RBAMS 200422 verhouding tussen ncnp bureau en advocatenkantoor i.r.t. slachtoffers schietpartij Ridderhof
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 200422 verhouding tussen ncnp bureau en advocatenkantoor i.r.t. slachtoffers schietpartij Ridderhof
2
De feiten
2.1.
Corpocon is opgericht op 1 april 2014. Voor die tijd (sinds 1991) handelde haar bestuurder, [naam 1] , in de vorm van een eenmanszaak onder de naam Corpocon/Letselschade. Die eenmanszaak is op 1 april 2014 ingebracht in Corpocon.
2.2.
Corpocon staat op no cure no pay-basis 105 slachtoffers bij van de schietpartij op 9 april 2011 in winkelcentrum ‘De Ridderhof’ in Alphen aan den Rijn. Corpocon (destijds dus nog de eenmanszaak van [naam 1] ) heeft in 2012 Beer Advocaten ingeschakeld voor te voeren rechtszaken tegen de Nationale Politie, Regionale Eenheid Den Haag (hierna: de Nationale Politie) ten behoeve van de slachtoffers van de schietpartij. Namens Beer Advocaten is de opdracht aangenomen door mr. V. Mewa, partner, en mr. J. Beer.
2.3.
In augustus 2012 heeft mr. Beer in de media verteld op te treden namens de slachtoffers. Hier was [naam 1] het niet mee eens, omdat Corpocon voor deze slachtoffers optreedt. Mr. Mewa heeft op 21 augustus 2012 aan [naam 1] , voor zover van belang, het volgende e-mailbericht gestuurd:
“John (mr. Beer, vzr) en ik praten namens de klant en dat ben jij. Op geen enkele wijze zullen wij ons actief of inactief zelf met jouw claims, dossiers of jouw cliënten bezig houden, wij verwijzen altijd door naar Corpocon en doen niets achter jouw rug om. (…)”
2.4.
Op dit e-mailbericht heeft [naam 1] op 27 augustus 2012 als volgt geantwoord:
“Prima, met name het misverstand kennelijk van John dat cliënten (nieuwe en/of bestaande) die zich via jullie kantoor willen melden en vervolgens door John of jou vertegenwoordigd willen worden gaat natuurlijk niet en is in strijd met onze eerdere contractuele afspraken en GHV/NCB. Eveneens de echte frustratie van mijzelf zoals besproken over de communicatie van John naar de media toe dat ‘wij dit samen doen’, wij huren jullie in en Beer Advocaten werkt voor ons, wij doen dit niet samen. (…) met name ergert zich hieraan en wees mij hierop, let er aub op dat dit veel negatieve sentimenten teweeg brengt bij mijn clienten en mijzelf tegen jouw kantoor en de acties van John, ik wil voorkomen dat bestaande en nieuwe clienten dit idee krijgen. Het is niet waar en is misleidend, of hebben jullie ineens andere plannen? (…)”
2.5.
Vervolgens heeft mr. Mewa voor zover van belang, aan [naam 1] op 27 augustus 2012 nog het volgende e-mailbericht gestuurd:
“John en ik bevestigen beiden dat wij nooit direct of indirect jouw dossier of jouw cliënten zelf ooit zullen vertegenwoordigen. Wij houden ons strikt hieraan, geen zorgen over de geruchten dat wij je bedriegen of je klanten willen overnemen. Een non-concurrentie beding tekenen wij niet. (…)”
2.6.
In 2013 zijn 51 slachtoffers van de schietpartij een bodemprocedure gestart bij de rechtbank Den Haag. In die procedure trad mr. Beer op als advocaat van deze slachtoffers. Corpocon betaalde de facturen van Beer Advocaten. De slachtoffers vorderden primair schadevergoeding van de Nationale Politie die het gevolg is van het vuurwapengebruik van de schutter van de schietpartij. Subsidiair vorderden zij een verklaring voor recht dat de Nationale Politie jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld door aan de schutter een wapenverlof te verlenen. Bij vonnis van 4 februari 2015 heeft de rechtbank Den Haag de vorderingen van de slachtoffers afgewezen.
2.7.
Bij arrest van 27 maart 2018 heeft het gerechtshof Den Haag dat vonnis vernietigd en de primaire vordering van de slachtoffers toegewezen wat betreft materiële en immateriële letsel- en overlijdensschade.
2.8.
Bij e-mail van 25 april 2019 heeft mr. Mewa, voor zover van belang, het volgende geschreven aan [naam 1] :
“Wij vertegenwoordigen natuurlijk geen enkel slachtoffer zelf, volgens onze afspraken. Waarom blijft (…) dit gerucht horen. Wij doen niets buiten jou om, jij huurt ons in en wij hebben jouw toestemming daar niet voor, (…)”
2.9.
Bij e-mail van 26 april 2019 heeft [naam 1] , voor zover van belang, het volgende geschreven aan mr. Mewa:
“(…) benaderde (…) weer achter mijn rug om, om over te lopen naar jullie? (…) kan getuigen hierover, en (…) zei (…) ‘nog even te wachten hiermee’? Ik geloof (…) en kan er niet bij dat dit nu allemaal achter mijn rug om gebeurt? Is dit waar?
Zoek dit a.u.b. uit, dit gaat anders helemaal verkeerd aflopen tussen ons en ik hou jullie aan het non-concurrentie beding, laten wij het daar snel over hebben. Dit is niet de eerste keer dat (…) mij waarschuwt voor (…).”
2.10.
Sinds juli 2019 is mr. Mewa niet meer werkzaam voor Beer Advocaten.
2.11.
Bij arrest van 20 september 2019 heeft de Hoge Raad, kort gezegd, geoordeeld dat de Nationale Politie onrechtmatig heeft gehandeld jegens de slachtoffers door een wapenvergunning af te geven aan de schutter en de Nationale Politie veroordeeld tot vergoeding van de geleden materiele en immateriële schade, op te maken bij staat.
2.12.
Met dit arrest kwam een einde aan de werkzaamheden van Beer Advocaten voor Corpocon.
2.13.
Na de uitspraak van de Hoge Raad heeft Achmea, de verzekeraar van de Nationale Politie, Stichting vergoeding schade slachtoffers schietincident Alphen aan den Rijn (VSSA) opgericht. Sindsdien onderhandelt Corpocon met VSSA over de door haar cliënten te ontvangen schadevergoedingen.
2.14.
Bij e-mail van 2 oktober 2019 heeft mr. Beer, voor zover van belang, [naam 1] als volgt bericht:
“Wij hebben elkaar vandaag gesproken. Ik vat de belangrijkste onderwerpen als volgt samen:
(…)
3. Jij bleek onaangenaam verrast door mijn mededeling dat ongeveer 10 slachtoffers zich in de afgelopen jaren rechtstreeks tot ons kantoor hebben gewend. Je vertelde dat je met Veeru (mr. Mewa, vzr) de afspraak had gemaakt dat alle slachtoffers naar jou doorverwezen zouden worden. Ik zal intern overleggen en kom hierover bij jou terug.
(…)”
2.15.
Bij e-mail van diezelfde dag heeft [naam 1] aan mr. Beer geschreven, voor zover van belang, dat hij van Achmea heeft vernomen dat Beer Advocaten al tijden is aangemeld als partij bij de Nationale Politie en dat hij zich bedonderd voelt.
2.16.
In december 2019 en februari 2020 hebben partijen gecorrespondeerd over het bijstaan van Beer Advocaten van slachtoffers van de schietpartij.
2.17.
Bij brief van 11 maart 2022 van haar advocaat heeft Corpocon Beer Advocaten gesommeerd, kort gezegd, om uiterlijk 16 maart 2022 te bevestigen dat zij zal stoppen met het bijstaan van slachtoffers van de schietpartij, ongeacht of deze slachtoffers cliënt zijn geweest van Corpocon.
2.18.
Corpocon heeft een tussen haar en [naam 1] gesloten overeenkomst van lastgeving van 2 april 2022 in het geding gebracht. Hierin staat onder meer dat Corpocon als lasthebber zal optreden om namens [naam 1] vorderingen te incasseren en procedures te voeren en dat Corpocon gerechtigd is om als procespartij voor of namens [naam 1] in rechte op te treden.
2.19.
Corpocon heeft ten laste van (een deel van) haar oud-cliënten die zijn overgestapt naar Beer Advocaten beslag laten leggen.
3
Het geschil
3.1.
Corpocon vordert samengevat - Beer Advocaten te gebieden om de schending van het non-concurrentiebeding, althans het onrechtmatig handelen bestaande uit onrechtmatige concurrentie en/of het onrechtmatig benaderen en werven van cliënten van Corpocon te staken en gestaakt te houden en zulks voor de toekomst te verbieden, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Beer Advocaten in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Corpocon stelt hiertoe het volgende. De afspraken die tussen de eenmanszaak van [naam 1] en Beer Advocaten zijn gemaakt zijn door overgang van onderneming, waarbij de eenmanszaak is ingebracht in Corpocon, mee overgegaan naar Corpocon. Beer Advocaten heeft hier naar gehandeld door de correspondentie en de facturen sinds de oprichting van Corpocon naar haar te sturen. Ook op grond van de overeenkomst van lastgeving is Corpocon bevoegd om deze procedure namens [naam 1] te voeren. Primair stelt Corpocon dat Beer Advocaten het non-concurrentiebeding schendt, zoals vastgelegd in de e-mailcorrespondentie tussen [naam 1] en mr. Mewa. Zonder een concrete afspraak over non-concurrentie tussen Corpocon en Beer Advocaten had Corpocon de opdracht aan een ander advocatenkantoor verstrekt. Corpocon zou de slachtoffers van de schietpartij als haar cliënten bijstaan en Beer Advocaten zou uitsluitend in opdracht van Corpocon de daartoe benodigde rechtszaken tegen de Nationale Politie voeren. Corpocon heeft meer dan tien jaar haar cliënten volledig op eigen kosten en op basis van no cure no pay bijgestaan. Corpocon heeft dit gedaan voor eigen rekenig en met een zeer groot risico, dat zij alleen droeg. Beer Advocaten schendt het non-concurrentiebeding door cliënten van Corpocon bij te staan en andere slachtoffers die zich tot haar hebben gewend niet naar Corpocon door te verwijzen. Tot op heden zijn zeker elf cliënten van Corpocon door Beer Advocaten benaderd en naar Beer Advocaten overgestapt. Daarnaast is gebleken dat Beer Advocaten tenminste tien cliënten heeft aangenomen als eigen cliënt, in plaats van deze slachtoffers door te verwijzen naar Corpocon. Één van deze slachtoffers is zelfs al sinds 2014 cliënt van Beer Advocaten.
Subsidiair stelt Corpocon dat Beer Advocaten onrechtmatig handelt jegens haar, bestaande uit onrechtmatige concurentie en/of het onrechtmatig benaderen en werven van cliënten van Corpocon. Beer Advocaten beschikt over alle gegevens, na jaren te zijn betaald door Corpocon, en hoeft zich dus niet in te lezen in dit dossier als nieuwe cliënten zich bij Beer Advocaten melden. Deze voorsprong maakt de concurrentie onrechtmatig. Als cliënten van Corpocon zich tot een andere advocaat moeten wenden, zouden zij hoogstwaarschijnlijk niet overstappen. De vrije advocaatkeuze van de slachtoffers staat niet aan toewijzing van de vordering in de weg. Nu de aansprakelijkheid van de Nationale Politie met het arrest van de Hoge Raad vaststaat en Corpocon de door haar gemaakte kosten van in totaal € 2,8 miljoen, waarvan € 446.500,00 door Beer Advocaten in rekening is gebracht, deels (want duidelijk is dat Corpocon verlies zal gaan leiden) kan terug verdienen, is gebleken dat Beer Advocaten er een eigen agenda op heeft nagehouden.
3.3.
Beer Advocaten heeft het volgende verweer gevoerd. Corpocon is niet ontvankelijk in haar vordering. Tussen Beer Advocaten en Corpocon heeft geen opdrachtrelatie bestaan. De opdracht is verstrekt door de eenmanszaak van [naam 1] . Corpocon heeft geen spoedeisend belang. Zij weet al sinds 2014 dat slachtoffers werden doorverwezen naar Beer Advocaten en was er in ieder geval vanaf oktober 2019 mee bekend dat cliënten van Corpocon en/of andere slachtoffers zich tot Beer Advocaten hadden gewend.
Tussen Beer Advocaten en Corpocon is geen non-concurrentiebeding tot stand gekomen. Beer Advocaten betwist de echtheid van de e-mails van 21 en 27 augustus 2012 tussen mr. Mewa en [naam 1] . De voormalig IT-beheerder van Beer Advocaten heeft deze e-mails niet in een back-up van de e-mailserver van Beer Advocaten aangetroffen. Van onrechtmatige concurrentie is geen sprake, omdat Corpocon geen advocatenkantoor is en rechtzoekenden recht hebben op vrije advocaatkeuze. Beer Advocaten heeft geen oud-cliënten van Corpocon benaderd. De oud-cliënten van Corpocon en andere slachtoffers van de schietpartij hebben zich op eigen initiatief tot Beer Advocaten gewend, omdat zij niet tevreden waren over Corpocon. Beer Advocaten wijst oud-cliënten van Corpocon er uitdrukkelijk op dat zij aan Corpocon een naar redelijkheid vast te stellen loon verschuldigd zijn. Beer Advocaten heeft in totaal € 322.180,48 aan Corpocon in rekening gebracht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
De beoordeling
4.1.
Voor zover de verplichtingen over en weer uit hoofde van de tussen [naam 1] en Beer Advocaten gesloten overeenkomst al niet door overgang van onderneming zijn overgegaan op Corpocon, geldt dat Corpocon op grond van de overeenkomst van lastgeving bevoegd is om als lasthebber (in eigen naam) voor rekening van [naam 1] , als lastgever, op te treden. Dit volgt uit artikel 6 van die overeenkomst waarin staat dat Corpocon bevoegd is om als procespartij voor of namens [naam 1] in rechte op te treden. Corpocon is dus ontvankelijk in haar vorderingen.
4.2.
De primaire vordering strekt tot nakoming van gemaakte afspraken. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eiser zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
4.3.
De vraag in dit kort geding is, of voldoende aannemelijk is dat partijen een non-concurrentiebeding zijn overeengekomen.
4.4.
Beer Advocaten als opdrachtnemer en Corpocon als opdrachtgever hebben een overeenkomst van opdracht gesloten. De afspraken tussen partijen zijn vastgelegd in een door Beer Advocaten opgestelde (standaard) opdrachtovereenkomst. Als het non-concurrentiebeding voor Corpocon van wezenlijk belang was en het voor haar gebruikelijk was om een dergelijk beding met haar opdrachtnemers aan te gaan - zoals ze beweert, had het voor de hand gelegen dit beding met duidelijke bewoordingen in de opdrachtovereenkomst of in een side letter vast te leggen. Dit is niet gebeurd. De door Corpocon in het geding gebrachte e-mails, aangenomen dat die zijn verstuurd, dateren van na de overeenkomst van opdracht. Dat partijen daarmee alsnog een non-concurrentiebeding overeen zijn gekomen, is onvoldoende aannemelijk geworden. De e-mails moeten worden begrepen in het licht van de werkzaamheden die Beer Advocaten op dat moment in opdracht van Corpocon voor de slachtoffers uitvoerde. Mr. Mewa heeft aan [naam 1] geschreven dat Beer Advocaten nooit direct of indirect cliënten van Corpocon zal vertegenwoordigen. Daarmee is echter niet gezegd dat deze toezegging ook geldt voor slachtoffers die nog geen cliënten van Corpocon zijn of die dat niet langer willen zijn. Bovendien heeft mr. Mewa ook geschreven dat Beer Advocaten niet een non-concurrentiebeding zal tekenen. Dat Beer Advocaten zich jegens Corpocon heeft gebonden om geen enkel slachtoffer van de schietpartij - anders dan in opdracht van Corpocon - bij te staan, kan uit de overgelegde e-mails dan ook niet zonder meer worden afgeleid.
4.5.
Vervolgens is de vraag of Beer Advocaten onrechtmatig handelt jegens Corpocon.Volgens Corpocon bestaat het onrechtmatig handelen eruit dat Beer Advocaten op onrechtmatige wijze concurreert met Corpocon en profiteert van de kennis die zij in dit dossier heeft opgedaan door in opdracht van en tegen betaling door Corpocon te werken en dat Beer Advocaten (oud-)cliënten van Corpocon benadert en werft.
4.6.
Op grond van het voorgaande wordt er vooralsnog van uitgegaan dat partijen geen non-concurrentiebeding zijn overeengekomen, zodat het Beer Advocaten in beginsel vrij staat om te concurreren met Corpocon. Niet valt in te zien waarom het onrechtmatig is jegens Corpocon dat Beer Advocaten bij haar werkzaamheden voor de slachtoffers gebruik maakt van in het kader van de opdracht van Corpocon verkregen kennis. Corpocon heeft dit onvoldoende toegelicht. Voor haar stelling dat Beer Advocaten (oud-)cliënten van Corpocon benadert en werft heeft Corpocon onvoldoende gesteld, althans heeft zij haar stellingen dienaangaande, tegenover de gemotiveerde betwisting door Beer Advocaten, niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Zelfs indien in een eventuele bodemprocedure alsnog zou worden vastgesteld dat Beer Advocaten onrechtmatig handelt jegens Corpocon, dan lijkt de oplossing te moeten worden gezocht in een financiële compensatie voor Corpocon en niet in een gebod aan Beer Advocaten om oud-cliënten van Corpocon of andere slachtoffers van de schietpartij niet (langer) bij te staan. Voor alle slachtoffers geldt dat zij een vrije advocaatkeuze hebben. Het is niet gezegd dat zij zich bij een toewijzing van de vordering alsnog (weer) tot Corpocon zullen wenden. Zij zijn er ook niet mee geholpen als zij in de afrondende fase van deze voor hen langslepende en traumatische zaak een nieuwe advocaat moeten zoeken.
4.7.
Ook een belangenafweging leidt er niet toe dat Beer Advocaten geen oud-cliënten van Corpocon of andere slachtoffers van de schietpartij mag vertegenwoordigen.
4.8.
De belangen van Corpocon ten aanzien van oud-cliënten zijn gewaarborgd doordat zij onder (een deel van haar) oud-cliënten beslag heeft gelegd. In het geval de oud-cliënten van Corpocon het met haar overeengekomen percentage van de schadevergoeding verschuldigd zijn, is dat een zaak tussen Corpocon en haar oud-cliënten. Dat is geen reden om Beer Advocaten nu te gebieden haar werkzaamheden voor deze oud-cliënten te staken.
4.9.
Corpocon heeft de vrees geuit dat haar belang – een zo hoog mogelijke schadevergoeding – in de onderhandelingen door Beer Advocaten onvoldoende wordt meegewogen. Deze vrees wordt niet gedeeld met Corpocon. Voorop wordt gesteld dat een zo hoog mogelijke schadevergoeding niet alleen een belang is van Corpocon, maar in de eerste plaats van de slachtoffers. Nu de deskundigheid van Beer Advocaten door Corpocon niet wordt betwist of in twijfel wordt getrokken, is er geen reden te denken dat de behartiging van die belangen - waaronder dus ook het indirecte belang van Corpocon - bij Beer Advocaten niet in goede handen is.
4.10.
Bovenstaande betekent dat de vorderingen van Corpocon worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2022:3566