Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 040621 hoofdelijke aansprakelijkheid voor mishandeling in groepsverband (2)

RBROT 040621 hoofdelijke aansprakelijkheid voor mishandeling in groepsverband

2.
De vaststaande feiten

2.1
Op 2 december 2018 heeft er een confrontatie plaatsgevonden in het portiek van de woning van [eiseres] tussen [eiseres] enerzijds en [persoon A] (hierna: [persoon A] ”) en [gedaagde 2] anderzijds.

2.2
Na de confrontatie is [eiseres] naar de spoedeisende hulp gebracht. Bij dat bezoek is een zwelling aan de buitenzijde van de rechter enkel en een schaafwond op de oorschelp geconstateerd.

2.3
[eiseres] heeft aangifte gedaan bij de politie. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt. [persoon A] en [gedaagde 2] zijn niet strafrechtelijk veroordeeld.

3.
Het geschil

3.1
[eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor het onrechtmatig handelen c.q. de mishandeling jegens [eiseres] ;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] als gevolg van voormelde onrechtmatige gedraging geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen om bij voorschot een vergoeding van € 4.000,- aan [eiseres] uit te keren;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de kosten van de procedure, alsmede de gebruikelijke nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.

3.2
[gedaagde 2] heeft mondeling verweer gevoerd en verklaard dat hij het niet eens is met de vordering. Verder verklaart hij dat hij [eiseres] niet heeft aangeraakt.

4.
De beoordeling

4.1
[gedaagde 1] is niet verschenen in de procedure. Tegen [gedaagde 1] is verstek verleend. Omdat [gedaagde 2] wel in de procedure is verschenen is dit vonnis op grond van artikel 140 lid 3 Rv een vonnis op tegenspraak. Dat betekent dat [gedaagde 1] in beginsel niet tegen dit vonnis in verzet kan.

Vordering tegen [gedaagde 1]

4.2
Nu tegen [gedaagde 1] verstek is verleend dient ten aanzien van de tegen haar ingestelde vordering op grond van artikel 139 Rv te worden beoordeeld of deze, gelet op hetgeen [eiseres] in de dagvaarding heeft gesteld, niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zodat deze wordt toegewezen met inachtneming van hetgeen vermeld onder 4.9 tot en met 4.12 van dit vonnis.

Vordering tegen [gedaagde 2]

4.3
[eiseres] stelt dat zij op 2 december 2018 is belaagd in het portiek van haar woning. [gedaagde 2] en [persoon A] hebben haar mishandeld, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft als gevolg van de mishandeling zowel materiele als immateriële schade opgelopen. [gedaagde 2] heeft bij conclusie van antwoord mondeling verweer gevoerd en aangegeven dat hij [eiseres] niet heeft aangeraakt. Vervolgens is een mondelinge behandeling bepaald, waarbij [gedaagde 2] niet is verschenen.

4.4
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling een uitgebreide toelichting op het incident gegeven. Zij heeft onder meer aangegeven dat zij bij haar jas is getrokken door [gedaagde 2] en hard is geduwd waardoor zij op de grond viel. Vervolgens zag zij [persoon A] op haar afkomen met gebalde vuisten. [persoon A] heeft met gebalde vuisten [eiseres] op het gezicht geslagen. Daarna heeft [persoon A] [eiseres] ook geschopt. Hierdoor raakte [eiseres] buiten bewustzijn. [eiseres] is daarna naar de spoedeisende hulp van het Sint Franciscus Gasthuis gebracht. Bij dat bezoek is een zwelling aan de buitenzijde van de rechter enkel en een schaafwond op de oorschelp geconstateerd.

4.5
Tegenover deze nadere onderbouwing door [eiseres] heeft [gedaagde 2] zijn betwisting onvoldoende gemotiveerd. Hij heeft slechts aangegeven dat hij het er niet mee eens is en dat hij [eiseres] niet heeft aangeraakt. [gedaagde 2] heeft niets aangevoerd ter verdere ondersteuning van deze “blote” betwisting. [gedaagde 2] is bovendien niet op de mondelinge behandeling verschenen en heeft de nadere toelichting van [eiseres] dus niet weersproken. Dit betekent dat de kantonrechter aan het verweer van [gedaagde 2] voorbijgaat. Het door [eiseres] gestelde feit dat zij door [gedaagde 2] bij haar jas is getrokken en hard is geduwd, waardoor zij op de grond viel is daarmee komen vast te staan. Hiermee heeft [gedaagde 2] zich in beginsel onrechtmatig gedragen jegens [eiseres] .

4.6
[eiseres] stelt dat zij als gevolg van de mishandeling schade heeft opgelopen. Zij stelt dat het letsel niet het rechtstreeks gevolg is van het handelen van [gedaagde 2] maar van de mishandeling door [persoon A] . [gedaagde 2] is vanwege zijn rol bij die mishandeling op grond van artikel 6:166 BW medeaansprakelijk voor het letsel veroorzaakt door [persoon A] , aldus [eiseres] .

4.7
Voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:166 BW gelden als hoofdvereisten dat sprake is van i) deelname aan ii) gedragingen waarvan de kans op het aldus toebrengen van schade de deelnemers had behoren te weerhouden daarvan, en die in iii) groepsverband hebben plaatsgevonden en die deelname aan de deelnemer iv) toerekenbaar is. Indien aan al deze vereisten is voldaan is de individuele deelnemer aansprakelijk voor de schade die door één van de deelnemers is toegebracht. Voor aansprakelijkheid van een deelnemer is niet vereist dat hij zelf schade heeft toegebracht.

4.8
Tussen de gedragingen van [gedaagde 2] en de gedragingen van [persoon A] aan het incident jegens [eiseres] bestaat een zodanige samenhang dat deze gedragingen als gedragingen in groepsverband kunnen worden gekwalificeerd. Verder had [gedaagde 2] behoren te begrijpen dat dit groepsoptreden het gevaar op het ontstaan van letsel bij [eiseres] in het leven riep en heeft hij door zijn actieve bijdrage, bestaande uit het op de grond duwen van [eiseres] , schuld daaraan. Hiermee is voldaan aan de vereisten voor de aansprakelijkheid van [gedaagde 2] op grond van artikel 6:166 BW.

Vordering tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2]

4.9
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor het letsel en de daaruit voortvloeiende materiële en immateriële schade die [eiseres] door de gedragingen in groepsverband heeft opgelopen. In zoverre wordt de gevorderde verklaring voor recht toegewezen.

4.10
[eiseres] vordert een schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Uitgangspunt is dat de kantonrechter de schade terstond bepaalt. Slechts indien nog niet mogelijk is om (een deel van) de schade te begroten is plaats voor een veroordeling tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Er is volgens [eiseres] thans nog geen sprake van een medische eindtoestand en daarom kan de omvang van de schade van [eiseres] nog niet definitief worden vastgesteld. Daarom zal de vordering van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, worden toegewezen zoals hierna vermeld.

4.11
In afwachting van de uitkomst van de schadestaatprocedure vordert [eiseres] een voorschot op de uiteindelijk toe te kennen schadevergoeding. Het gevorderde bedrag wordt op geen enkele wijze onderbouwd of nader toegelicht. [eiseres] heeft daarom niet aan haar stelplicht voldaan. Het verzochte voorschot wordt afgewezen.

4.12
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij ieder voor gelijke delen in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld zoals hierna vermeld. ECLI:NL:RBROT:2021:5078