Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 010415 fietser die afsloeg had voorrang moeten verlenen aan fietser die wilde inhalen; bewijsopdracht mbt eigen schuld inhalende fietser

Rb Amsterdam 010415 fietser die afsloeg had voorrang moeten verlenen aan fietser die wilde inhalen; bewijsopdracht mbt eigen schuld inhalende fietser

2 De feiten

2.1.
Op 28 november 2013 zijn [eiseres] en [gedaagde] betrokken geraakt bij een ongeval.

2.2.
[eiseres] en [gedaagde] fietsten beiden in dezelfde richting op het fietspad naast [straatnaam 1] in [woonplaats], richting de pont.

2.3.
[eiseres] haalde [gedaagde] (aan diens linkerzijde) in terwijl [gedaagde] links afsloeg. Partijen hebben elkaar geraakt en [eiseres] is ten val gekomen.

2.4.
[eiseres] is gewond geraakt en is vervolgens – in de proeftijd van een arbeidscontract – ontslagen.

2.5.
[naam 1] (hierna: [naam 1]) heeft een verklaring opgesteld, die door [eiseres] in het geding is gebracht. [naam 1] verklaart:

Ik reed er twee meter achter toen het ongeluk gebeurde. Terwijl mevrouw [[eiseres], rechtbank] begonnen was hem [[gedaagde], rechtbank] te passeren, sloeg de jongen rechts van haar op het fietspad plotseling linksaf zonder over zijn schouder te kijken en zonder zijn hand uit te steken. Ook zijn verdere gedrag (bijvoorbeeld de benen stil houden, of het hoofd richting voorgenomen richting wenden) kon niet verraden dat hij plannen had om linksaf te slaan. Op het moment dat hij onverhoeds naar links zwenkte, was de fiets van mevrouw al met het voorwiel ter hoogte van zijn trapas.

2.6.
[naam 2] (hierna: [naam 2]) heeft een verklaring opgesteld, die door [gedaagde] in het geding is gebracht. [naam 2] verklaart:

Ik kom van de pont afgelopen met mijn hond, op ongeveer 15 meter wil een jongeman [[gedaagde], rechtbank] links afslaan hij stak zijn hand uit dus ik wachtte met mijn hond toen plots de jongeman links achter werd aangereden.
De vrouw die hem aanreed [[eiseres], rechtbank] wilde er snel langs want de pont stond op het punt van vertrekken. De jongeman kon haar niet zien aankomen maar stak netjes zijn hand uit, daarom wachtte ik ook met mijn hond.

3 Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van de aanrijding en om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de schade aan [eiseres], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de dag der opeisbaarheid van de schade, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.
[eiseres] voert daartoe aan dat [gedaagde] hoogst onvoorzichtig heeft gereden en onder meer het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) heeft overtreden. [gedaagde] is daarom, op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW), aansprakelijk voor de schade van [eiseres]. Mede gelet op de kosten die gemoeid zijn met het begroten van de schade, vordert [eiseres] een veroordeling tot verwijzing naar de schadestaatprocedure. Aldus – steeds – [eiseres].

3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] heeft zich niet gevaarlijk gedragen, hij heeft richting aangegeven, maar [eiseres] heeft dat niet, of niet te laat, gezien. Het ongeval is daarom niet aan de schuld van [gedaagde] te wijten en ook niet aan hem toe te rekenen. [gedaagde] fietste te hard en is net voor een kruising gaan inhalen. [eiseres] heeft ook geen gebruik gemaakt van haar fietsbel. Voor zover [gedaagde] aansprakelijk is, is er daarom sprake van eigen schuld aan de zijde van [eiseres], aldus – steeds – [gedaagde]. Ook betwist [gedaagde] dat de klachten van [eiseres] het gevolg zijn van het ongeval en betwist hij de hoogte van de door haar geleden schade.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.
Artikel 18 RVV 1990 bepaalt:

Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer dat hen op dezelfde weg tegemoet komt of dat op dezelfde weg zich naast dan wel links of rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan.

4.2.
[gedaagde] heeft [eiseres] niet voor laten gaan, terwijl zij hem inhaalde, zodat [gedaagde] deze voorrangsregel heeft overtreden. Zijn eigen verklaring ter comparitie houdt in dat hij wel richting heeft aangegeven, maar niet achterom heeft gekeken: hij heeft [eiseres] daarom niet gezien. De rechtbank is van oordeel – vooralsnog veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat [gedaagde] richting heeft aangegeven – dat hij door geen voorrang te verlenen onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Dat kan hem ook toegerekend worden, juist omdat [gedaagde] niet heeft omgekeken. Dat had hij wel behoren te doen.

4.3.
[gedaagde] is derhalve – in beginsel – aansprakelijk voor de schade die [eiseres] lijdt als gevolg van het ongeval. [gedaagde] beroept zich evenwel op eigen schuld van [eiseres]. De rechtbank overweegt dat dit een bevrijdend verweer is. Het is [gedaagde] die (bij voldoende betwisting) moet bewijzen dat – kort gezegd – ook [eiseres] verantwoordelijk is voor de schade. [gedaagde] stelt dat het ongeval mede een gevolg is van omstandigheden die aan [eiseres] kunnen worden toegerekend. Hij voert daartoe het volgende aan. [gedaagde] heeft zijn hand uitgestoken en voorgesorteerd, maar [eiseres] haalde hem op het laatste moment en net voor een kruising in, fietste – gelet op de omstandigheden – te hard en heeft geen poging gedaan het ongeval te voorkomen.

4.4.
[eiseres] betwist deze stellingen van [gedaagde]. De overgelegde getuigenverklaringen spreken elkaar op deze punten tegen. De rechtbank acht het van belang dat reeds in deze procedure – en niet pas in een eventuele schadestaatprocedure – wordt vastgesteld of – en zo ja in welke mate – omstandigheden die aan [eiseres] kunnen worden toegerekend hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade, dat wil zeggen, of er sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. De rechtbank zal derhalve [gedaagde] toelaten om bewijs te leveren van zijn stellingen op dit punt. Daarbij is mede van belang of [gedaagde] zijn hand heeft uitgestoken. Op basis van hetgeen na bewijslevering zal komen vast te staan zal de rechtbank beslissen of (en zo ja, in welke mate) de schade tussen [gedaagde] en [eiseres] moet worden verdeeld. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij conclusie na bewijslevering daarover uit te laten.

4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.6.
Met betrekking tot de overige verweren tegen de hoogte van de aan het ongeval toe te rekenen schade overweegt de rechtbank voorshands als volgt. Omdat [eiseres] verwijzing naar een schadestaatprocedure vordert, hoeft zij in deze procedure alleen maar feiten te stellen waaruit aannemelijk wordt dat er mogelijk schade is geleden. Daaraan heeft zij voldaan. Het verdere debat over de schadeposten kan in de schadestaat worden gevoerd. ECLI:NL:RBAMS:2015:1787