Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Almelo 150812 zware mishandeling door trap in gezicht; hoofdelijke aansprakelijkheid dader; bespreking diverse schadeposten

Rb Almelo 150812 zware mishandeling door trap in gezicht; hoofdelijke aansprakelijkheid dader; bespreking diverse schadeposten;

4. De beoordeling 

4.1  [gedaagde] heeft zijn aansprakelijkheid erkend, doch enkel voor zover het zijn eigen aandeel in de mishandeling betreft. Voor zover [gedaagde] heeft gesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen zijn aandeel in de mishandeling en de totale schade, dient dit verweer op grond van het bepaalde in artikel 6: 99 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te worden verworpen, nu vast staat dat de schade van [eiser] is ontstaan als gevolg van de mishandeling, gepleegd door drie personen tezamen en [gedaagde] niet heeft aangeboden te bewijzen dat de schade niet (volledig) door zijn aandeel in de mishandeling is ontstaan. 
Voor zover [gedaagde], evenals mogelijk de twee andere daders, gehouden is de schade van de mishandeling te vergoeden, is [gedaagde] daartoe ingevolge het bepaalde in artikel 6: 102 BW hoofdelijk verbonden. 

Voor zover [gedaagde] zich heeft beroepen op eigen schuld van [eiser], zal dat verweer, als zijnde niet dan wel onvoldoende onderbouwd, worden verworpen. De omstandigheid dat [eiser] eerder die nacht een vriend van [gedaagde] een klap heeft gegeven, kan niet worden gekwalificeerd als eigen schuld aan de later plaatsgevonden mishandeling, door onder meer [gedaagde]. Overigens heeft [gedaagde] blijkens de hierboven, onder de feiten weergegeven, door hem bij de politie afgelegde verklaring, ook onderkend dat [eiser] geen aanleiding voor de mishandeling heeft gegeven. 

Het vorenstaande brengt met zich dat [gedaagde] voor de schade die [eiser] heeft geleden en mogelijk nog zal lijden als gevolg van de mishandeling, aansprakelijk is. 

4.2  Vervolgens dient de aard en omvang van de schade, ingetreden als gevolg van de mishandeling, te worden vastgesteld. 

4.2.1  Mede naar aanleiding van hetgeen tijdens de comparitie is besproken en partijen bij conclusie van repliek, respectievelijk dupliek hebben gesteld, hebben partijen met betrekking tot (de omvang van) de navolgende schadeposten (gedeeltelijk) overeenstemming bereikt, althans is [gedaagde] bereid de volgende bedragen te vergoeden: 
-  lakschoenen       € 50,- 
-  eigen risico 2007      € 255,- 
-  ziekenhuis daggeld vergoeding   € 50,- 
-  reiskosten        € 45,- 
-  mantelzorg        € 525,- 
-  staafmixer        € 20,- 
-  monddouche       € 60,- 
-  kleding        € 200,- 
-   verlies arbeidsvermogen 1 jr  € 2.305,- 
-  medische informatie    € 81,70 
De vordering ter zake van deze schadeposten, in totaal een bedrag van € 3.591,70 ligt derhalve voor toewijzing gereed. 

4.2.2.  [eiser] is er, zo blijkt uit de conclusie van repliek, vanuit gegaan dat ook overeenstemming bestaat over de kosten van medicijnen/hulpmiddelen tot een bedrag van 
€ 75,- (productie 5.2 conclusie van repliek), kosten bezoek na thuiskomst € 100,-, dieetvoeding € 150,- en telefoonkosten € 50,-. Uit de conclusie van dupliek blijkt dat die veronderstelde overeenstemming er niet is. [gedaagde] heeft die schadeposten en/of de hoogte daarvan, niet erkend, integendeel, bestreden. Derhalve zullen de vorderingen ter zake van de hiervoor genoemde posten nog beoordeeld moeten te worden. Ter zake wordt als volgt overwogen. 

Medicijnen/hulpmiddelen 
Eiseres heeft in randnummer 16 van de dagvaarding gesteld deze kosten geschat te hebben op € 75,-. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een uitdraai van Menzis, vermoedelijk doelend op productie 4.11 en een aantal kopieën van doosjes Ibuprofen (productie 4.13), Paracetamol (productie 4.15, 4.16 en 4.19) en Temazepam (4.22). Uit deze producties blijkt dat zij deze medicatie, behoudens een doosje Paracetamol 500 mg voorgeschreven heeft gekregen van een arts. Ibuprofen 600mg is alleen op recept verkrijgbaar, evenals Temazepam. Gesteld noch gebleken is dat die voorgeschreven medicatie in 2007 niet in het verstrekkingenpakket van de basisverzekering vielen. Van de wel zonder recept verkrijgbare Paracetamol is geen enkel betalingsbewijs in het geding gebracht. De vordering zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. 

Kosten bezoek na thuiskomst/verhoogd bezoek 
De vordering ter zake zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Enerzijds is niet voldoende onderbouwd dat [eiser] meer bezoek heeft ontvangen dan zij gebruikelijk ontving en anderzijds is niet evident dat zulks tot relevante kosten voor versnaperingen leidt. 

Dieetvoeding 
Uit de informatie van de kaakchirurg blijkt dat [eiser] een week of zes tot acht aangewezen is geweest op vloeibaar dieetvoedsel. [eiser] stelt in randnummer 22 van de dagvaarding dat zij aansluiting heeft gezocht bij het budgethandboek van www.stimulansz.nl. De rechtbank heeft op die site geen normering ter zake kunnen terugvinden. Bij de schadestaat heeft [eiser] verwezen naar Nibud-normen. Zij heeft evenwel nagelaten dat op enige wijze inzichtelijk te maken, terwijl evenmin blijkt of een correctie is gemaakt in verband met de besparing van kosten van gewoon eten en drinken. De vordering zal derhalve als niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd worden afgewezen. 

Telefoonkosten 
De vordering zal als niet, dan wel onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. 

4.2.3  Voorts dienen, gelet op de bij repliek (productie 5.1) in het geding gebrachte, gewijzigde, schadestaat de vorderingen ter zake (gedeeltelijk nog te maken) kosten tandarts, schade sieraden, smartengeld, kosten blijvende invaliditeit en arbeidsvermogensverlies (de laatste post voor zover € 2.305,- te boven gaande), kosten rechtsbijstand, wettelijke rente, kosten medische adviezen en kosten Rekenbureau beoordeeld te worden. 
Ter zake wordt als volgt overwogen. 

Sieraden: 
De vordering ter zake van beschadigde sieraden zal worden afgewezen, wegens onvoldoende onderbouwing. Op geen enkele wijze is een begin van een onderbouwing gegeven voor de stelling dat [eiser] ten tijde van de mishandeling sierraden droeg, wat de (aanschaf)waarde daarvan is geweest, noch dat zij daadwerkelijk beschadigd zijn geraakt als gevolg van de mishandeling. De enkel overgelegde taxatie van reparatiekosten (productie 4.9 bij dagvaarding) is daartoe niet voldoende. Aan een bewijsopdracht wordt derhalve niet toegekomen. 

Tandartskosten:   
[eiser] heeft ter zake van haar vordering tandartskosten bij conclusie van repliek (productie 6 en 7.1) een offerte, alsmede een schrijven van tandarts [naam tandarts] in het geding gebracht, waaruit volgens haar blijkt dat zij als gevolg van de mishandeling ernstig beschadigde elementen heeft opgelopen, waarvoor een semi-permanente porselein restauratie heeft plaatsgevonden en definitieve sanering nog dient plaats te vinden. In de als productie 7.1 in het geding gebrachte brief van Menzis blijkt dat Menzis de tandartskosten niet zal vergoeden wegens gebrek aan een aanvullende verzekering. 
[gedaagde] heeft de causaliteit, alsmede de hoogte van deze vordering gemotiveerd bestreden en daartoe onder meer verwezen naar de producties 4.11 en 4.37 bij dagvaarding, waaruit blijkt dat Menzis in 2007 wel tandartskosten heeft vergoed en waarbij een offerte van tandarts [naam tandarts] in het geding is gebracht met een lager bedrag voor sanering, te weten  € 2.159,70. 
Gelet op de betwisting door [gedaagde] en de niet-verklaarde discrepantie tussen beide offertes van tandarts [naam tandarts], zal [eiser] de causaliteit tussen de mishandeling en de ontstane schade aan de elementen, als genoemd in de offerte van [naam tandarts] van 29 september 2011 moeten bewijzen, alsmede dat sanering redelijkerwijs overeenkomstig die offerte dient plaats te vinden. De rechtbank acht het opportuun een deskundige tandarts te benoemen, teneinde de causaliteit en omvang van de schade te beoordelen. 
De rechtbank stelt partijen voor één deskundige te benoemen, te weten de heer R. Rowel, gevestigd aan De Hilde 82 te Raalte, die zich tegenover de rechtbank desgevraagd bereid heeft verklaard als deskundige op te treden. 

De rechtbank stelt voor de volgende vragen aan de deskundige tandarts voor te leggen. 
1) Heeft [eiser] als gevolg van de mishandeling op 31 maart 2007 naast de door de kaakchirurg behandelde fracturen ook schade opgelopen aan elementen in de boven- en/of onderkaak? 
2) Zo ja, waaruit bestaat die schade? 
3) In hoeverre is de schade reeds hersteld? Is dat eventueel reeds uitgevoerde herstel afdoende? 
4) Indien herstel nog niet afdoende heeft plaatsgevonden, op welke wijze dient de schade dan (verder) hersteld te worden? 
5) als verdere behandeling noodzakelijk is, kunt u dan aangeven waaruit die behandeling dient te bestaan en welke kosten daarvoor redelijkerwijs gemaakt moeten worden? 
De deskundige heeft het voorschot op zijn kosten begroot op € 300,-. 

[eiser] zal zich bij akte dienen uit te laten over de vraag of zij bereid is zich door een deskundige tandarts te laten onderzoeken. Zij zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Partijen worden voorts in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over deze voorgenomen benoeming, de voorgestelde vraagstelling, waarbij zij in de gelegenheid worden gesteld suggesties voor aanvullende/gewijzigde vraagstelling te doen, alsmede over de kosten van de deskundige. 

De vraag of [eiser] nu wel of niet eerder voor tandartskosten verzekerd is geweest nu Menzis eerder tandartskosten vergoed (b)lijkt te hebben, kan onbesproken blijven, nu uit het schrijven van Menzis blijkt dat [eiser] thans geen aanvullende verzekering voor tandartskosten heeft en haar schadebeperkingsplicht niet zo ver gaat dat zij op grond daarvan gehouden is een aanvullende verzekering af te sluiten, noch daargelaten dat een dergelijke verzekering voor reeds bestaande schade niet meer kan worden afgesloten en een dergelijke verzekering feitelijk niet tot schadebeperking zal leiden, aangezien de verzekeraar de vergoede bedragen naar verwachting vervolgens zal verhalen op [gedaagde], zoals eerder ook reeds is gebeurd. 

Psychische schade/smartengeld   
Bij dagvaarding is in randnummer 12 met betrekking tot de psychische schade gesteld dat de medische eindtoestand is bereikt. Bij repliek is gesteld dat de klachten weer zijn toegenomen en [eiser] weer onder behandeling is bij Mediant, doch dat is op geen enkel wijze onderbouwd. De overgelegde, algemene artikelen over het posttraumatisch stress syndroom zijn daartoe niet voldoende. 
[eiser] verzoekt een deskundige te benoemen, [gedaagde] verzet zich daartegen uitdrukkelijk tegen. Op grond van de door [eiser] bij dagvaarding ter zake van psychisch letsel in het geding gebrachte stukken, blijkt voldoende dat zij ernstige psychische schade heeft opgelopen, bestaande uit onder meer angststoornissen. Voldoende aannemelijk is gelet op onder meer de rapportage (productie 3.5 tot 3.7 bij dagvaarding) van J.G.W. Wieringa, psychiater en de rapportage van S.C. van Weert (productie 3.8 tot 3.10 bij dagvaarding) psycho-sociaal werker, dat er sprake is van een posttraumatisch stress syndroom. 
De rechtbank zal er derhave vanuit gaan dat [eiser] als gevolg van de mishandeling leidt aan een posttraumatisch stresssyndroom. Indachtig de kosten verbonden aan een deskundigenonderzoek enerzijds en het gegeven dat dergelijke schade in samenhang met de opgelopen kaakfracturen tot een smartengeldvergoeding zullen leiden tussen een bedrag van ca. € 4.500,- en € 8.500,- (zie Smartengeldgids 2010 nummers 819, 826, 830, 831 en 835) anderzijds, zal de rechtbank afzien van het benoemen van een deskundige, teneinde de aard en omvang van het psychisch letsel nader vast te stellen. De rechtbank zal het smartengeld overeenkomstig het aanbod van [gedaagde] bij conclusie van dupliek (pagina 4) vaststellen op een bedrag van (afgerond) € 8.500,00, exclusief wettelijke rente. 

Toekomstig eigen risico 
Blijkens randnummer 19 van de conclusie van repliek vordert [eiser] alsnog een hogere vergoeding ter zake van eigen risico, te weten een bedrag van € 165,- ter zake van toekomstig op te souperen eigen risico, omdat zij voor haar psychische klachten nog wordt behandeld en voor tandartskosten nog zal moeten worden behandeld. Enerzijds hebben partijen tijdens de comparitie van partijen zoals verwoord bij conclusie van repliek en conclusie van dupliek, in beginsel overeenstemming bereikt over de door [gedaagde] te betalen kosten uit hoofde van het eigen risico. [eiser] heeft haar eis vermeerderd. Niet is gebleken dat [eiser] nog psychische hulp heeft en daarvoor kosten maakt. Voor zover het de te maken tandartskosten betreft, heeft [eiser], die heeft gesteld daarvoor niet verzekerd te zijn, geen eigen risico te verwachten. Zij zal de kosten immers zelf moeten betalen. Aan de hand van het deskundigenbericht ter zake zal beoordeeld moeten worden of en zo ja, welk bedrag [gedaagde] daarvan dient te vergoeden. De vordering zal derhalve als niet voldoende onderbouwd en deels ongegrond, worden afgewezen. 

Arbeidsvermogensverlies 
[eiser] stelt met een beroep op de in haar opdracht gemaakte berekening van  Het Rekenbureau (productie 4.39 en 4.40 bij dagvaarding) dat haar inkomensschade  € 4.610,- netto bedraagt. 
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en kort samengevat gesteld dat [eiser], die reeds volledig arbeidsongeschikt was en een WAJONG-uitkering genoot, geen verlies van verdienvermogen kan hebben. Dat algemeen geformuleerde verweer dient verworpen te worden. Ook iemand met een arbeidsongeschiktheidsuitkering kan onder omstandigheden benutbare mogelijkheden hebben die tot een inkomen kunnen leiden, dat hoger ligt dan zijn/haar uitkering. Derhalve zal beoordeeld moeten worden of [eiser] als gevolg van de mishandeling inkomensschade heeft geleden. Daartoe zal moeten komen vast te staan dat zij, zonder mishandeling, een inkomen boven haar WAJONG-uitkering had kunnen genieten en dat inkomen als gevolg van de mishandeling niet heeft kunnen realiseren. 

Blijkens productie 4.75 is [eiser] reeds medio 2004 uitgenodigd door de DCW voor begeleid werk en heeft er toentertijd een intake plaatsgevonden (productie 4.81). Met ingang van 1 oktober 2004 heeft [eiser] voor 35 uur per week bij Macet gewerkt (productie 4.91 en 92) in het kader van een leer/werktraject tot 12 maart 2005 (productie 4.97). 
Van 10 mei 2006 tot 9 november 2006 heeft [eiser] full-time gewerkt bij WISA (productie 4.100). Door bedrijfseconomische omstandigheden is de arbeidsovereenkomst niet verlengd. 
Per 1 oktober 2007 is [eiser] voor 18 uur per week gestart bij de DCW (productie 4.107 en 112). De arbeidsovereenkomst is voortgezet per 30 maart 2008 (productie 4.114) en is toen aangegaan voor de duur van 18 maanden gedurende 18 uur per week. 
Het Rekenbureau heeft de schade berekend, ervan uitgaande dat [eiser] zonder mishandeling reeds in 2007 een inkomen had kunnen verdienen (na inflatiecorrectie), gelijk aan dat in 2009. Het Rekenbureau heeft het inkomen van [eiser] over 2009 derhalve tot uitgangspunt genomen. Namens [eiser] is gesteld dat zij vanaf januari 2009 weer fulltime werkt (zie evenwel ook randnummer 21 bij conclusie van repliek) en kennelijk € 15.849,- bruto (zie Het Rekenbureau) heeft verdiend, doch dat is niet met bescheiden, een arbeidsovereenkomst of jaaropgave onderbouwd. Derhalve kan niet beoordeeld worden of aan de berekening van Het Rekenbureau de juiste gegevens ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank acht het op grond van de stukken in ieder geval aannemelijk dat [eiser] als gevolg van de mishandeling pas weer later bij de DCW is gestart, namelijk pas op  1 oktober 2007, terwijl dat anders waarschijnlijk eerder zou zijn geweest, waardoor er wel van enige inkomensschade sprake is, maar nu op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat [eiser] in 2009 daadwerkelijk full-time werkte en het inkomen als genoemd heeft verdiend, zal de vordering niet volledig kunnen worden toegewezen. 
[eiser] zal derhalve dienen te bewijzen welke inkomsten zij sinds de mishandeling feitelijk heeft genoten en welke inkomsten zij thans (theoretisch) nog kan verdienen. Zij zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte de betreffende inkomensgegevens in het geding te brengen. Vervolgens zal aan de hand van haar fictieve verdiencapaciteit voor de mishandeling, de omvang van de inkomensschade vastgesteld moeten worden. 

Kosten rechtsbijstand, medici en rekenbureau 
De kosten van Het Rekenbureau € 787,19 (inclusief BTW) zullen als in redelijkheid gemaakte kosten ter vaststelling van de schade worden toegewezen. 
De post kosten medici is niet voldoende onderbouwd en zal derhalve worden afgewezen. 
In afwachting van de verdere afhandeling van deze zaak na deskundigenbericht zal iedere verdere beslissing, te weten in het bijzonder die ter zake van kosten rechtsbijstand worden aangehouden. 

Wettelijke rente 
In afwachting van de verdere afhandeling van deze zaak na deskundigenbericht zal iedere verdere beslissing ter zake worden aangehouden.  LJN BX6818