Rb Rotterdam 280514 AOV; bewijsopdracht verzekeraar dat informatieplicht is geschonden; rapport onderzoeksbureau vooralsnog geen onrechtmatig verkregen bewijs
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 280514 AOV; bewijsopdracht verzekeraar dat informatieplicht is geschonden; rapport onderzoeksbureau vooralsnog geen onrechtmatig verkregen bewijs
5.5.
Allianz heeft zich ter onderbouwing van haar stellingen beroepen op een rapport van onderzoeksbureau [persoon 5]. [eiser] heeft de rechtmatigheid van het rapport als bewijsstuk betwist en verzocht het stuk buiten beschouwing te laten.
5.6.
De civiele rechter is vrij in de waardering van het bewijs (art. 152 BW).
Afhankelijk van de omstandigheden kan sprake zijn van onrechtmatig verkregen bewijs waarop de rechter geen acht mag slaan, maar dit is niet snel het geval.
Het instellen door een verzekeraar van een persoonlijk onderzoek als hier aan de orde vormt in beginsel een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde, maar de uitkomst van dat onderzoek levert niet steeds onrechtmatig verkregen bewijs op. Van belang is dat sprake is van een situatie waarin de verzekeraar in beginsel afhankelijk is van, en moet vertrouwen op, de informatie die de verzekerde hem geeft. Wanneer bij de verzekeraar gerede twijfel is ontstaan over de juistheid of volledigheid van de resultaten van het feitenonderzoek, zodanig dat bij de verzekeraar een redelijk vermoeden van fraude is ontstaan, kan ingevolge de door het Verbond van Verzekeraars opgestelde Gedragscode Persoonlijk Onderzoek (hierna: de Gedragscode) (onder meer) een persoonlijk onderzoek worden ingesteld. Waarbij ‘fraude’ de betekenis heeft volgens de Gedragscode: ‘het opzettelijk misleiden van een verzekeraar om een uitkering te verkrijgen of te behouden onder een verzekeringspolis zonder dat er rechtens een recht op uitkering of andere prestatie bestaat’. Van gerede twijfel die leidt tot een redelijk vermoeden van fraude is sprake indien bij de verzekeraar het vermoeden is gerezen en ook in redelijkheid heeft kunnen rijzen dat verzekerde verzekeraar bij de uitvoering van de schadebehandeling grondig en/of structureel misleidt of heeft misleid (zie ECLI:NL:HR:2014:942).
5.7.
Gelet op het voorgaande moet getoetst worden of bij Allianz een redelijk vermoeden van fraude kon ontstaan. Allianz stelt zich in dit kader o.a. het volgende:
- De door [eiser] opgegeven gegevens bij de melding van arbeidsongeschiktheid kwamen niet overeen met die op het aanvraagformulier (zie vaststaande feiten 2.2 en 2.5);
- [eiser] verklaarde tegen deskundige [persoon 4] geen inbreng te hebben in het bedrijf;
- Uit het rapport van [persoon 4] bleek van een verbouwing van het restaurant en Grand Café,
- Die verbouwing had [eiser] niet zelf bij Allianz gemeld;
- [persoon 4] rapporteerde dat [eiser] in staat werd geacht binnen het bedrijf meer uren taken te verrichten en kwam tot een lager percentage arbeidsongeschiktheid, waarop Allianz de uitkering per 1 juli 2008 stopte;
- [eiser] was het hier niet mee eens;
- Per 11 mei 2009 meldde [eiser] zich (wederom) arbeidsongeschikt in verband met enkel, rug- en visusklachten.
- Er ontstond vervolgens discussie over de persoon van de specialist die een expertise zou kunnen verrichten. Uiteindelijk kon op 26 april 2011 psychiater [persoon 2] worden benaderd;
- Deskundige [persoon 2] constateerde geen uitgebreide beperkingen ten aanzien van ADL functies. Daarnaast zag [persoon 2] mogelijkheden voor meer intensieve behandeling van de angstklachten in de vorm van cognitieve gedragstherapie ondersteund met incisieve psychofarmaca, maar [eiser] wenste daarvan geen gebruik te maken.
- De verzekeringsarts [persoon 3] beschrijft in 2011 in zijn conceptrapport dat [eiser] een beeld schetst dat inhoudt dat [eiser] (feitelijk) bijna leeft als een kluizenaar, terwijl [persoon 3] hiertoe als verzekeringsarts de noodzaak niet ziet. [persoon 3] benoemt het herstel- en participatiegedrag van [eiser] niet adequaat.
5.8.
Van de door Allianz aangevoerde feiten staan in elk geval de feiten vast dat
a) de gegevens bij de melding van arbeidsongeschiktheid niet overeen kwamen met die op het aanvraagformulier, en dat b) Allianz na het rapport van [persoon 4] stopte met uitkeren, dat [eiser] het daarmee oneens was en dat [eiser] zich op een latere datum opnieuw arbeidsongeschikt heeft gemeld. Voorts geldt dat ten aanzien van c) de verbouwing respectievelijk naamswijziging van het restaurant, sprake was van informatie die Allianz kon afleiden uit de rapporten van de ingeschakelde deskundigen, maar die [eiser] niet zelf aan haar had verstrekt. Deze informatie wekte de indruk dat de verklaringen van [eiser] en de werkelijkheid niet steeds met elkaar strookte.
In deze situatie kon bij Allianz in redelijkheid het concrete vermoeden rijzen dat [eiser] niet steeds zijn medewerking heeft verleend aan de behandeling van de arbeidsongeschiktheidsmelding en dat sprake was van fraude. Nu in de omstandigheden lag besloten dat het vragen van (nadere) medewerking in deze situatie niet zinvol zou zijn, had Allianz een gerechtvaardigd belang had bij het laten uitvoeren van een persoonlijk onderzoek. Het rapport van [persoon 5] dient gelet hierop vooralsnog niet als onrechtmatig verkregen bewijs te worden aangemerkt. De door [eiser] genoemde bij hem aanwezige stress, angstfobie en pleinvrees maken dit niet anders.
Dit neemt overigens niet weg dat voor de uiteindelijke waarde van het rapport als bewijsmiddel de uitkomst van eventuele getuigenverhoren van invloed zal zijn.
in conventie en in reconventie
5.9.
Iedere verdere beslissing zal in afwachting van het te leveren bewijs worden aangehouden. ECLI:NL:RBROT:2014:6171