Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 291216 Letselschadevergoeding niet aan boedel betaald. Verwijt treft ook partner. Einde WSNP zonder schone lei

Rb Den Haag 291216 Letselschadevergoeding niet aan boedel betaald. Verwijt treft ook partner. Einde WSNP zonder schone lei

Zie ook: ECLI:NL:RBDHA:2016:16791

2 De beoordeling
2.1
De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 21 oktober 2016 verstreken. De rechtbank staat daarmee thans voor de vraag of schuldenaar gedurende de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing was, tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regeling en, indien daarvan sprake mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenaar kan worden toegerekend.

Sollicitatieplicht:
2.2
De bewindvoerder heeft in zijn verslag vermeld dat [schuldenaar] vanaf aanvang van de regeling tot februari 2016 niet voldoende aantoonbaar heeft gesolliciteerd [Schuldenaar] voert aan dat hij wel degelijk heeft gesolliciteerd en dat hij tot januari 2015 in de veronderstelling verkeerde dat hij dit op de juiste manier heeft gedaan. Hij verwijst daarvoor naar een kennelijk door de voorgaande bewindvoerder op 15 januari 2015 verstuurde brief waaruit blijkt, aldus [schuldenaar], dat de sollicitaties zijn ontvangen, maar waarin tevens staat vermeld dat de sollicitaties niet aan de vereisten voldoen.
De rechtbank is niet in kennis gesteld van deze brief. Wel heeft de rechtbank kennis genomen van het verslag van 15 januari 2015. Hierin staat inderdaad vermeld: “Schuldenaar werkt parttime en solliciteert aanvullend vooralsnog correct.” Nu het verslag is opgesteld door dhr. Wiesing, de vorige bewindvoerder van [schuldenaar], en deze niet ter zitting is gehoord, zal de rechtbank het ervoor houden dat de tekortkoming in de sollicitatieplicht niet aan [schuldenaar] kan worden toegerekend voor zover dit betreft de periode van aanvang van de regeling tot 15 januari 2015.
Door [schuldenaar] is echter niet aangetoond dat hij in de daarna gelegen periode van 5 januari 2015 tot februari 2016 voldoende heeft gesolliciteerd, zodat er sprake is van een tekortkoming van 12 maanden.

Informatieplicht:
2.3
Voorts wordt [schuldenaar] verweten dat hij omtrent het strafrechtelijk onderzoek waarin hij is betrokken geen informatie heeft verstrekt aan de bewindvoerder. Bij het verweerschrift is thans een uittreksel gevoegd van de justitiële informatiedienst waaruit blijkt dat [schuldenaar] in verband met een verdenking van één of meer misdrijven (onder andere oplichting) in preventieve hechtenis is genomen op 4 augustus 2015 en dat deze is geschorst met ingang van 24 november 2015. Desgevraagd heeft [schuldenaar] ter zitting kenbaar gemaakt dat hij sedertdien niets meer van het openbaar ministerie heeft vernomen en ook niet is gedagvaard. Thans is onduidelijk wat de status is van deze strafzaak. [Schuldenaar] heeft aangevoerd dat hem de tekortkoming in de informatieplicht niet kan worden toegerekend omdat zelfs zijn raadsman, mr. Krommendijk, geen informatie kon krijgen van de behandelend strafadvocaat, mr. De Vries, omdat deze zich beriep op de omstandigheid dat hij met het verstrekken van informatie de privacy van andere verdachten zou schenden. Op grond van deze omstandigheden beschouwt de rechtbank het niet verstrekken van informatie vooralsnog niet als een toerekenbare tekortkoming.
Uit het besluit op bezwaarschrift van 13 mei 2016, afkomstig van de gemeente Zoetermeer, maakt de rechtbank op dat de gemeente is terug gekomen van het besluit om de bijstandsuitkering van [schuldenaar] over een achterliggende periode in te trekken. Hieruit leidt de rechtbank af dat de gemeente [schuldenaar] kennelijk niet meer verdenkt van bijstandsfraude. De tekortkoming van de informatieplicht ten aanzien van dit punt is daarmee eveneens hersteld.

Red LSA LM: in het laatste deel van de uitspraak bevat de originele tekst van rechtspraak.nl een aantal (anonimiserings) gebreken. De voorgestelde wijziging luidt:

De bewindvoerder heeft de rechtbank geadviseerd de regeling te verlengen met de maximale termijn van twee jaar, uitgaande van een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieplicht van 27 maanden en gelet op het feit dat binnen de jaren duidelijkheid zal ontstaan over de vraag of [schuldenaar] komende twee jaren wel of niet strafrechtelijk zal worden veroordeeld voor het plegen van oplichting en andere misdrijven. Mocht [schuldenaar] in de toekomst worden veroordeeld, dan zal dit alnog tot een beëindiging van de regeling zonder schone lei te kunnen leiden, aldus de bewindvoerder.

Benadeling van schuldeisers
2.4
De rechtbank is - ondanks al het bovenstaande - van oordeel dat [schuldenaar] niet de gelegenheid dient de krijgen om de bovengenoemde tekortkoming in de sollicitatieplicht te herstellen door middel van een verlenging van de regeling. Gebleken is dat [schuldenaar], op het moment van zijn arrestatie, in het bezit was van een bedrag van ongeveer € 2.100,-. Dit bedrag is in beslag genomen door de politie en tot op heden niet terug gegeven aan [schuldenaar]. [Schuldenaar] heeft daaromtrent verklaard dat hij dit bedrag heeft kunnen pinnen omdat [schuldenares], met wie hij samenwoont, € 7.500,00 had ontvangen als vergoeding voor letselschade. Doordat [schuldenares] dit bedrag niet in de boedel binnen haar eigen regeling heeft overgemaakt is haar bij vonnis van heden de schone lei niet toegekend. [Schuldenaar] dient een zelfde lot te ondergaan. Hem kan immers verweten worden dat hij willens en wetens geld heeft onttrokken aan de boedel van [schuldenares] , of er in ieder geval van heeft geprofiteerd dat zij dit geld heeft onttrokken aan de boedel. Niet uitgesloten is zelfs dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie doordat hij middels een pinpas over [schuldenaresses] saldo op haar bankrekening kon beschikken. De rechtbank acht deze tekortkoming in de verplichtingen dermate verwijtbaar, dat de regeling van [schuldenaar] dient te eindigen zonder schone lei. 

2.5
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. ECLI:NL:RBDHA:2016:16379