Overslaan en naar de inhoud gaan

IVR in relatie tot AVG; geen risico voor de veiligheid en/of integriteit van Allianz

RBROT 070819 Aanrijding op rotonde. niet opzettelijk veroorzaakt, wel 50% ES; 
- IVR in relatie tot AVG; geen risico voor de veiligheid en/of integriteit van Allianz;
- reconventionele vordering dat schade is vergoed; toegewezen

4.13.

Thans resteert een beoordeling van de vordering onder (ii) van [naam eiser] betreffende de registratie van zijn persoonsgegevens in de registers van Allianz. Deze vordering moet klaarblijkelijk aldus worden begrepen dat [naam eiser] ongedaanmaking vordert van de registratie van deze gegevens in het Intern Verwijzingsregister (IVR) van Allianz. Tussen partijen is niet in geschil dat van opname door Allianz van gegevens van [naam eiser] in haar incidentenregister geen sprake is. Allianz heeft te kennen gegeven de vordering in voormelde zin op te vatten.

4.14.
Allianz heeft aangevoerd dat voor registratie in haar interne register niet vereist is dat sprake is van een gerechtvaardigde overtuiging van fraude. Zij stelt dat ook als zij bijvoorbeeld (om welke reden dan ook) het vertrouwen verliest in een verzekeringnemer of verzekerde het Allianz vrijstaat de zeer summiere gegevens van de verzekeringnemer of verzekerde op te nemen in haar interne register om te voorkomen dat Allianz in de toekomst zaken doet met die personen. Daarbij stelt zij dat de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens niet van toepassing is op registraties in interne registers.

4.15.
Dit standpunt van Allianz moet op grond van de inwerkingtreding van de nieuwe Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Verzekeraars (2018), die is ingevoerd met het oog op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) die met ingang van 25 mei 2018 van toepassing is, als inmiddels achterhaald worden beschouwd. In artikel 4.5.3 van de huidige Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens wordt het IVR expliciet benoemd. Na de uiteenzetting dat verzekeraars een Gebeurtenissenadministratie bijhouden ter waarborging van de veiligheid en integriteit van de dienstverlening en de sector, is in dat artikel bepaald:

De afdeling Veiligheidszaken of een andere daartoe aangewezen afdeling bij een Verzekeraar kan besluiten de Persoonsgegevens uit de Gebeurtenissenadministratie op te nemen in een intern Verwijzingsregister (IVR). In het IVR nemen Verzekeraars uitsluitend Persoonsgegevens op van (rechts)personen die een risico vormen voor de veiligheid en/of integriteit van de Verzekeraar of de Groep waartoe de Verzekeraar behoort.”

Het is dus niet juist, zoals Allianz stelt, dat de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens niet van toepassing is op de IVR en dat dat alleen voor de Gebeurtenissenadministratie geldt.

4.16.
Beoordeeld moet in deze zaak worden of de opname door Allianz van de persoonsgegevens van [naam eiser] in het IVR de hiervoor geciteerde toets van artikel 4.5.3 van de huidige Gedragscode kan doorstaan. Vormt [naam eiser] een risico voor de veiligheid en/of integriteit van Allianz of de groep waartoe Allianz behoort, zoals in de Gedragscode bedoeld? Blijkens de toelichting op de artikel 4.5.3 van de Gedragscode moet bij de opname van verwijzingsgegevens (naw-gegevens en geboortedatum) van een betrokkene in het IVR steeds een zorgvuldige afweging worden gemaakt voordat verwijzingsgegevens worden opgenomen. De toelichting vermeldt op de vermelde plaats:

De Verzekeraar maakt steeds een zorgvuldige afweging voordat verwijzingsgegevens worden opgenomen, waarbij het gewicht van de Gebeurtenis een belangrijke rol speelt (direct of voor de toekomst). Om een Gebeurtenis op deze wijze binnen maatschappij of Groep te delen, kan onder meer een rol spelen of een redelijk vermoeden bestaat van opzettelijke benadeling door de Betrokkene. Het kan bijvoorbeeld gaan om oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen van een Verzekeraar of pogingen daartoe. Denk ook aan het intern signaleren van een redelijke vermoeden van het plegen van strafbare of laakbare gedragingen of (een poging tot) overtredingen van (wettelijke) voorschriften gericht tegen de Verzekeraar, haar klanten of medewerkers.”

Van belang is dus na te gaan of een redelijk vermoeden van opzettelijke benadeling of een poging daartoe bestaat en/of van oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen van een verzekeraar of een poging daartoe.

4.17.
Uit de e-mail van Allianz van 5 oktober 2016 volgt dat zij twee redenen had om tot opname van de verwijzingsgegevens van [naam eiser] in het IVR over te gaan. In de eerste plaats had zij, kort gezegd, het vermoeden dat [naam eiser] letsel fingeerde. In de tweede plaats had zij het vermoeden dat [naam eiser] de aanrijding opzettelijk heeft veroorzaakt.

4.18.
Voor het eerste vermoeden verwijst Allianz in het e-mailbericht naar de verklaring van [naam 1] , die heeft gezegd niet te hebben gezien dat [naam eiser] bij de aanrijding naar voren bewoog en/of tegen het stuur zou zijn geklapt, wel te hebben gezien dat hij in een vloeiende beweging uit de auto is gestapt en niets te hebben gemerkt van letsel bij [naam eiser] . Ook de collega van [naam 1] heeft niets gemerkt van letsel bij [naam eiser] . Deze waarnemingen lijken te worden bevestigd door het feit dat op de SEH bij [naam eiser] geen letsel is waargenomen, maar alleen pijnklachten. Ook de medisch adviseur van Allianz heeft gewezen op de (blijkbaar) geringe impact van de aanrijding en dat in zijn ogen geen medische verklaring is te geven voor de aanhoudende klachten van [naam eiser] . De onderzoeker van Allianz heeft ten slotte [naam eiser] in augustus 2016 zien rennen. Anderzijds staat voor wat betreft de klachten van [naam eiser] aan de neus vast dat hij door zijn huisarts daarvoor is verwezen naar de KNO-arts. Met betrekking tot de waarnemingen van [naam 1] , haar collega en de onderzoeker moet worden opgemerkt dat zij geen medici zijn en dat letsel niet altijd even eenvoudig voor leken is vast te stellen. Vast staat voorts dat [naam eiser] met pijnklachten vanaf 28 oktober 2015 wordt behandeld door een fysiotherapeut, die deze klachten blijkens de door hem afgelegde verklaring serieus neemt. Met betrekking tot de medisch adviseur moet de kanttekening worden gemaakt dat deze [naam eiser] niet heeft onderzocht of gezien. Ook heeft [naam eiser] psychische klachten gemeld. Vast staat dat [naam eiser] zich hiervoor heeft laten behandelen door zijn psycholoog. Hoewel voor de medisch adviseur een aantal aspecten van die behandeling onduidelijk vindt, moet toch betekenis worden toegekend aan het feit dat een deskundige een diagnose heeft gesteld op grond waarvan voorshands mag worden aangenomen dat de klachten serieus zijn, tenzij het tegendeel daarvan wordt aangetoond.

4.19.
Met betrekking tot het tweede vermoeden, de opzettelijke veroorzaking van de aanrijding, overweegt de rechtbank dat daarvoor op de gronden die hiervoor onder 4.7 zijn uiteengezet, geen redelijke grond bestaat.

4.20.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank, alles afwegende, de door Allianz uitgesproken verdenkingen dat [naam eiser] heeft gepoogd haar als verzekeraar te benadelen of heeft gepoogd op oneigenlijke wijze gebruik te maken van haar producten/diensten/ voorzieningen, onvoldoende gesubstantieerd. Allianz mag de registratie van de persoonsgegevens van [naam eiser] in haar IVR niet handhaven. Hierbij heeft de rechtbank, in het kader van de uit te voeren proportionaliteitstoets, betrokken dat andere instellingen dan Allianz en de tot haar groep behorende ondernemingen, hetzij direct of indirect, geen toegang tot de gegevens van de geregistreerde betrokkene in het IVR van Allianz hebben en dat [naam eiser] bij het aangaan van verzekeringen van een andere aanbieder geen hinder ondervindt van die interne registratie. Op grond van de hiervoor weergegeven regelgeving en (artikel 6 onder f van) de AVG behoeft ook registratie van persoonsgegevens in interne systemen niet te worden geduld als daarvoor geen zwaarwegende grond, in dit geval verband houdend met de veiligheid en de integriteit van de verzekeraar, kan worden gegeven. De enkele omstandigheid dat Allianz geen vertrouwen meer heeft in [naam eiser] is onvoldoende om de registratie van de gegevens van [naam eiser] in het IVR te handhaven. De rechtbank komt tot de conclusie dat de vordering onder (ii) van [naam eiser] toewijsbaar is. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen omdat Allianz heeft verklaard de beslissing van de rechtbank te zullen naleven en de rechtbank geen reden heeft daaraan te twijfelen.

ECLI:NL:RBROT:2019:6448