Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 200814 onvoldoende gesteld voor onrechtmatigheid proceshouding ziekenhuis

Rb Noord-Holland 200814 aansprakelijkheid ziekenhuis voor missen diagnose herseninfarct ogv deskundigenbericht; 20% aansprakelijkheid;
- geen schade door verkeerde diagnose huisarts; vordering afgewezen;
- onvoldoende gesteld voor onrechtmatigheid
 proceshouding ziekenhuis

– kosten tijdens minnelijke fase na erkenning aansprakelijkheid in procedure begroot op twee punten van het liquidatietarief

2 De feiten

2.1.
In de nacht van 3 op 4 juni 2008 is [eiser], geboren op [geboortedatum], onder meer bekend met diabetes mellitus en in de voorgeschiedenis een myocard infarct, onwel geworden.

2.2.
[eiser] is die nacht op de Afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) van het Rode Kruis ziekenhuis te Beverwijk gezien en na onderzoek naar huis gestuurd onder verdenking van een vestibulair syndroom.

2.3.
In de ochtend van 4 juni 2008 heeft de echtgenote van [eiser] gebeld naar de praktijk van huisarts [huisarts] te [woonplaats 1] met de mededeling dat zij graag een visite wilde en dat [eiser] die nacht in het ziekenhuis was geweest; hij nu verward was en klam aanvoelde, maar dat het bloedsuiker normaal was. [gedaagde sub 2], waarnemend huisarts, heeft de visite afgelegd. Zij was op dat moment in opleiding en zou die eind juni 2008 afronden.

2.4.
Bij de visite heeft [gedaagde sub 2], op grond van informatie van de echtgenote van [eiser] en door haar bij [eiser] verricht onderzoek, de waarschijnlijkheidsdiagnose van de SEH, zijnde vestibulair syndroom of labyrintitis, overgenomen.

2.5.
Aan het eind van de ochtend heeft de echtgenote wederom gebeld met de huisartsenpraktijk met de mededeling dat het drinken nog steeds niet ging en dat [eiser] donker bloed had opgehoest. Vervolgens heeft [gedaagde sub 2] contact opgenomen met een internist van het Rode Kruis waarna zij aan de echtgenote heeft medegedeeld dat [eiser] werd verwacht op de SEH.

2.6.
Bij zijn bezoek aan de SEH is [eiser] vervolgens opgenomen op de afdeling neurologie wegens een cerebellair infarct (een herseninfarct). Deze diagnose was zowel door de SEH in de voorgaande nacht en door [gedaagde sub 2] die morgen gemist. [eiser] is ongeveer vier weken opgenomen geweest.

2.7.
Op 21 juli 2008 is [eiser] begonnen met revalidatie dagbehandeling in het revalidatiecentrum Heliomare. Na het beëindigen van de behandeling werd [eiser] behandeld door een fysiotherapeut.

2.8.
Op 19 mei 2009 heeft Het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Amsterdam – als een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van de handelswijze van [gedaagde sub 2] naar voren brengt zonder daarop het stempel van laakbaarheid te drukken – [gedaagde sub 2] de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Op 10 juni 2010 heeft Het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg het beroep van [gedaagde sub 2] tegen die uitspraak verworpen.

2.9.
Op 15 februari 2012 heeft mr. O.L. Nunes aan mr. B. Wernik een brief geschreven waarin onder meer het volgende staat geschreven:
“Hierbij kan ik u namens het Rode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk berichten dat aansprakelijkheid wordt erkend voor het niet adequaat verrichten van (neurologisch) onderzoek in de nacht van 3 op 4 juni 2008 op de afdeling Spoed Eisende Hulp waardoor een mogelijk CVA niet kon worden uitgesloten.
Voorts bericht ik u namens [gedaagde sub 2] dat aansprakelijkheid wordt erkend voor het niet adequaat (neurologisch) onderzoek verrichten tijdens de visite die op 4 juni 2008 bij uw cliënt is afgelegd.
Gezien deze erkenningen stellen cliënten voor om (alsnog) in onderling overleg minnelijk een neurologische expertise in te winnen teneinde aard en de omvang van de (gezondheids)schade in kaart te brengen.”

2.10.
Rode Kruis en [gedaagde sub 2] hebben bij wijze van voorschot op de geleden schade € 20.000,00 aan [eiser] betaald.

2.11.
Op 7 juni 2013 heeft prof. dr. [neuroloog], neuroloog, op gezamenlijk verzoek van partijen een medische rapportage uitgebracht over onderhavige zaak.

3 Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na wijziging eis – samengevat – hoofdelijke veroordeling tot betaling door Rode Kruis en [gedaagde sub 2] van € 10.000,00 aan smartengeld, € 11.500,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en tot betaling door Rode Kruis van € 65.000,00 aan materiële schade; een en ander te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat Rode Kruis en [gedaagde sub 2] door het missen van de diagnose van een herseninfarct zijn tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst waardoor hij schade heeft geleden. Bovendien hebben zij onrechtmatig gehandeld doordat [eiser] wegens hun proceshouding lang op schadevergoeding moet wachten.

3.2.
Rode Kruis en [gedaagde sub 2] voeren verweer.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

(...)

Proceshouding

4.15.
[eiser] heeft schadevergoeding gevorderd op grond van de – naar de rechtbank begrijpt vertragende – proceshouding van Rode Kruis. De rechtbank vult de rechtsgronden aan en constateert dat een vergoeding voor schade daardoor slechts dan aan bod kan komen indien die proceshouding onrechtmatig is jegens [eiser]. [eiser] heeft echter onvoldoende gesteld dat sprake is van onrechtmatigheid. Ongenoegen over het feit dat Rode Kruis aansprakelijkheid eerst na aanvang van een gerechtelijke procedure heeft erkend en over het feit dat [eiser] lang op de schadevaststelling moet wachten, is – bij gebrek aan verwijtbaarheid – geen grond voor het aannemen van onrechtmatigheid. Derhalve komt daardoor veroorzaakte schade niet voor vergoeding in aanmerking, zodat de vordering wordt afgewezen.

ECLI:NL:RBNHO:2014:12412