Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 031122 het is de verantwoordelijkheid van de patient om te bezien of voor behandeling dekking bestaat onder verzekering

RBOBR 031122 het is de verantwoordelijkheid van de patient om te bezien of voor behandeling dekking bestaat onder verzekering.

2
De feiten
2.1.

(gedaagde) heeft na een verwijzing van de huisarts medische behandelingen ondergaan die door het JBZ zijn uitgevoerd.

2.2.
Het JBZ heeft op 29 november 2021 een factuur van een bedrag van € 1.638,29 naar (gedaagde) gestuurd. (gedaagde) heeft deze factuur onbetaald gelaten.

(.... red. LSA LM)

3.2.
(gedaagde) voert het volgende verweer.

Ze heeft een basisverzekering afgesloten bij ZEKUR. Deze past bij haar omdat zij niet in staat is een duurdere verzekering af te sluiten. Zij vindt dat het aan het JBZ is om een patiënt van tevoren te informeren over de mogelijkheden en tegen welke voorwaarden de behandeling plaatsvindt. Het is van belang dat de patiënt hierover te informeren conform artikel 400, 401 en 403 BW en hiervan een voorstel te krijgen, welke voortvloeit in een opdracht inzake geneeskundige behandeling conform artikel 446 BW. Zij had graag een offerte willen krijgen, wat zij ook gangbaar acht bij het hoge bedrag van de behandeling. De overeenkomst had schriftelijk tot stand moeten komen in plaats van mondeling. Tevens is zij van mening dat het JBZ haar van tevoren had moeten informeren over het feit dat haar verzekeraar niet de gehele behandeling zou vergoeden. Als zij had geweten dat niet de volledige behandeling werd vergoed, had zij een ziekenhuis gezocht waar van wel de medische behandelingen volledig zou zijn vergoed. De debiteurenadministratie van het JBZ weet bij de intake precies hoe de patiënt verzekerd is, welke behandelingen in het basispakket zit en welke niet. Dat geldt zeker voor de verzekeringsmaatschappijen waar het JBZ een contract heeft. Het JBZ heeft geen contract met ZEKUR. Dit betekent dat het JBZ meteen had kunnen vaststellen of er sprake is van bijbetaling door de patiënt of volledige vergoeding. Deze informatie moet het JBZ aan de patiënt, ter bevestiging, bekend maken. (gedaagde) heeft teveel vertrouwd op de informatie vanuit het JBZ. (gedaagde) vindt het niet meer dan redelijk dat het JBZ haar fouten erkent en de factuur vernietigt. Wel is zij naar tevredenheid door het JBZ behandeld.

4
De beoordeling

4.1.
De geneeskundige behandelingsovereenkomst is een bijzondere vorm van de overeenkomst van opdracht. Krachtens artikel 7:446 lid 1 BW is de overeenkomst inzake de geneeskundige behandeling een overeenkomst waarbij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, de hulpverlener, zich in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf tegenover een ander, de opdrachtgever, verbindt tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbende op de persoon van de opdrachtgever of van een bepaalde derde. Uit sub a lid 2 van genoemd artikel volgt dat onder handelingen op het gebied van de geneeskunst onder meer alle verrichten – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen, worden verstaan.

4.2.
Hieruit volgt dat de geneeskundige behandelingsovereenkomst al in een vroeg stadium tot stand komt. De geneeskundige behandelingsovereenkomst komt tot stand wanneer de patiënt zich met een concrete hulpvraag tot de hulpverlener wendt en de hulpverlener hierop ingaat. (gedaagde) heeft zich met haar hulpvraag tot het JBZ gewend en het JBZ is hierop in gegaan.

4.3.
Er zijn geen specifieke eisen voor de totstandkoming van de overeenkomst van opdracht en de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Daarom zijn de algemene regels voor de totstandkoming van de overeenkomst, artikel 6:217 BW, van toepassing. Ten aanzien van de totstandkoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst zijn geen vormvereisten. Deze overeenkomst kan zowel mondeling als schriftelijk tot stand komen, artikel 3:37 lid 1 BW.

4.4.
Aldus staat vast dat tussen (gedaagde) en het JBZ een geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen, omdat (gedaagde) zich bij het JBZ heeft gemeld voor de medische behandeling en die behandeling ook is ondergaan.

4.5.
(gedaagde) heeft een beroep op dwaling, artikel 6:228 BW, gedaan. Als zij had geweten dat de medische behandeling bij het JBZ niet door haar zorgverzekeraar zou zijn vergoed, dan had zij die behandeling in een ander ziekenhuis ondergaan. Van dwaling is sprake wanneer degene die zich op dwaling beroept bij het aan gaan van de overeenkomst een onjuiste voorstelling heeft gehad van een of meer, voor hem essentiële, onderdelen van de overeenkomst en hij bij de juiste voorstellig van zaken de overeenkomst niet, of niet op dezelfde voorwaarden, zou hebben gesloten en de dwaling het gevolg is van onjuiste of ten onrechte niet verleende informatie van de wederpartij, dan wel wanneer de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde verkeerde is uitgegaan. Het beroep op dwaling slaagt niet. (gedaagde) heeft een goedkopere zorgverzekering afgesloten waardoor zij een lagere premie betaalt en niet alle kosten in alle ziekenhuizen wordt vergoed. Zij had op basis van de informatie van haar zorgverzekering zelf kunnen en moeten weten dat haar verzekering niet alle kosten in alle ziekenhuizen dekt. Daarbij heeft zij al eerder medische behandelingen door het JBZ laten uitvoeren waarvoor zij ook een eigen bijdrage heeft moeten betalen. Het komt voor eigen risico van (gedaagde). Zij had zich er van moeten vergewissen of de behandeling geheel of gedeeltelijk door haar zorgverzekeraar werd vergoed. Het JBZ heeft zoveel als mogelijk voorgelicht. Het ligt niet op de weg van het JBZ om iedere individuele patiënt hierop te wijzen. Daarom zal de kantonrechter (gedaagde) veroordelen tot betaling van € 1.638,29 en de medegevorderde wettelijke rente. ECLI:NL:RBOBR:2022:4822