Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 080317 Arm in maïshakselaar; inlener en werkgever machinist aansprakelijk; invoed eigen schuld in (vrijwarings)zaken t.o.v. eveneens ingeleend bedrijf

Rb Midden-Nederland 080317 Arm in maïshakselaar; inlener en werkgever machinist aansprakelijk; invoed eigen schuld in (vrijwarings)zaken t.o.v. eveneens ingeleend bedrijf

in vervolg op: rb-midden-nederland-261016-loonwerker-krijgt-hand-in-draaiende-maishakselaar-aansprakelijkheid-inlener-en-werkgever-van-machinist-partijen-moeten-zich-nog-uitlaten-over-eigen-schuld

2. De beoordeling 

In de hoofdzaak: 

Aansprakelijkheid Schimmel 

2.1. In het tussenvonnis van 26 oktober 2016 is onder meer geoordeeld dat Schimmel op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schade van X. De kantonrechter zal dan ook een verklaring voor recht geven op dit punt, zoals gevorderd, met dien verstande dat de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van ASR zal worden afgewezen, omdat ASR niet aansprakelijk is voor de schade. Als verzekeraar van Schimmel kan ASR wel gehouden zijn om de schadevergoeding 
te betalen aan X. 

Aansprakelijkheid Y 

2.2. In het tussenvonnis van 26 oktober 2016 is onder meer geoordeeld dat A, de machinist van de maïshakselaar, onrechtmatig heeft gehandeld tegenover X en dat Y als werkgever van A op grond van artikel 6: 170 BW (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schade van X. Daarnaast is in dit vonnis geoordeeld dat X een mate van eigen schuld heeft aan het ongeval en dat - in de verhouding tussen X en Y- een deel van de schade voor rekening van X dient te blijven. In vervolg hierop is in dit vonnis bepaald dat X zich schriftelijk dient uit te laten over zijn mate van eigen schuld in verhouding tot de hoofdelijke aansprakelijkheid van Yen dat Y en De Goudse vervolgens een reactie mogen geven op de akte van X. 

2.3. Artikel 6:101 lid 1 BW bepaalt dat wanneer de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist. 

2.4. X betoogt dat er in het geheel geen sprake is van eigen schuld aan zijn zijde, omdat hij zich niet anders heeft gedragen dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden zou hebben gedaan. Dat hij met zijn arm in de haksel/snijkooi is gegaan om te voelen of er achter/tussen de messen wellicht metaal zat is bij het oplossen van de storing een te verwachten gedraging. Hij voert aan dat hij wist dat er zich messen bevonden achter de klep, maar dat hij ervan overtuigd was dat deze niet meer draaiden. Naar de kantonrechter begrijpt betoogt X verder dat, voor het geval geoordeeld wordt dat wél sprake is van eigen schuld, dit vanwege de billijkheid niet tot gevolg moet hebben dat, in zijn verhouding tot Y, een deel van de schade voor zijn rekening blijft. Hij wijst in dit verband op de (feitelijke) gezagsverhouding tussen hem en Y, op de ernst van zijn letsel en dat er aan de zijde van Y sprake is van meerdere ernstig verwijtbare gedragingen. 

2.5. Y en De Goudse stellen dat X voor 100% eigen schuld heeft aan het ongeval, zodat de schadevergoedingsplicht van Y en De Goudse hiertegen weg valt. Hiertoe voeren zij aan dat X geheel op eigen initiatief zijn arm in de haksel/snijkooi heeft gestoken. Daarbij krijgt X zijn schade hoe dan ook vergoed, omdat bij vonnis van 26 oktober 2016 is geoordeeld dat Schimmel (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schade. Voor een billijkheidscorrectieis volgens Y en De Goudse geen plaats, omdat X daarvan niet zou profiteren, maar alleen Schimmel en ASR. 

2.6. In het tussenvonnis van 26 oktober 2016 is overwogen dat A als machinist van de hakselaar verantwoordelijk was voor het gebruik van de hakselaar en dat hij hierover de zeggenschap had. Hij heeft in strijd met de gebruikershandleiding van de hakselaar de motor niet uitgezet en hij heeft de contactsleutel niet verwijderd toen hij de cabine van de hakselaar verliet om op zoek te gaan naar de oorzaak van de storingsmelding, Vervolgens heeft hij X betrokken bij deze zoektocht. Hij heeft X immers de opdracht gegeven om de sleutel van de gereedschapskist te pakken waarmee de klep van de haksel/snijkooi kon worden geopend. A heeft X vervolgens niet gewaarschuwd voor de in de haksel/snijkooi aanwezige, nog steeds ronddraaiende, messen, hetgeen gelet op zijn verantwoordelijkheidals machinist van de hakselaar wel verwacht had mogen worden, Te meer nu het hier een deel van de hakselaar betrof waarmee X minder bekend was, omdat de klep van de haksel/snijkooi niet vaak wordt geopend. 

2.7. Daar staat tegenover dat X uiteindelijk op eigen initiatief zijn arm in de haksel/snijkooi heeft gestoken. Dit terwijl hij het vermoeden had kunnen hebben dat de messen in de haksel/snijkooi nog draaiden. Hij heeft immers verklaard dat hij de messen in de haksel/snijkooi niet hoorde; omdat het geluid van de motor van de maïshakselaar hier bovenuit kwam. X wist dus dat de hakselaar niet volledig uit stond en heeft desondanks zijn arm in de haksel/snijkooi gestoken en de waarschuwingsstickers op de hakselaar daarbij genegeerd. 

2.8. Gelet op voornoemde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de schade mede aan X kan worden toegerekend. Deze omstandigheden afwegende bedraagt de mate van eigen schuld van X 30%. Dit betekent dat X, in zijn verhouding tot Y, 30% van zijn schade zelf dient te dragen. De overige 70 is toe te rekenen aan Y. Er zijn in dit geval geen aanknopingspunten voor toepassing van de zogenoemde billijkheidscorrectie van artikel 6: 101 lid 1 BW. De omstandigheden die X in dit verband aanvoert zijn hiervoor onvoldoende. 

Proceskosten 
2.9. Schimmel, ASR, Y en De Goudse zullen (hoofdelijk) als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van X worden begroot op: 
- dagvaarding € 99,99 
- griffierecht € 471,00 
-salaris gemachtigde € 500,00 (2,5 punt x tarief € 200,00) 
Totaal € 1.070.99 

2.10. De gevorderde nakosten zullen op na te melden wijze worden toegewezen.

Vaststelling schade 

2.11. Alle partijen dienenzich op na te melden wijze uit te laten over het vervolg van de procedure, gelet op de vordering van X om de geleden en de nog te lijden schade, 
kosten en interesten nader op te maken bij staat.

In de vriiwaringszaken: 
2.12. De vorderingen in de vrijwaringszaken hebben tot doel om de onderlinge draagplicht van de schade tussen Schimmel en ASR enerzijds en Y en De Goudse anderzijds vast te stellen. Ter comparitie van partijen is verzocht ook in de vrijwaringszaken te beslissen. Voor de verdere beoordeling in de vrijwaringszaken stelt de kantonrechter het volgende voorop.

2.13. Artikel 6: 102 lid 1 BW bepaalt dat indien op twee of meer personen een verplichting rust tot vergoeding van dezelfde schade, zij hoofdelijk verbonden zijn. Voor de bepaling van hetgeen zij krachtens artikel 10 in hun onderlinge verhouding jegens elkaar moeten bijdragen, wordt de schade over hen verdeeld met overeenkomstige toepassing van artikel 101, tenzij uit de wet of rechtshandeling een andere verdeling voortvloeit.

Vrijwaringszaak 1 
2.14. Y en De Goudse betogen dat uitsluitend Schimmel en ASR de schade van X dienen te dragen. Primair voeren zij hiertoe aan dat Schimmel op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de schade van X. A, de machinist van de hakselaar, is volgens hen aan te merken als een ondergeschikte van Schimrnel. Immers, Schimmel had de regie over het geheel van de werkzaamheden op de dag van het ongeval. Daarnaast is sprake van functioneel verband tussen de aan A opgedragen taak en de fout van A. De fout van A vloeide immers rechtstreeks voort uit het verrichten van de werkzaamheden met de hakselaar voor Schimmel, die aanwijziugen en instructies kon geven. Tevens wijzen Y en De Goudse op het arrest van de Hoge Raad van 3 mei 1996 (Daalimpex/Heeringa).

Subsidiair voeren zij aan dat Schimmel en ASR de volledige schade dienen te dragen op grond van artikel 6:102 lid 1 BW in samenhang met artikel 6:101 BW. Schimmel was immers goed op de hoogte van de werking van de maïshakselaar, de daaraan verbonden gevaren, de omstandigheid dat de hakselaar regelmatig uitvalt wegens een storing en dat deze storing dan door de aanwezige betrokkenen moet worden opgelost. Schimmel heeft echter geen maatregelen getroffen om te voorkomen dat X zijn arm in de haksel/snijkooi zou steken. Ook A heeft geen instructies van Schimmel ontvangen over zijn veiligheid en die van het overige personeel bij het oplossen van een storing. Omdat de omstandigheden die hebben geleid tot het ongeval zich volledig afspeelden binnen de door Schimmel gecoördineerde werkzaamheden en omdat deze binnen de risicosfeer van Schimmel vielen, dienen deze omstandigheden op grond van artikel 6:102 lid 1 BWen artikel 6: 101 BW te worden toegerekend aan Schimmel, aldus A en De Goudse. 
Meer subsidiair voeren zij aan dat ztj op grond van artikel 6:101 lid 1 BW de eigen schuld van X kunnen tegenwerpen aan Schimmel en ASR bij de verdeling van hun onderlinge draagplicht. Gelet op de aanzienlijke mate van eigen schuld van X, dient de vergoedingsplicht van A en De Goudse op nihil te worden gesteld. 

2.15. Schimmel en ASR betwisten dat Schimmel op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de schade. A is namelijk geen ondergeschikte van Schimmel. Schimmel had de maïshakselaar met machinist juist ingehuurd, omdat het rijden op een hakselaar zeer specialistisch werk is. Omdat Schimmel van deze werkzaamheden geen verstand had, was hij redelijkerwijs ook niet bevoegd om aanwijzingen en/of bevelen te geven aan de machinist van de hakselaar. Daarnaast is er volgens Schimmel en ASR geen functioneel verband tussen de aan A opgedragen taak en de fout. Door de aan A gegeven opdracht is de kans op een fout door A niet objectief, dat wil zeggen volgens statistische ervaringsregeling, verhoogd. Het is nooit eerder voorgekomen dat de klep van de haksel/snijkooi moest worden geopend tijdens de maïsoogst. Verder had Schimmel geen juridische zeggenschap over de gedragingen van de machinist, omdat hij geen kennis had van en geen ervaring had met de bediening van een maïshakselaar. Dat was juist de reden voor bet inhuren van de hakselaar met machinist. Volgens Schimmel en ASR is de zaak waar het hier om gaat niet te vergelijken met de situatie van het arrest Daalimpex/Heeringa, waarnaar Y en De Goudse verwijzen. Gelet hierop kunnen de artikelen 6:102 lid 1 BW en 6:101 BW niet leiden tot het oordeel dat uitsluitend Schimmel en ASR de schade van X dienen te dragen. Verder betogen Schimmel en ASR dat zij gelet op de eigen schuld van X niet aansprakelijk zijn voor zijn schade. 

2.16. De kantonrechter is van oordeel dat A niet is aan te merken als een ondergeschikte van Schimmel in de zin van artikel 6:170 BW. Vast staat dat Schimmel een maïshakselaar met machinist had ingehuurd vanwege het specialistische karakter van de hiermee gepaard gaande werkzaamheden. Schimmel had deze kennis en ervaring niet. Schimmel had dan ook niet de bevoegdheid om aan A als zijn ondergeschikte voor specifieke werkzaamhedenrond de maïshakselaar aanwijzingenen bevelen te geven. Omdat A niet is aan te merken als een ondergeschikte van Schimmel hoeft de vraag naar het functioneel verband tussen de opgedragen taak en de fout niet besproken te worden. Omdat Schimmel niet bevoegd was om instructies te geven aan A, althans geen instructies die betrekking hadden op de specifieke werkzaamheden rond de maïshakselaar. gaat het beroep op het arrest Daalimpex/Heeringa in dit geval niet op. Het primaire standpunt van Y en De Goudse leidt dus niet tot het oordeel dat Schimmel en ASR de volledige schade van X dienen te dragen. Ook hun subsidiaire en meer subsidiaire standpunten leiden niet tot dit oordeel. Voor een bespreking van de stellingen op dit punt verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 26 oktober 2016. 

2.17. De kantonrechter is van oordeel dat Schimmel en ASR enerzijds en Y en De Goudse anderzijds op grond van artikel 6:102 lid 1 BW in samenhang met artikel 6:101 lid 1 BW in beginsel ieder 50% van de schade van X dienen te dragen. Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen zijn er geen aanknopingspunten om tot een andere verdeling van de draagplicht te komen. In de verhouding tussen X en Y en De Goudse heeft de eigen schuld van X echter invloed op de omvang van de aansprakelijkheid van Y. Zoals hiervoor in de hoofdzaak is overwogen is Y als gevolg van de eigen schuld van X ten opzichte van X aansprakelijk voor 70% van zijn schade. Schimmel en ASR dienen dan ook de helft van hetgeen waartoe Y en De Goudse in de hoofdzaak jegens X zijn verroordeeld - te weten dat zij 70% van zijn totale schade moeten vergoeden - aan Y en De Goudse te betalen. De kantonrechter zal aldus beslissen. 

2.18. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in de vrijwaringszaak geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. 

Vrijwaringszaak 2 

2.19. Schimmel en ASR betogen dat uitsluitend Y de schade van X dient te dragen. Hiertoe voeren zij aan dat A onrechtmatig heeft gehandeld. Hij heeft immers, in strijd met de gebruikershandleiding van de maïshakselaar. de motor van de hakselaar niet uitgezet en de contactsleutel niet verwijderd toen ze op zoek gingen naar de oorzaak van de storingsmelding. Daarnaast heeft hij X de opdracht gegeven om de klep van de haksel/snijkooi te openen. Y is als werkgever van A op grond van artikel 6: 170 BW aansprakelijk voor de gevolgen van dit onrechtmatig handelen. 

2.20. De kantonrechter verwijst voor een bespreking van de stellingen van Schimmel en ASR op dit punt naar het tussenvonnis van 26 oktober 2016. 

2.21. Zoals hiervoor in de hoofdzaak is overwogen is Y, gelet op de eigen schuld van X, jegens hem aansprakelijk voor 70% van de schade en Schimmel voor 100%. In aansluiting op hetgeen hiervoor onder 2.16 is overwogen dient Y in het kader van de vaststelling van de onderlinge draagplicht (de helft van 70% is) 35% van hetgeen waartoe Schimmel en ASR in de hoofdzaak jegens X zijn veroordeeld - te weten dat zij 100% van de schade moeten vergoeden - aan Schimmel en ASR te betalen. De kantonrechter za! aldus beslissen. 

2.22. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in de vrijwaringszaak geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Met dank aan: John Roth, SAP advocaten , voor het inzenden van deze uitspraak

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-midden-nederland-080317