Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 190124 geen letsel; ambtshalve toetsing kostenbeding in overeenkomst met advocaat, invulling HvJ EU 8 juni 2023

RBAMS 190124 geen letsel; ambtshalve toetsing kostenbeding in overeenkomst met advocaat, invulling HvJ EU 8 juni 2023

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:

1.1.

[gedaagde] heeft op telefonisch verzoek een voorgesprek gehad met een advocaat van Van der Kooij Besters Advocaten.

1.2.

Naar aanleiding van dit telefoongesprek heeft mr. N. Reijnen namens Van der Kooij Besters Advocaten aan [gedaagde] bij e-mail van 28 juni 2021 een opdrachtbevestiging verzonden. Als bijlage zijn de algemene voorwaarden en de kantoorklachtenregeling meegezonden. In de e-mail is opgenomen, voor zover hier van belang:

“Omschrijving van de zaak

Je hebt de woning aan de [adres] gekocht. (..) Graag wil je er zeker van zijn dat de huurders vertrekken op uiterlijk 1 januari 2022. In dat kader wil je graag worden bijgestaan.

Honorarium

Over de honorering van de werkzaamheden hebben we het navolgende afgesproken:

Uurtarief van € 165,00 te vermeerderen met 21% BTW en 5% kantoorkosten.

Facturering van het honorarium zal maandelijks geschieden.

Kosten van derden

Kosten die wij maken in uw dossier zullen wij betalen en gelijk aan u doorbelasten. U moet daarbij onder meer denken aan griffierechten, explootkosten, uittreksel etc.”

1.3.

Op 10 september 2021 heeft [gedaagde] een nieuwe opdracht aan Van der Kooij Besters Advocaten gegeven. Daarvan heeft mr. N. Reijnen namens Van der Kooij Besters Advocaten op 13 september 2021 bij e-mail een bevestiging verzonden, waarin is opgenomen, voor zover hier van belang:

“Omschrijving zaak

De wederpartij heeft een procedure bij de Huurcommissie gevoerd. Volgens de Huurcommissie zou de wederpartij een te hoog bedrag aan huur hebben betaald. De advocaat van de wederpartij heeft u bij brief van 3 september 2021 verzocht om binnen een week € 1.120, - aan borg en € 5.095,61 vanwege onverschuldigd betaalde huur te voldoen. Naar uw mening is de beslissing van de Huurcommissie niet juist. Graag wilt u dat ik u in deze kwestie bijsta.

Honorarium

Over de honorering van de werkzaamheden hebben we het navolgende afgesproken:

Uurtarief van € 165,00 te vermeerderen met 21% BTW en 5% kantoorkosten.

Facturering van het honorarium zal maandelijks geschieden.

(…)

Kosten van derden

Kosten die wij maken in uw dossier zullen wij betalen en gelijk aan u doorbelasten. U moet daarbij onder meer denken aan griffierechten, explootkosten, uittreksel etc. ”

1.4.

Van der Kooij Besters Advocaten heeft aan [gedaagde] facturen verzonden in verband met bovenstaande werkzaamheden die door [gedaagde] deels onbetaald zijn gebleven.

1.5.

Van der Kooij Besters Advocaten heeft ook werkzaamheden ten behoeve van de vennootschap van [gedaagde] , City Life Vastgoed, verricht.

De vordering

2. Van der Kooij Besters Advocaten vordert, na wijziging van eis bij akte, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.127,55 aan hoofdsom, vermeerderd met € 319,13 aan buitengerechtelijke kosten en vermeerderd met de wettelijke rente, alles vermeerderd met de kosten van dit geding. Van der Kooij Besters Advocaten stelt daartoe, zakelijk weergegeven, dat zij juridische werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht en daarvoor facturen aan [gedaagde] heeft verzonden die door hem deels onbetaald zijn gelaten. Ter terechtzitting heeft Van der Kooij Besters Advocaten nog aangevoerd, dat [gedaagde] niet als consument kan worden beschouwd, nu hij al klant was bij haar en hij zaken heeft gedaan met haar in verband met zijn vastgoedportefeuille. Ook in zijn reactie gaat [gedaagde] ervan uit dat hij als ondernemer moet worden aangemerkt, nu hij verwijst naar zijn compagnon, aldus Van der Kooij Besters Advocaten. Voorts heeft Van der Kooij Besters Advocaten betoogd dat het beding inzake de tarieven voldoende transparant is.

Verweer

3. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de vordering bestreden. Hij heeft aangevoerd, voor zover hier van belang, dat hij de onderhavige overeenkomsten is aangegaan in zijn hoedanigheid van consument. Het ging om een juridische procedure dat een privé object van eiser betrof. Hij heeft ook zakengedaan vanuit zijn bedrijf als vastgoedhandelaar, maar dit pand waar deze overeenkomsten op zagen had hij in privé als belegging gekocht en is ook in box 3 opgegeven. Ook de BTW is niet aftrekbaar voor hem, aldus [gedaagde] . Voorts heeft [gedaagde] de hoogte van de vordering bestreden.

Beoordeling

Is [gedaagde] een consument

4. In het geval [gedaagde] als een consument moet worden aangemerkt dient de overeenkomst ambtshalve te worden getoetst aan het consumentenrecht.

5. Een consument is iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. Het begrip consument moet ruim worden uitgelegd en de hoedanigheid van [gedaagde] moet worden bepaald aan de hand van een functioneel criterium namelijk of de contractuele verhouding in kwestie deel uitmaakt van activiteiten die niets vandoen hebben met de uitoefening van een beroep of bedrijf. Voorts is het begrip consument een objectief begrip dat losstaat van de concrete kennis waarover de betrokkene kan beschikken of van de informatie waarover die persoon daadwerkelijk beschikt (zie het arrest van het Europees Hof van Justitie van 8 juni 2023 ECLI:EU:C:2023:455).

6. Op grond van bovenstaand criterium wordt [gedaagde] als consument aangemerkt. Onbestreden is gebleven dat de advocaatwerkzaamheden door [gedaagde] zijn gevraagd ten behoeve van een hem in privé-eigendom toebehorend pand. Ook de tenaamstelling van de bevestiging van de overeenkomsten, alsmede de verzonden facturen geven er blijk van dat [gedaagde] als privépersoon handelde en Van der Kooij Besters Advocaten dat ook zo heeft begrepen. Tussen partijen staat immers vast dat Van der Kooij Besters Advocaten ook overeenkomsten heeft gesloten met [gedaagde] in zijn hoedanigheid als vastgoedbeheerder en deze specifieke overeenkomsten en bijbehorende facturen op naam van zijn bedrijf zijn gesteld. Voorts is onbestreden door [gedaagde] verklaard dat de BTW die op de facturen staat vermeld voor [gedaagde] niet aftrekbaar is en het pand door hem in box 3 wordt opgegeven als privébelegging. De omstandigheid dat [gedaagde] eerder met Van der Kooij Besters Advocaten in zijn hoedanigheid van zijn bedrijf zaken heeft gedaan en de activiteiten waar deze overeenkomsten betrekking op hebben in lijn liggen van zijn werk als vastgoedbeheerder, maken niet dat hij geen consument is, nu deze beoordeling los staat van de concrete kennis of informatie waarover [gedaagde] beschikt. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die de conclusie rechtvaardigen dat [gedaagde] bij deze beide overeenkomsten in zijn hoedanigheid van zijn beroep of bedrijf heeft gehandeld.

Ambtshalve toetsing van het beding

7. Het kostenbeding in de beide overeenkomsten is een kernbeding. De beide e-mails waarin het kernbeding is opgenomen bevatten een bevestiging van de inmiddels telefonisch gesloten overeenkomst. Gesteld noch gebleken is dat er over het beding afzonderlijk is onderhandeld of dat telefonisch afwijkende afspraken zijn gemaakt. Ingevolge artikel 4 lid 2 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten dienen kernbedingen waarover niet afzonderlijk is onderhandeld alleen aan deze richtlijn (ambtshalve) te worden getoetst indien deze niet duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.

8. Op grond van deze vaststelling is het arrest van het Europees Hof van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14) relevant. In deze uitspraak heeft het Europees Hof zich uitgelaten over de vraag of een beding in een tussen een advocaat en een consument gesloten overeenkomst voor het verrichten van juridische diensten waarin, samengevat, de kosten uitsluitend worden vastgelegd op basis van het gehanteerde uurtarief, zonder verdere precisering, voldoet aan het vereiste dat bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd in de zin van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn oneerlijke bedingen. Het Europees Hof heeft geoordeeld dat alleen het noemen van een uurtarief de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen (overweging 40). Verder heeft het Hof overwogen dat een advocaat de consument, vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, informatie moet verstrekken die de consument in staat stelt om met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen (overweging 43). Die informatie moet aanwijzingen bevatten die de consument in staat stellen bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen, zoals een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het aantal al gepresteerde werkuren wordt vermeld.

9. De inhoud van het schriftelijke kostenbeding is niet duidelijk en begrijpelijk geformuleerd en voldoet derhalve niet aan de vereisten van transparantie. Voor [gedaagde] is niet in te schatten hoeveel uren door Van der Kooij Besters Advocaten zullen worden besteed en welke andere kosten, waaronder die voor derden, Van der Kooij Besters Advocaten zal maken. Hierdoor zijn de totale kosten niet te ramen voor [gedaagde] en biedt het Van der Kooij Besters Advocaten de mogelijkheid om onbeperkt uren te declareren en kosten in rekening te brengen. Weliswaar heeft Van der Kooij Besters Advocaten afgesproken maandelijks te factureren, maar in de eerste maand kunnen de kosten al zo omvangrijk zijn, dat daarmee de transparantie onvoldoende wordt hersteld.

10. [gedaagde] heeft weliswaar verklaard dat hij aan mr. R. van Rooijen heeft verzocht om een inschatting te maken van de kosten en dat door Van der Kooij Besters Advocaten in dit verband tien uur is genoemd, maar dat maakt de onderhavige bedingen nog niet voldoende transparant. Uit de daartoe door [gedaagde] overgelegde e-mail van 20 mei 2021 blijkt namelijk dat de daarin opgenomen inschatting van de kosten geen betrekking heeft op de onderhavige overeenkomsten. Deze kostenindicatie ziet op een overeenkomst in verband met een aanschrijving door de gemeente Den Haag en op een bezwaarschriftprocedure. Een dergelijke vermelding van een inschatting van het te maken aantal uren ontbreekt in de schriftelijke vastlegging van de onderhavige overeenkomst en ook in de mailwisseling nadien is door Van der Kooij Besters Advocaten niet vermeld dat een minimaal aantal uren is overeengekomen. Van der Kooij Besters Advocaten heeft ook in deze procedure niet gesteld dat bij deze overeenkomsten een dergelijke kostenindicatie is verstrekt.

11. Nu het kostenbeding niet transparant is moet worden beoordeeld of het oneerlijk is. Dat het kostenbeding niet transparant is leidt niet direct tot het oordeel dat het oneerlijk is, maar speelt daarbij wel een rol. Niet is gebleken dat Van der Kooij Besters Advocaten op andere wijze voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst informatie heeft verstrekt over het totaal aan kosten en [gedaagde] duidelijk heeft gemaakt wat de financiële gevolgen van de overeenkomst zouden zijn, dan wel andere maatregelen heeft genomen om een overschrijding van kosten te voorkomen, teneinde het evenwicht tussen partijen te herstellen. Daarnaast is van belang dat een advocaat ook op grond van de eigen gedragsregels (regel 17 lid 2 en de toelichting daarop) verplicht is om vooraf een inschatting te geven van de te verwachten tijdsbesteding en het totaal aan kosten. Aldus is door Van der Kooij Besters Advocaten het vereiste van goede trouw niet nageleefd en is sprake van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomsten voortvloeiende rechten en verplichtingen ten nadele van [gedaagde] . Het kostenbeding is dan ook oneerlijk.

Gevolgen

12. Gevolg is dat het kostenbeding wordt vernietigd en het [gedaagde] niet bindt. Dit heeft als gevolg dat het kostenbeding geacht wordt nooit te hebben bestaan. Omdat het kostenbeding bij een overeenkomst van opdracht met een opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf op grond van het bepaalde in artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek niet kan bestaan zonder loon, betekent dit dat de hele overeenkomst vervalt.

13. Nu de overeenkomst van opdracht reeds geheel is uitgevoerd heeft het vernietigen van de overeenkomst geen uiterst nadelige gevolgen voor [gedaagde] . Ook overigens is gesteld noch gebleken van ernstige gevolgen aan de zijde van [gedaagde] als consument bij het niet voortbestaan van de overeenkomst. Er bestaat daarom op basis van rechtsoverweging 68 van het hiervoor onder 8 genoemde arrest geen grond voor toewijzing van enig bedrag aan Van der Kooij Besters Advocaten en geen noodzaak tot het verhelpen van de vernietiging en het vervangen voor een bepaling van aanvullend recht of een bepaling waarover partijen het eens zijn.

14. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de vordering van Van der Kooij Besters Advocaten wordt afgewezen. Bij deze uitslag wordt Van der Kooij Besters Advocaten veroordeeld in de kosten, die tot heden aan de zijde van [gedaagde] , bij gebreke van enige onderbouwing ter zake, worden begroot op nihil. ECLI:NL:RBAMS:2024:151