dat een dergelijke volmacht was verstrekt.
De rechtbank veroordeelt Fortis en Ottenschot hoofdelijk (des dat de één betaald hebbend de ander zal
zijn bevrijd), tot betaling aan de curator van € 55.924,--, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
Noot redactie:
Wanneer een benadeelde vraagt de betaling aan een ander te doen dan aan hemzelf heeft de verzekeraar
een onderzoeksplicht. Het zou kunnen dat benadeelde failliet is en dan zijn alle machtigingen vervallen.
Hoe? In het Centraal Insolventieregister op Rechtspraak.nl zijn faillissementen, surseances van betalingen en schuldsaneringen van natuurlijke personen van na 01-01-2005 te vinden. Op Rechtspraak.nl is ook een archief te vinden met insolventiepublicaties van vóór 01-01-2005. Zie ook www.faillissementen.com