RBROT 180625 in de schuldsaneringsregeling valt de tegemoetkoming Schadefonds Geweldsmisdrijven in de boedel
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 180625 in de schuldsaneringsregeling valt de tegemoetkoming Schadefonds Geweldsmisdrijven in de boedel
Op 11 april 2025 heeft de bewindvoerder namens [schuldenares] aan de rechter-commissaris gevraagd of de tegemoetkoming van het Schadefonds Geweldsmisdrijven die zij heeft ontvangen buiten de boedel kan worden gehouden.
[schuldenares] heeft een geldbedrag van € 5.000,00 ontvangen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, volgens een besluit van 27 maart 2025. De betaling aan [schuldenares] is een financiële tegemoetkoming voor slachtoffers op basis van stelselmatig huiselijk geweld. De tegemoetkoming is aan [schuldenares] toegekend omdat zij heeft gemeld dat zij slachtoffer is geweest van fysiek geweld en bedreigingen met geweld.
[schuldenares] heeft aangegeven dat zij naar aanleiding van het geweld ernstig psychisch letsel heeft opgelopen, waaronder een depressie en angstklachten en dat zij daarnaast met slaapproblemen en flashbacks kampt. Hiervoor is zij in behandeling bij Yulius waar zij traumabehandelingen volgt. Naast psychisch letsel zegt [schuldenares] ook fysiek letsel te hebben opgelopen. Zij heeft last van een piep in haar oor en er zijn twee voortanden geschaafd.
De rechter-commissaris kan het verzoek niet toewijzen. Dat komt omdat de wet bepaalt dat de schadevergoeding in de boedel valt. Artikel 295 lid 1 Faillissementswet (Fw) bepaalt dat de goederen die een schuldenaar tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling verkrijgt in de boedel vallen. Een tegemoetkoming zoals [schuldenares] die heeft ontvangen is daarvan niet uitgezonderd. In de rechtspraak noch in de literatuur zijn doorslaggevende argumenten te vinden voor een andere conclusie.
De wet is dus duidelijk en biedt de rechter-commissaris geen ruimte om anders te besluiten.
Voor de ontvangst van een schadevergoeding (smartengeld) heeft de Hoge Raad dat met zoveel woorden beslist in 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ1111).
Voor zover [schuldenares] vraagt om te beslissen dat de tegemoetkoming niet hoeft te worden afgegeven aan de bewindvoerder en dat zij daarover zelf het beheer mag hebben (de wet geeft die bevoegdheid in artikel 296 lid 3 Fw) zal de rechter-commissaris dat verzoek afwijzen omdat een geldbedrag naar de aard niet aan het beheer van de schuldenaar kan worden gelaten. Los daarvan heeft [schuldenares] de tegemoetkoming niet nodig om inkomen te verwerven en zijn er ook geen redenen van medische aard om het beheer bij [schuldenares] te laten.
Dat neemt overigens niet weg dat als [schuldenares] tijdens de schuldsaneringsregeling kosten moet maken die zijn veroorzaakt door het huiselijk geweld naar aanleiding waarvan zij de tegemoetkoming heeft ontvangen en [schuldenares] deze kosten met nota’s kan onderbouwen en niet kan declareren bij haar zorgverzekeraar, [schuldenares] deze kosten niet uit haar vrij te laten bedrag hoeft te voldoen. Zij zal dan onder overlegging van nota’s de bewindvoerder kunnen vragen deze kosten uit het boedelactief ten laste van de tegemoetkoming te voldoen.
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.
BESLISSING
De rechter-commissaris stelt vast dat de schadevergoeding in de boedel valt en dat [schuldenares] de tegemoetkoming aan de bewindvoerder zal moeten afgeven.
1Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende vijf dagen na de dag van deze beschikking, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de rechtbank die van deze zaak kennis moet nemen.