CTG 130813 plastisch chirurg ontvankelijk in klacht over medisch adviseur; hoger beroep verworpen
- Meer over dit onderwerp:
CTG 130813 plastisch chirurg ontvankelijk in klacht over medisch adviseur; hoger beroep verworpen
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep brengt de medisch adviseur opnieuw naar voren dat klager niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn klacht omdat hij geen belanghebbende is die gerechtigd is tot het indienen van een klacht, in de zin van artikel 65 van de Wet BIG. Daarnaast stelt de medisch adviseur dat hij zich niet kan verenigen met de inhoudelijke overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege ten aanzien van het door hem geschreven advies nu het een intern en informeel advies betrof, dat werd opgesteld na een informeel overleg met de belangenbehartiger van de patiënte.
4.2 Klager heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Voorts heeft klager ter zitting naar voren gebracht dat de medisch adviseur, drie weken na de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege, opnieuw een hem betreffend rapport heeft uitgebracht.
4.3 Dat in een geval als dit sprake kan zijn van schending van de tweede tuchtnorm, is reeds vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege: adviezen van beroepsbeoefenaars in de individuele gezondheidszorg, zoals in casu het door de medisch adviseur gegeven advies in het kader van de beoordeling van de kansen in een eventuele klacht- en/of letselschadeprocedure, kunnen het algemeen belang, gelegen in goede uitoefening van die zorg, raken. Een dergelijk advies kan met zich brengen dat de patiënte, alsmede haar belangenbehartiger, onjuist worden voorgelicht. Daarbij speelt een rol dat de medisch adviseur is opgetreden als arts, welk optreden als zodanig weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg. Het optreden van de medisch adviseur kan daar niet los van worden gezien.
4.4 Om aangemerkt te worden als klachtgerechtigd in de zin van artikel 65 van de Wet BIG dient er aan de zijde van klager sprake te zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Deze eis vloeit voort uit de aard en de strekking van de Wet BIG die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken (Kamerstukken II 1985 -1986, 19 532). Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege voldoet het belang dat klager bij het indienen van de klacht stelt te hebben aan deze eisen. In het door de medisch adviseur opgestelde advies over een door klager verrichte ingreep bij patiënte wordt diens handelen gekwalificeerd als noch deskundig, noch bekwaam en derhalve verwijtbaar. Het advies is door de belangenbehartiger van patiënte naar buiten gebracht door het mee te sturen bij de aansprakelijkstelling van de kliniek waar klager werkzaam is. Dat het karakter van het advies intern en informeel zou zijn, zoals de medisch adviseur heeft betoogd, komt reeds daarom geen betekenis toe. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klager rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
4.5 Het Centraal Tuchtcollege is, gezien het voorgaande, van oordeel dat klager terecht is ontvangen in zijn klacht.
4.6 Voor zover klager heeft beoogd met zijn opmerking ter zitting over een rapport, door de medisch adviseur uitgebracht na de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege, een nieuwe klacht naar voren te brengen, zal het Centraal Tuchtcollege deze, zoals ter zitting is uiteengezet, buiten behandeling laten. Het hoger beroep richt zich tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en het is in hoger beroep niet mogelijk nieuwe klachten op te werpen die in eerste aanleg niet aan de orde zijn geweest.
4.7 Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
4.8 De voorgaande overwegingen leiden tot het oordeel dat het hoger beroep van de medisch adviseur moet worden verworpen. Evenals het Regionaal Tuchtcollege acht het Centraal Tuchtcollege de maatregel van berisping passend en geboden. LJN: YG3145 op tuchtrecht.overheid.nl, voor de annotatie van mrs. Luigies en Klein Gunnewiek van Van Benthem & Keulen klik hier, met dank aan Recht.nl