Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 120613 hersenletsel zoon, moeder in buitenland maakt geld over naar belangenbehartiger; bewijsopdracht mbt misleiding

Rb Amsterdam 120613 hersenletsel zoon, moeder in buitenland maakt geld over naar belangenbehartiger; bewijsopdracht mbt misleiding

Feiten en omstandigheden
1.
De zoon van [eiseres] (hierna: [zoon]) was ondernemer en exploiteerde een winkel in het centrum van Amsterdam. [gedaagde] exploiteerde een winkel in het pand tegenover de winkel van [zoon]

2.
Op 11 september 2003 heeft [zoon] een fietsongeval gehad, waarbij hij ernstig letsel heeft opgelopen. Door zijn medische toestand was [zoon] niet in staat zijn belangen behoorlijk te behartigen.

3.
[gedaagde] heeft telefoongesprekken gevoerd met [eiseres] over de toestand van haar zoon.

4.
In de periode juli 2008 tot en met december 2009 heeft [eiseres] vijf keer een bedrag overgemaakt op de bankrekening van [gedaagde]. Het betroffen bedragen van respectievelijk GBP 1.600,-, GBP 1.200,- en drie bedragen van GBP 1.000,-, derhalve een totaalbedrag van GBP 5.800,-.

5.
Op verzoek van [gedaagde] heeft [eiseres] een (ongedateerd) document opgesteld en ondertekend met de volgende tekst:
“To whom it concerns.
I authorize [gedaagde] to be power of attorney for my son [zoon]. He had an accident which has left him brain damaged so needs some guidance from [gedaagde] to carry on the business. I have known[gedaagde] for quite a while, and know he is trustworthy. [eiseres].”

6.
Bij dagvaarding van 20 maart 2012 heeft [zoon] een procedure aanhangig gemaakt tegen [gedaagde] waarin hij vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 144.200,- uit hoofde van een overeenkomst van lening althans uit hoofde van onverschuldigde betaling.

7.
Bij brief van 27 december 2012 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd tot terugbetaling van de onder 4. genoemde bedragen. [gedaagde] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.

Vordering en verweer
8.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 7.145,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2013, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.

9.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in de periode juli 2008 tot en met december 2009 vijf keer een geldbedrag heeft verstrekt aan [gedaagde] tot een totaalbedrag van GBP 5.800,-. [gedaagde] deed het daarbij voorkomen of hij de belangen behartigde van de zoon van [eiseres], die leed aan de gevolgen van een ongeval. [eiseres] vertrouwde [gedaagde] en heeft op basis van dat vertrouwen geld aan hem overgemaakt. Dat geld was bedoeld als bijdrage aan de kosten die gemaakt moesten worden ten behoeve van de zoon. Gebleken is echter dat [gedaagde] vooral zijn eigen belangen behartigde. [eiseres] heeft daarom recht op terugbetaling van de betaalde bedragen (omgerekend een bedrag van € 7.145,50) uit hoofde van onverschuldigde betaling, zaakwaarneming en/of onrechtmatige daad, aldus [eiseres].

10.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling
11.
Kern van het geschil is of [eiseres] recht heeft op teruggaaf van het geld dat zij in een periode van een jaar en vijf maanden aan [gedaagde] heeft overgemaakt. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.

12.
Tussen partijen staat vast dat zij meermaals telefonisch contact met elkaar hebben gehad. [eiseres] stelt dat [gedaagde] haar in deze gesprekken om geld heeft gevraagd, aan welk verzoek zij gehoor heeft gegeven. Dit geld was bedoeld als bijdrage in de kosten die gemaakt moesten worden om de belangen van haar zoon te behartigen, aldus [eiseres]. [gedaagde] betwist dat hij [eiseres] om geld heeft gevraagd. Hij stelt dat het initiatief voor de betalingen van [eiseres] uitging. [eiseres] wilde hem het geld geven als vergoeding voor zijn inspanningen en kosten bij het helpen van haar zoon. Daarbij heeft [eiseres] niet bedongen dat [gedaagde] rekening en verantwoording zou moeten afleggen voor de uitgave van de bedragen. Het stond hem vrij het geld te besteden hoe hij dat wilde, aldus [gedaagde].

13.
De kantonrechter stelt vast dat ook in de lezing van [eiseres] tussen partijen overeenstemming bestond over betaling van geldbedragen door [eiseres] aan [gedaagde]. [eiseres] stelt immers dat zij op verzoek van [gedaagde] geld naar hem heeft overgemaakt. Dat betekent dat aan de betalingen een rechtsgrond, te weten een overeenkomst, ten grondslag ligt.

14.
De stelling van [eiseres] dat [gedaagde] haar heeft opgelicht en dat hij het geld heeft besteed aan de behartiging van zijn eigen belangen in plaats van die van haar zoon, doet niet automatisch de rechtsgrond aan die betalingen ontvallen. Dit zou slechts anders zijn indien de overeenkomst rechtsgeldig door [eiseres] zou zijn vernietigd op grond van dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden. Daarover is echter niets gesteld. [eiseres] heeft dan ook geen recht op teruggaaf van het geld uit hoofde van onverschuldigde betaling.

15.
[eiseres] kan evenmin aanspraak maken op de wettelijke bepalingen over zaakwaarneming. [gedaagde] heeft zich immers niet ingelaten met de behartiging van de belangen van [eiseres] maar met die van haar zoon. De beoordeling in het tussenvonnis van deze rechtbank in de procedure tussen [zoon] en [gedaagde] kan dan ook niet tevens op deze procedure worden toegepast.

16.
[eiseres] heeft ter zitting ten slotte gesteld dat [gedaagde] gehouden is tot teruggaaf van het geld uit hoofde van onrechtmatige daad. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens haar gehandeld door haar te vragen geld af te staan voor het behartigen van de belangen van haar zoon, terwijl dat geld daadwerkelijk werd gebruikt voor een ander doel. [eiseres] stelt dat sprake is van oplichting.

17.
Anders dan [gedaagde] heeft gesteld is het beroep op onrechtmatige daad niet tardief gedaan. Aan het beroep ligt immers hetzelfde feitencomplex ten grondslag als aan het beroep op onverschuldigde betaling en zaakwaarneming. Nu de wet bovendien de rechter opdraagt ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen (artikel 25 Rv), kan van een tardief beroep niet worden gesproken.

18.
De kantonrechter overweegt dat enkel het gebruik van geldbedragen voor een ander doel dan overeengekomen nog geen oplichting behelst. Voor zover [eiseres] in haar stelling moet worden gevolgd dat partijen hebben afgesproken het geld te gebruiken ten behoeve van [zoon], dan levert het op andere wijze besteden van dit geld wellicht een schending van die afspraak op maar niet tegelijkertijd een schending van een algemene rechtsplicht of een zorgvuldigheidsnorm – en daarmee een onrechtmatige daad. Hetzelfde geldt voor het niet afleggen van rekening en verantwoording voor de uitgave van de bedragen.

19.
De kantonrechter begrijpt het standpunt van [eiseres] echter zo dat zij mede stelt dat [gedaagde] nooit de intentie heeft gehad om het geld ten behoeve van haar zoon aan te wenden. [gedaagde] zou [eiseres] aldus hebben misleid en haar onder valse voorwendselen tot betaling hebben bewogen. [eiseres] heeft in dit verband gesteld dat [gedaagde] de bedoeling heeft gehad de winkel van [zoon] over te nemen en zelfstandig voort te zetten.

20.
De kantonrechter is met [eiseres] van oordeel dat het onrechtmatig is om een ander te bewegen tot afgifte van geldbedragen door diegene opzettelijk te misleiden over de wijze waarop dit geld zal worden besteed. Dat [gedaagde] in het onderhavige geval de bedoeling heeft gehad om [eiseres] te misleiden wordt door [gedaagde] echter weersproken. Hij stelt immers dat hij niet om het geld heeft gevraagd maar dat [eiseres] hem dit uit zichzelf heeft gegeven bij wijze van cadeau of beloning. Ook betwist hij dat hij de winkel van [zoon] heeft willen overnemen.

21.
Nu [eiseres] zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde onrechtmatige daad, rust de bewijslast daarvan op haar. De rechtbank zal [eiseres] dan ook opdragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat [gedaagde] [eiseres] heeft bewogen tot afgifte van GBP 5.800,- door haar opzettelijk te misleiden over de wijze waarop hij dit geld zou besteden.

22.
Indien [eiseres] slaagt in haar bewijsopdracht, komt daarmee vast te staan dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. De schade die [eiseres] als gevolg hiervan heeft geleden kan in dat geval worden vastgesteld op het totaalbedrag dat zij aan [gedaagde] heeft verstrekt. Immers, als blijkt dat [eiseres] door misleiding is bewogen tot afgifte van het geld, moet worden aangenomen dat zij zonder deze misleiding het geld niet aan [gedaagde] zou hebben afgegeven. De vordering van [eiseres] zal in dat geval integraal worden toegewezen. Indien [eiseres] daarentegen niet slaagt in haar bewijsopdracht zal haar vordering worden afgewezen.

23.
Voor de goede orde wijst de kantonrechter er nog op dat indien [eiseres] bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, er bij het oproepen van de getuigen rekening mee moet worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. ECLI:NL:RBAMS:2013:3120