TNIVRE 231018 onverkwikkelijke teksten tussen NIVRE-experts; klacht gegrond, slechts geschil over bejegening; geen maatregel
- Meer over dit onderwerp:
TNIVRE 231018 onverkwikkelijke teksten tussen NIVRE-experts; klacht gegrond, slechts geschil over bejegening; geen maatregel
na uitgebreide weergave van de onverkwikkelijke teksten inclusief aansprakelijkstelling vanwege de klacht en een mislukte bemiddelingspoging door het Vertrouwensloket van het NIVRE oordeelt het tuchtcollege:
5. De beoordeling
5.1 Voorop gesteld wordt dat een expert in de uitoefening van zijn beroep dient te handelen conform de Gedragsregels, de Statuten en Reglementen van het NIVRE, alsmede conform al hetgeen overigens bij een goede beroepsuitoefening betamelijk is. Zo dient de expert zich te gedragen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend expert betaamt, waarbij men dient te voldoen aan de eisen van betrouwbaarheid, professionaliteit, integriteit en collegialiteit, zoals nader omschreven in de gedragsregels van het NIVRE. Deze gedragsregels zijn bedoeld, zo blijkt uit de inleiding daarvan, als een norm voor de verwachtingen die mensen hebben over het gedrag en de intentie van een NIVRE-expert.
5.2 Het Tuchtcollege overweegt voorts als volgt. De klacht is, gelijk verweerster op zichzelf terecht heeft aangevoerd, summierlijk gemotiveerd. Tegelijkertijd blijkt uit de bij de klacht overgelegde e-mails, met name die van verweerster van 13 december 2017, wel waar de klacht betrekking op heeft zodat niet aanstonds geoordeeld kan worden dat de klacht als onvoldoende gesubstantieerd ongegrond verklaard moet worden. Het valt bij lezing van die bewuste e-mail immers onmiddellijk op dat er aan het adres van klaagsters door verweerster ernstige (persoonlijke) verwijten gemaakt zijn. Deze verwijten zijn anders dan verweerster ter zitting betoogd heeft niet slechts zakelijk geformuleerd als in de zin van dat e.e.a. ‘een misleidend effect heeft’ maar zijn onmiskenbaar gericht op de bekwaamheid en integriteit van klaagsters.
5.3 Dat kan naar het oordeel van de Commissie niet zo. Ook als experts het met elkaar niet eens zijn – zelfs op goede gronden –, rechtvaardigt dat naar het oordeel van het Tuchtcollege niet een dergelijke wijze van communiceren. Goede gronden ontbreken echter in dit geval, althans zijn niet door verweerster naar voren gebracht en zijn evenmin op andere wijze gebleken. De verstrekkende verwijten die verweerster (ook) later gemaakt heeft als zou er sprake zijn van een lastercampagne jegens verweerster – teneinde haar willens en wetens reputatieschade toe te brengen –, acht het Tuchtcollege zonder grond. Zo is de e-mail van 3 november van A binnen de kring van opdrachtgevers gebleven. Het ging hen direct aan dat er geen driegesprek gepland kon worden en het ging hen eveneens aan te weten dat de oorzaak daarvan gelegen was in een telefoongesprek dat niet goed verlopen was. Uit de e-mail van I van 10 november 2017 blijkt dat hij hierop geacteerd heeft en voorgesteld heeft die kwestie, zonder oordeel, te laten rusten en voortgang te willen maken met de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag in het belang van de cliënte van verweerster. Naar het oordeel van het Tuchtcollege was dat op dat moment in ieder geval een gepaste reactie.
5.4 Het is het Tuchtcollege opgevallen dat in de aanloop naar de e-mail van 13 december 2017 van verweerster de verwijten die zij maakte in de richting van klaagsters (en J) steeds heftiger werden. Zo schreef zij in haar e-mail van 24 november 2017: Wilt u in ieder geval in de rapportage nog laten vermelden dat ik niet bij het bezoek aan uw verzekerde mocht zijn, indien ik niet akkoord ging met de een letselintake bij cliënte op kosten van cliënte? Anders wordt in de rapportage door A de waarheid geweld aan gedaan. Dat verweerster niet bij het bezoek zou mogen zijn indien zij niet akkoord ging met een bezoek op kosten van cliënte zoals verweerster hier stelde blijkt nergens uit, in ieder geval niet uit haar eigen telefoonnotitie. Dat haar mail de reactie ontlokte dat er tijdens het gesprek helemaal niet over de kosten gesproken is (zie de mail van H van 7 december 2017), is eveneens in het licht van dezelfde telefoonnotitie wel begrijpelijk. Daar valt immers uit af te leiden dat verweerster en A in ieder geval niet van gedachten hebben kunnen wisselen over de kosten of welk ander onderwerp dan ook. Verweerster schrijft daarin immers al aan het begin dat zij A onderbroken heeft – en dat later herhaalde, en daarna heeft opgehangen. Dit kennelijk zonder dat A verder heeft kunnen uitspreken.
5.5 Ook nadat I getracht had de gang van zaken rondom het telefoongesprek te parkeren, in een kennelijke poging om te de-escaleren en ook nadat J voorgesteld heeft (met de e-mail van 7 december 2017) om de schade van de cliënte van verweerster pragmatisch te regelen – waarna het toedrachtsonderzoek nog slechts een beperkt belang had –, was dit voor verweerster niet genoeg om de gang van zaken rondom het telefoongesprek (en het toedrachtsonderzoek) te laten rusten en verder te gaan met de behandeling van de schaderegeling van haar cliënte. Zelfs vond zij het aangewezen om in de bewuste e-mail van 13 december 2017, die nota bene (mede) was geadresseerd aan de opdrachtgever van klaagsters, allerlei verwijten naar voren te brengen. Gelijk verweerster bij verweer en dupliek verder betoogd heeft acht verweerster deze verwijten inhoudelijk gerechtvaardigd met name ook omdat zij in het algemeen twijfelt aan rol van schadebehandelaars als B (en haar medewerkers). Het Tuchtcollege acht die houding zorgwekkend. Het hier ten lande ontwikkelde stelsel van buitengerechtelijke afhandeling van letselschade kan alleen functioneren als er vertrouwen is bij alle betrokken partijen. Uiteraard kunnen zich daarbij onaanvaardbare onregelmatigheden voordoen, maar daarvan is in dit geval niet gebleken.
5.6 Verweerster heeft nog aangevoerd dat zij niet geschreven zou hebben ‘het verrichten van opzettelijk benedenmaats onderzoek’. Op zichzelf is dat juist. Naar het oordeel van het Tuchtcollege komt de volgende passage uit haar e-mail van 13 december 2017 echter inhoudelijk gezien op hetzelfde neer waardoor ook dit verweer geen hout snijdt: ‘Zijn eerste verklaring en de verklaringen van de beveiliging c.q. de namen van de personen die gehoord zijn, zijn kennelijk om moverende redenen (ook) buiten het "toedrachtsonderzoek" van het "onafhankelijke" B gehouden. Er is kennelijk (ook hier) het nodige (willens en wetens) verzwegen, al dan niet in opdracht van u en/of uw verzekerde.’ Met het voorgaande is de kern van de verweren zoals naar voren gebracht door verweerster naar het oordeel van het Tuchtcollege voldoende beoordeeld zodat het Tuchtcollege geen aanleiding ziet om verder op hetgeen door verweerster naar voren gebracht is in te gaan. Een groot deel van haar stellingen ziet wat dat betreft overigens op de gang van zaken bij de Vertrouwenscommissie – waar het Tuchtcollege geen bemoeienis mee heeft –, of op de correspondentie tussen partijen inzake de door verweerster ingestelde aansprakelijkstelling. Ook ten aanzien van het laatste heeft het Tuchtcollege geen rol. De verwijten die verweerster gericht heeft aan klaagsters kunnen door het Tuchtcollege ook alleen maar in het kader van haar verweer aan de orde komen. Voor een verdergaande zelfstandige beoordeling van het gedrag van klaagsters is in beginsel geen ruimte omdat verweerster zelf geen (tegen)klacht heeft ingediend. In dat licht moet de beperkte repliek zoals ingebracht door klaagsters wel verschoonbaar geacht worden, hoewel een meer omklede repliek bij het uitgebreide verweer beslist op haar plaatst was geweest.
5.7 Het Tuchtcollege begrijpt klaagsters aldus dat zij (ook al bij de klacht) zelf niet breed hun stellingen hebben willen uitmeten omdat zij hoopten dat op een zakelijke wijze een oplossing gevonden zou kunnen worden voor de voor hen onacceptabele wijze van communiceren door verweerster. Het Reglement Tuchtrecht van het NIVRE voorziet immers ook in een poging tot bemiddeling via de Vertrouwenscommissie van het NIVRE in het geval dat een klacht door (een) NIVRE-expert(s) of een bureau wordt ingediend. Helaas is deze poging tot bemiddeling niet geslaagd waardoor het Tuchtcollege de zaak in behandeling heeft moeten nemen. Ook het Tuchtcollege heeft ter zitting tevergeefs geprobeerd de partijen te bewegen tot een oplossing van het geschil. Dat is helaas niet gelukt.
5.8 Het Tuchtcollege beseft terdege dat er geen scherpe grens is tussen het op zakelijke en professionele wijze met elkaar in debat gaan, waarbij ook het maken van verwijten niet ondenkbaar is (mits neutraal geformuleerd en behoorlijk onderbouwd) en het op onbehoorlijke wijze (persoonlijk) aanvallen van de gesprekspartner/collega expert. Terughoudendheid in het beoordelen van schriftelijke uitingen zoals hier in kwestie is daarom wel aangewezen. De grenzen van hetgeen behoorlijk is,zijn hier naar het oordeel van het Tuchtcollege niettemin overschreden. Het Tuchtcollege hecht eraan daarbij te benadrukken dat het hier naar haar oordeel gaat om een communicatieprobleem en niet om een gebrek in het (overige) professionele handelen van verweerster. Het Tuchtcollege acht het daarom aangewezen de klacht gegrond te verklaren, echter zonder het opleggen van een maatregel. Dit in de hoop dat dit voldoende is om weliswaar enerzijds duidelijk te maken dat klaagsters zich terecht beklaagd hebben maar anderzijds en tegelijkertijd de zaak weer terug te brengen tot de juiste proporties; namelijk (slechts) een geschil over de wijze van bejegening. Een probleem dat kennelijk in een korte tijd en mede vanuit emotie ontstaan is en waarvan het Tuchtcollege hoopt dat het blijft bij dit incident. Tuchtcollege NIVRE 20170015