TADRSGR 271119 voorzittersbeslissing: ongegronde klachten tzv aanhalen pre-existente epilepsie en trage reactie door advocaat verzekeraar
- Meer over dit onderwerp:
TADRSGR 271119 voorzittersbeslissing: ongegronde klachten tzv aanhalen pre-existente epilepsie en trage reactie door advocaat verzekeraar
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de zaak heeft vertraagd door een oude complicatie (epilepsie) aan te halen die niet meer aan de orde was en vaak laat te reageren, waardoor klager onder andere behandelingen stelt te zijn misgelopen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de voorzitter hierna waar nodig zal ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.
4.2 Naar het oordeel van de voorzitter blijkt noch uit de stukken, noch anderszins dat verweerster de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De gezamenlijk door partijen ingeschakelde arbeidsdeskundige heeft uit de hem verstrekte informatie afgeleid dat klager zowel voor als na het ongeval bekend was met epilepsie en aangegeven dat dit een contra-indicatie zou kunnen zijn voor het verrichten van zijn werkzaamheden. Dat verweerster deze uitlating van de arbeidsdeskundige heeft aangehaald, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Zij deed dat immers in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte.
4.3 De communicatie tussen verweerster en de advocaat van klager is weliswaar niet altijd soepel verlopen, maar verweerster heeft uit naam van haar cliënte wel altijd antwoord gegeven op de door de advocaat van klager aan haar gestelde vragen. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt ook niet dat de belangen van klager zijn geschaad door de tijd die soms verstreek voordat verweerster antwoord gaf. De onderhandelingen over een minnelijke regeling liepen al snel vast maar uit de stukken blijkt niet dat dat, voor zover dit overigens al tot een tuchtrechtelijk verwijt zou kunnen leiden, aan het handelen van verweerster te wijten is.
4.4 Dat klager behandelingen is misgelopen heeft blijkens de zich in het dossier bevindende stukken meerdere oorzaken die niet uitsluitend aan verweerster te wijten zijn. Zo wilde klager ook gecompenseerd worden voor het verlies van zijn inkomsten op de dagen dat de behandelingen plaatsvonden, terwijl de verzekeraar aangaf daartoe niet bereid te zijn. Ook heeft hij niet voldaan aan het herhaalde verzoek van verweerster om haar de medische gegevens inzake de epilepsie te verstrekken.
4.5 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster – samenvattend - de belangen van haar cliënt behartigd, zoals ook haar taak was, zonder dat daardoor de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren. ECLI:NL:TADRSGR:2019:248 op tuchtrecht.overheid.nl