Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 221020 na billijkheidscorrectie 15% ES vanwege niet dragen gordel; geen korting vanwege mogelijk alcohol & cocaïnegebruik

RBNNE 221020 passagier trekt aan handrem en wordt zo bestuurder; geen WAM-uitsluiting voor achter stuur gezeten SO
- na billijkheidscorrectie 15% ES vanwege niet dragen gordel; geen korting vanwege mogelijk alcohol & cocaïnegebruik

- polisdekking SVI kan niet in deelgeschil aan de orde worden gesteld.
- verzocht € 7.191,03, toegewezen € 5000,00 x 85%; korting vanwege geschil tzv polisdekking SVI en 15% ES

Vergoedingsplicht onder de WAM - volledige vergoeding schade?

4.11.
De rechtbank verwerpt het - meest verstrekkende - betoog van [verzoeker] dat REAAL in het schaderegelingstraject bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij zijn schade onder de WAM onder alle omstandigheden volledig zou vergoeden. Daartoe is het volgende van belang. REAAL heeft na het ongeval op 9 december 2016 aan [verzoeker] laten weten dat zij - bij gebreke van nadere informatie over de toedracht van het ongeval - nog geen uitspraak kan doen over de WAM-aansprakelijkheid. Niet gebleken is dat REAAL nadien op enig moment tegenover [verzoeker] (alsnog) aansprakelijkheid onder de WAM heeft erkend, laat staan dat zij te kennen heeft gegeven dat zij onder de WAM de volledige schade van [verzoeker] zou vergoeden. Uit de omstandigheid dat REAAL, anders dan artikel 4 van de Gedragscode Behandeling Letselschade voorschrijft, niet binnen drie maanden een onderbouwd standpunt over de WAM-aansprakelijkheid heeft ingenomen, mocht [verzoeker] in de gegeven omstandigheden niet afleiden dat REAAL zijn schade onder de WAM volledig zou vergoeden. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat REAAL [verzoeker] voorschotten heeft betaald tot een bedrag van € 32.500,00, nu voldoende aannemelijk geworden is dat deze voorschotten onder de SVI-polisdekking aan [verzoeker] zijn uitgekeerd, waarbij de aansprakelijkheidsvraag niet speelt. Bij e-mail van 30 oktober 2019 heeft REAAL uitdrukkelijk aangegeven dat er geen WAM-dekking bestaat. Dit standpunt heeft REAAL bij brief van 3 januari 2020 nog eens herhaald. Ook op grond daarvan mocht [verzoeker] niet van volledige schadevergoeding onder de WAM-verzekering uitgaan.

Nu REAAL bij [verzoeker] voorafgaand aan deze deelgeschilprocedure niet het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij zijn schade onder de WAM-verzekering hoe dan ook volledig zou vergoeden, is REAAL niet uit dien hoofde gehouden om de volledige schade van [verzoeker] aan hem te vergoeden.

Eigen schuld

4.12.
Partijen houdt verdeeld de vraag of sprake is van eigen schuld - in de zin van artikel 6:101 BW - aan de zijde van [verzoeker] , die ertoe zou moeten leiden dat de vergoedingsplicht van REAAL dient te worden verminderd.

4.13.
[verzoeker] stelt zich ten eerste op het standpunt dat het door REAAL gedane beroep op eigen schuld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en op grond van rechtsverwerking moet worden verworpen, nu REAAL in het kader van de schaderegeling niet aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan en het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de schade van [verzoeker] volledig zou worden vergoed. REAAL heeft nooit eerder een beroep op eigen schuld gedaan, zo stelt [verzoeker] . Ten tweede is er geen sprake van een omstandigheid die aan [verzoeker] kan worden toegerekend en, voor zover daarvan sprake is, heeft dat niet bijgedragen aan het ontstaan van de schade. [verzoeker] was ten tijde van het ongeval immers niet de bestuurder meer van de auto, maar [voormalige trainer] . Reeds daarom dient de kwestie van de in het bloed van [verzoeker] aangetroffen alcohol en cocaïnewaarden buiten beschouwing te blijven. Verder heeft REAAL niet onderbouwd dat het bewustzijn/gedrag van [verzoeker] hierdoor op rechtens relevante wijze is beïnvloed. [verzoeker] betwist dit overigens ook. De oorzaak van het ontstaan van de schade is louter gelegen geweest in het handelen van [voormalige trainer] die de handrem van de auto opzettelijk in werking zette. Het niet dragen van de veiligheidsgordel houdt geen verband met het ontstaan van de schade, aldus [verzoeker] .

4.14.
REAAL doet ten aanzien van het ontstaan van het ongeval althans de omvang van de schade een beroep op eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] . Deze eigen schuld is van invloed op een (eventuele) aanspraak jegens REAAL. REAAL voert daartoe allereerst aan dat [verzoeker] ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, welk middelengebruik op zichzelf althans in combinatie van invloed zal zijn geweest op de rijvaardigheid van [verzoeker] . Uit niets blijkt ook dat [verzoeker] een poging heeft gedaan om de auto weer onder controle te krijgen. Dat heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Dit causaal verband kan op grond van de omkeringsregel behoudens door [verzoeker] te leveren tegenbewijs worden aangenomen. Daarnaast wijst REAAL erop dat [verzoeker] ten tijde van het ongeval geen gebruik maakte van de in de auto aanwezige veiligheidsgordel. Als hij de veiligheidsgordel wél had gebruikt, was hij niet uit de auto geslingerd en had hij geen hersenletsel opgelopen. Voormelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen een eigen schuld percentage van 75%, aldus REAAL. REAAL wijst er ook nog op dat zij pas bij verkrijging van het proces-verbaal van de politie en de bijbehorende rapporten van de VOA en het NFI definitief bekend is geworden met het middelengebruik van [verzoeker] en het niet dragen van de veiligheidsgordel ten tijde van het ongeval. Eerder was zij daarvan niet op de hoogte.

4.15.
De rechtbank oordeelt als volgt.

4.16.
Artikel 6:101 lid 1 BW bepaalt dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. De bewijslast van eigen schuld van de tot schadevergoeding gerechtigde rust in beginsel op de partij die zich op eigen schuld beroept, zodat die partij in beginsel de bewijslast heeft van hetgeen hij ter onderbouwing van zijn beroep op eigen schuld aanvoert (vgl. HR 11 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM1733).

Gebruik alcohol en cocaïne

4.17.
De rechtbank overweegt dat uit het NFI-rapport dat is opgesteld naar aanleiding van het enkele uren na het ongeval van [verzoeker] afgenomen bloedmonster genoegzaam blijkt dat [verzoeker] eerder die dag alcohol en cocaïne had gebruikt. [verzoeker] heeft dit middelengebruik ook niet betwist. REAAL bepleit in verband hiermee de toepassing van de omkeringsregel, waarmee het causaal verband tussen het gebruik van alcohol en cocaïne door [verzoeker] en het ontstaan van het schadeveroorzakende ongeval in deze procedure - behoudens tegenbewijs van de kant van [verzoeker] - voorshands bewezen zou zijn. De rechtbank volgt REAAL hierin echter niet.

4.18.
Eigen schuld van de benadeelde in een geval zoals dat hier voorligt, is pas aan de orde als moet worden geconcludeerd dat het schadeveroorzakende ongeval (mede) is veroorzaakt door het gebruik van verdovende middelen door de benadeelde.

4.19.
Hiervoor is reeds geoordeeld dat genoegzaam is komen vast te staan dat het ongeval is veroorzaakt doordat [voormalige trainer] tijdens de rit plotsklaps aan de handrem van de auto heeft getrokken, waardoor [verzoeker] vanaf dat moment niet meer in staat was om de auto feitelijk nog te besturen en dat niet gebleken is dat [verzoeker] na het aantrekken van de handrem nog in staat was om het ongeval af te wenden. REAAL heeft, mede tegen deze achtergrond, naar het oordeel van de rechtbank in deze deelgeschilprocedure niet onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat het middelengebruik van [verzoeker] voorafgaand aan het ongeval op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, in die zin dat als [verzoeker] géén alcohol en cocaïne zou hebben gebruikt voorafgaand aan het ongeval hij het ongeval - op enigerlei wijze - had kunnen vermijden. Ook in de strafprocedures tegen [voormalige trainer] , waarin het alcohol- en cocaïnegebruik van [verzoeker] als bestuurder van de auto aan de orde is geweest, is niet geconcludeerd dat het ongeval daardoor (mede) is veroorzaakt.

4.20.
Voor toepassing van de omkeringsregel is vereist dat sprake is geweest van een gedraging in strijd met een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, en dat degene die zich op schending van deze norm beroept, ook bij betwisting aannemelijk heeft gemaakt dat in het concrete geval het (specifieke) gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt7. De rechtbank overweegt dat ook als zou moeten worden aangenomen dat de hoeveelheden alcohol en cocaïne in het bloed van [verzoeker] ten tijde van het ongeval de wettelijke normen van artikel 8 WVW 1994 overschreden, het beroep op de omkeringsregel niet opgaat, nu niet aannemelijk is dat die normschending eraan heeft bijgedragen dat het ongeval zich heeft verwezenlijkt.

4.21.
Het beroep van REAAL op eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] kan in zoverre dan ook niet slagen.

Niet dragen veiligheidsgordel

4.22.
De rechtbank overweegt dat uit artikel 59 en 59a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) volgt dat bestuurder en inzittenden van een personenauto tijdens de deelname aan het verkeer gebruik dienen te maken van de voor hen beschikbare veiligheidsgordel.

4.23.
Vast staat dat [verzoeker] ten tijde van het ongeval geen veiligheidsgordel droeg. Dit betreft een aan hem toe te rekenen omstandigheid, nu hij hiermee de hiervoor genoemde regelgeving heeft overtreden. Aangenomen mag worden dat de voor [verzoeker] bij het ongeval ontstane schade mede het gevolg is van het niet dragen van de veiligheidsgordel, nu de wettelijke verplichting tot het dragen van een veiligheidsgordel is ingevoerd omdat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het dragen van een veiligheidsgordel de kans op ernstig letsel bij verkeersongevallen aanzienlijk doet verminderen. Het dragen van een veiligheidsgordel is daarmee een schadebeperkende maatregel die door elke inzittende van een auto genomen dient te worden. Door na te laten om deze schadebeperkende maatregel te nemen, heeft [verzoeker] het risico genomen dat de door hem te lijden schade aanzienlijk groter zou zijn dan in het geval dat hij wel een veiligheidsgordel zou hebben gedragen. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zou [verzoeker] niet uit de auto zijn geslingerd wanneer hij de veiligheidsgordel wél had gedragen.

4.24.
De rechtbank is, mede gelet op de vaste jurisprudentie op dit punt8, van oordeel dat het niet dragen van de autogordel door [verzoeker] dient te leiden tot een verdeling van de aansprakelijkheid van 25% voor [verzoeker] als gelaedeerde en 75% voor REAAL als vergoedingsplichtige.

4.25.
Het door [verzoeker] - ter afwering van eigen schuld - gedane beroep op rechtsverwerking aan de zijde van REAAL kan naar het oordeel van de rechtbank geen doel treffen.

4.26.
Uitgangspunt is dat van rechtsverwerking slechts sprake kan zijn indien de betreffende partij zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht jegens de wederpartij. Voor het aannemen van rechtsverwerking is enkel stilzitten, ook gedurende geruime tijd, niet voldoende. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, als gevolg waarvan hetzij bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de betreffende partij zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de wederpartij onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de rechthebbende zijn recht alsnog geldend zou maken9.

4.27.
De rechtbank is van oordeel dat REAAL bij [verzoeker] niet het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij zich nimmer op eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] zou beroepen. Het enkel 'stilzitten' op dit punt tot aan de brief van de advocaat van REAAL van 28 oktober 2019 is daarvoor in elk geval onvoldoende. Bijkomende omstandigheden als hiervoor bedoeld zijn de rechtbank niet gebleken. REAAL is in actie gekomen nadat zij (na verloop van enkele jaren) in december 2019 uiteindelijk de beschikking had gekregen over het proces-verbaal van de politie en de rapporten van de VOA en het NFI, waaruit zij het niet dragen van de veiligheidsgordel ten tijde van het ongeval (alsook het alcohol- en cocaïnegebruik van [verzoeker] voorafgaand aan het ongeval) definitief kon afleiden. Hiertoe verwijst de rechtbank naar de brief van de raadsman van REAAL van 3 januari 2020. Dat REAAL hier eerder al voldoende informatie over had, is niet aannemelijk geworden. Bovendien diende [verzoeker] er naar het oordeel van de rechtbank in alle redelijkheid rekening mee te houden dat hij vanwege het niet dragen van de veiligheidsgordel ten tijde van het auto-ongeval, niet al zijn schade vergoed zou krijgen en dus dat de omvang van de schadevergoedingsverplichting van REAAL daardoor lager zou zijn.

Billijkheidscorrectie

4.28.
[verzoeker] heeft het standpunt ingenomen dat indien sprake is van eigen schuld, op grond van de billijkheidscorrectie toch 100% van de schade door REAAL dient te worden vergoed. [verzoeker] heeft daartoe, samengevat weergegeven, aangevoerd (i) dat de wederzijdse ernst van de gemaakte fouten zulks rechtvaardigt, (ii) er sprake is van zeer ernstig letsel bij [verzoeker] als gevolg van het ongeval, (iii) er verzekeringsdekking voor de schade is en (iv) REAAL de schaderegeling ter hand heeft genomen en daarbij bij [verzoeker] het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt van volledige schadevergoeding.

4.29.
REAAL betwist dat toepassing moet worden gegeven aan de billijkheidscorrectie. [verzoeker] had niet als bestuurder van een auto aan het verkeer mogen deelnemen na het gebruik van alcohol en cocaïne en heeft verzuimd om zijn veiligheidsgordel te dragen, waarmee hij zelf willens en wetens risico's heeft genomen. Voor een correctie van het eigen schuld percentage is daarom geen plaats.

4.30.
De rechtbank ziet in de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en vanwege de ernst van het letsel van [verzoeker] aanleiding om toepassing te geven aan de in artikel 6:101 lid 1 genoemde billijkheidscorrectie. Daartoe is redengevend dat het aantrekken van de handrem van de auto door [voormalige trainer] een zeer ernstig (strafrechtelijk) vergrijp is waarbij hij willens en wetens het risico heeft genomen dat hij aan zijn medepassagiers ernstige schade zou toebrengen. Dat risico heeft zich hier op een ernstige en schokkende manier verwezenlijkt. Daartegenover staat de aanzienlijk minder ernstige fout van [verzoeker] dat hij zijn veiligheidsgordel niet heeft gedragen. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de gevolgen van het ongeval voor [verzoeker] zeer ernstig zijn. [verzoeker] is een jongeman van thans dertig jaar, die - naar het zich nu laat aanzien - blijvend hersenletsel bij het ongeval heeft opgelopen, vanwege zijn beperkingen onder bewind is gesteld, sinds het ongeval niet meer in staat is geweest om te werken en daarmee inkomsten te verwerven en door het UWV voor 100% arbeidsongeschikt is verklaard.

4.31.
Op grond van het voorgaande verdeelt de rechtbank de vergoedingsplicht als volgt. REAAL dient 85% van de schade van [verzoeker] te vergoeden en [verzoeker] dient 15% van zijn schade te dragen.

Slotsom

4.32.
Een en ander leidt tot de slotsom dat REAAL onder de WAM-verzekering voor 85% aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden dan wel nog zal lijden. De door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar.

Kosten

4.33.
De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking nemen, ook indien het verzoek niet geheel toewijsbaar is. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

4.34.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 7.191,03 aan kosten. REAAL heeft erop gewezen dat de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de genoemde SVI-dekking buiten beschouwing moeten worden gelaten, nu de kwestie van polisdekking niet in een deelgeschil aan de orde kan komen, aldus REAAL.

4.35.
Niet in geschil is dat het inroepen van rechtsbijstand door [verzoeker] in dit geval redelijk was. De rechtbank is met REAAL van oordeel dat de aldus gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen voor zover deze zijn gemaakt in het kader van het beroep op SVI-dekking, nu de kwestie van polisdekking, zoals hiervoor is overwogen, niet onder het bereik van de deelgeschilprocedure valt. Uit de bij de pleitnota overgelegde (meest recente) urenspecificatie van de raadsman van [verzoeker] valt niet af te leiden welke uren aan de WAM-aansprakelijkheid respectievelijk de SVI-dekking zijn besteed. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om een "SVI-korting" op de genoemde kosten toe te passen, in die zin dat de kosten ter zake de WAM-aansprakelijkheid naar redelijkheid op een bedrag van € 5.000,00 zullen worden gesteld.

4.36.
Nu [verzoeker] uiteindelijk 15% van de schade zelf moet dragen, ziet de rechtbank aanleiding om deze omstandigheid mee te wegen bij het vaststellen van de hoogte van de kosten van de deelgeschilprocedure, in die zin dat 85% van de in aanmerking te nemen kosten door REAAL aan [verzoeker] dient te worden vergoed 10.

4.37.
De rechtbank zal daarom de kosten vaststellen op € 4.250,00 (85% x € 5.000,00), te vermeerderen met het griffierecht ad € 83,00. REAAL zal tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker] worden veroordeeld. ECLI:NL:RBNNE:2020:3725