Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 040718 toetsingskader mededelingsplicht tzv gefinancierde rechtsbijstand voor niet-advocaat (waarna afwijzing verweer volgt)

RBLIM 040718 toetsingskader mededelingsplicht tzv gefinancierde rechtsbijstand voor niet-advocaat (waarna afwijzing verweer volgt)

4.2.
Dwaling

4.2.1.
[gedaagde] doet echter een beroep op dwaling en voert daartoe het volgende aan. [gedaagde] was niet bekend met het systeem van gefinancierde rechtsbijstand. In de onderhavige procedure heeft gemachtigde hem hier wel op gewezen en de totale kosten voor [gedaagde] in deze procedure bedragen € 616,-. Als [gedaagde] bij aanvang van de arbeidsrechtelijke zaak een advocaat in de arm had genomen, dan had hij dus hoogstens € 616,- hoeven te betalen, in plaats van € 3.275,25. [eiseres] kan geen diensten verlenen op basis van een toevoeging, maar zij is wel op de hoogte van het systeem van gefinancierde rechtsbijstand. Onderdeel van het uitbrengen van een deugdelijk juridisch advies en het aangaan van een overeenkomst op transparante wijze, vormt de verplichting de potentiele cliënt erop te wijzen dat hij aanspraak zal kunnen maken op een toevoeging, waardoor de kosten beperkt blijven tot de eigen bijdrage. Als [gedaagde] dit had geweten, was hij niet met [eiseres] in zee gegaan. [gedaagde] dacht echter een zeer gunstig tarief te krijgen. [gedaagde] heeft derhalve gedwaald. Dientengevolge vernietigt [gedaagde] de overeenkomst, zodat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen.

4.3.
Volgens [eiseres] bestond er geen mededelingsplicht, is zij wel bekend met het bestaan maar niet met de systematiek van gefinancierde rechtsbijstand, is gelet op de hoogte van de eigen bijdrage in deze procedure niet duidelijk dat [gedaagde] er toentertijd recht op had, is vanwege het kenbaarheidsvereiste geen sprake van wederzijde dwaling, en is niet duidelijk dat [gedaagde] de overeenkomst niet zou zijn aangegaan als hij wel op de hoogte was van het systeem van financierde rechtsbijstand.

4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat artikel 6:228 BW niet van toepassing is in een geval als deze. De door [gedaagde] gestelde onjuiste voorstelling van zaken betreft immers niet de eigenschappen van het voorwerp van de overeenkomt of de persoon van de wederpartij, maar het ontbreken van inzicht over de mogelijkheid met een derde (advocaat) een gunstigere overeenkomst te sluiten.

4.5.
Het door [gedaagde] voorgedragen verweer, dat op [eiseres] een mededelingsplicht rustte, leidt, indien juist, echter wel tot het oordeel dat sprake is van een tekortkoming van [eiseres] in de nakoming van een op haar rustende verbintenis.

4.6.
Voor advocaten is het duidelijk. In de toentertijd geldende regel 24 van de Gedragsregels advocatuur 1992 (nu regel 18 van de Gedragsregels advocatuur 2018) staat immers (voor zover van belang) het volgende:

1. Tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, is hij verplicht met zijn cliënt vóór de aanvaarding van de opdracht en verder steeds tussentijds wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen.

2. (…)

3. Wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en niettemin de keuze maakt daarvan geen gebruik te maken, dient de advocaat dat schriftelijk vast te leggen.

4.7.
Deze Gedragsregels gelden niet echter niet voor andere rechtsbijstandsverleners (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:TADRSHE:2016:23 en ECLI:NL:TAHVD:2016:166). Niet vergeten moet worden het belangrijke onderscheid tussen advocaten en andere rechtsbijstandsverleners. Een advocaat kan op basis van een toevoeging procederen, andere rechtsbijstandsverleners niet. Als niet-advocaat rechtsbijstandsverleners aan dezelfde standaard zouden worden gehouden als advocaten, dan zouden zij, anders dan advocaten, hun cliënten kwijtraken.

4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat van een redelijk handelend niet-advocaat rechtsbijstandverlener desondanks verwacht mag worden dat hij een cliënt op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand wijst als hij weet dat zijn cliënt hiervoor in aanmerking zal komen en voorziet dat de kosten van zijn dienstverlening de eigen bijdrage ruimschoots zullen overstijgen. Dat dit zo is, kan echter niet in rechte worden vastgesteld gelet op de stellingen van [eiseres] , die door [gedaagde] niet (voldoende gemotiveerd) zijn weersproken. De kantonrechter oordeelt dan ook dat op [eiseres] uit hoofde van de overeenkomst geen mededelingsplicht rustte. Het verweer van [gedaagde] slaagt niet. ECLI:NL:RBLIM:2018:6273